GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is Prof. Hepps conclusie juist?

In „The Standard Bearer" schrijft Ds H. Hoeksema:

We liebLïen reeds opgemerkt, dat Dr Hepp 'het aiwii'kend gevoelen, d'at hij bestrijdt in zijn derde brodhure, hoog ernstig acht. In het vierde hoofdstuk worden niet miü'der dan de volg-emde dAvalingen aan de door hem bestredenen toeg-escOireven.

1. De ioDöhening van de senlieid van den persoon des Middelaars. D'it is de dwialing, die door de dogmerihistorie gewöonlijli; aan dien naam van Nestorius wordt ver'bonden. Er zijn in Christus twee personen: een Goddelijke en een menschelijke persoon. De twee naituren in Ghristus worden door deze dwaling ook gescheiden.

2. In nauw verband met bovenstaande dwaling vindt Dr Hepp in het afwijkend gevoelen de 'voorsttelling van een dntobelen G'hristus. De Zoon lieeft een vleescJi'elijken persoon aangenomen. De iwofessor noemt hier de dwaling van Adoptianisme.

3. Hieruit volgt alweer de dwaling, dat niet de Middelaar naa.r zijn menschelijke natuur, malar de mensöhelijke naltuur iheeft geleden, is gestorven, begraven, opgestaan en ten hemel gevaren. Dat 'hierdoor het werk des Middel'aars van zijn oneindig© waïirdij wordt Iseroofd, is duidelijk.

De looöheniug van de Goddelijke eer der aanbidding, di© den Middelaar wordt bewezen als het Lam, d'at staat alis geöïadht. Is dat Dam immers een mensc'helijk persoon, dan is aanbidding van het Lam mensc'hver'goding.

5. De vernedering van Clhristus als memsöli. Is Ohristus een mensdhelük persoon, dan is Hij een individu onder andere individuen en door deze aangevuld.

6. De dwaling, dialt Christus dan zelf zondaar is en de loochening der verzoening. Een bloot en zondig mensoh kan immers onmogelük vo'or anderen betalen.

Het laat zich verstaan, dat Dr Hepp, zooveel schrikkelijke dwalingen ontdekkend in het 'afwekend gevoelen, zidh gedrongen gevoelde tot bet scbrijven van 'brodhur'eiH. O'ot al rechtvaardigt dit m.i. zijn optreden niet, dewijl hij imm'ers zelf lid is van de door de Synode benoemde commisisie van acht, het is tooh begrijipelijk, d'at hij op de 'deliberaties van die oommissie niet meende te kunnen w'achten, waar hiji zoo dreigende deformatie meende te zien. De d)waiingen, die bjj in het vierde h'oofdstnk opsomt raken inderdaad de grondslagen, niet istecihts Van liet Gereformeerde belijden, maar van beit Christendom in zijn breedsten zin!

Slechts blijft bet een vraag, waarom de professor niet aanstonds den weg bewandelde der 'kerkelijke discipline en een formeel© aanklacht indiende tegen de voorstanders van het afwijkend gevoelen, nadat het gebleken was, dat by met perstoonlijk gesprek niets kon vorderen

Intusscben .moet de lezer wel versltaan, dat het afwijkend gevoelen deze dwalingen nimmer beeft geleerd, nodli ook ooit Zal toestemmen, dat het die bedoelt te leeren.

Dr Hepp weet dit ook wel. Hij scbrijift op pag. 58: „Ik weet het wel: die consequenties accepteert bet niet. Ik kan daarover mijn blijdschap niet genoeg uiten". En op p. 60: „Dat wil 'het afwijkend gevoelen niet. Het belijdt zoo mogelijk nog hartelijker dan wij: ontvangen van den Heiligien Geest, geboren uit de maiagd Maria. D'aarnit sdheppen wij moed".

Al de dwalingen boven genoemd zijn dus consequenlties, die door Dir Hepp worden getrokken uit de voorstelHng Van het afwijkend gevoelen. Het moet, redeneert ihet slecbts consequent door, al die s'chrikkelyke dwaling'en aanvaarden, volgens den professor.

We staan duJs voor de vraag of Dr Hepp metterdaad in zijn brodhiire 'bewezen beeft, dat de beschouwing van bet afwijkend gevoelen : aamgaande den Persoon en de naturen van den Middelaar dusdanig is, dat de gevolgtrekkingen van zijn bestrijder niet alleen gewettigd zijn, maar ook met strikte noodwendig held mt die ééne grondbesöhouwing volgen. Dan alleen beeft Dr Hepp recht om die gevolgtrekkingen te maken. Dan alleen is bet hem gelukt om aan te toonen, dat de grondstelling Van bet afwijkend gevoelen metterdaaid een gevaarlijke ke'ttterij is. Is er geen andere verklaring van zijn voorstelling mog-elijk? Leert het afwijkend gevoelen metterdaad de Nestoriaanscbe Iketterij'? Lijdt dit laatste hoegenaamd geen twijfel?

Dtoze vragen dringen ziob des te sterker op, omdat bet afwijkend gevoelen volgens Dr Hepp zelf de consequenties door dezen getrokken niet wil aanvaarden.

In antwoord op deze vraag vril it allereerst epmerten, dat in de derde brochure m.i. Dr Hepp veel meer grond schijnt te hebben voor zijn aanval en waarschuwing dan bij die bad in de tweede. Daar was bet grootendeels, indien nieit geheel en al, een Icwestie van termen, die door Dr Hepp zus, door het afwijkend gevoelen zoo werden opgevat. Dat d'it ook bet geval is met de brodbure over de vereeniging van de twee natirren van Christus, iis wel reeds beweerd ('k las het rteeds in één der Nederlandsche bladen), en ik wil ook de mogelijkheid er van niet ontkennen, maar is mij toch nog niet duidelijk geworden.

'k Dadht hieraan reeds in verband met de door mij gem^aakte opmerking over Dr Dooyweerd's vereenzielviging van „persoon" en „hart". Dr Waterink vereenzelvigde destijds „persoon" en „geest"' in zijn gesdhrift over den oorsprong en het wezen der ziel. En hij stelde zich ^daardoor bloot aan de beschuldiging van ApoUinarianisme, de 'leer, dat de Persoon des Zoons in de menlschelijk© natuur de plaats innam van den mensöhelijken geest, zood'at de Middelaar geen volkomene menscheiyke natuur 'bad. En ik stel er nog altijd belang' in te weten, hoe dit ten slotte door Dr Waterink is opgelost. Maar soortgelijke vraag kwam bü mij op, toen ik in de Wijsbegeerte der Wetsidee las, dat „hart" en „persoon" betzelfde zijn. Heeft bij de vleeschwor'ding des Woords de Zoon de plaats ingenomen van bet ooaenscbelijk hart? Of, indien ook Obristuis een mensdbelijk hart beeft, zijn er in Hem daal twee personen?

Maar bovendien acht ik de aanhaling, die door 'Dr Hepp gem'aakt wordt uit Dr VoUenhoven's „Het Calvinisme en de Reformatie der Wijsbegeerte' en waarop de aanvaller zijn aanHadbt grondt, metterdaad, op zijn zachtsit gesproken, duister.

Dr Hepp maakt ondersclbeid tussoben de „thematisobe" en de „sobematiscbe" voorstelhng ten dezen opzichtte.

Of hij de eerste voorsteUing recht laat wedervaren, kan ik niet beoordeelen.

Zij kwiam slechts voor in een artikel, zooals Dr Hepp zelf opmerkt, dajt iifc niet in mijn bezit heb en ook niet heb geleden. Ik vermoed, dat zij de voorstelling is van zekeren beer A. Janse, die in verband met deze kwesties nog al eensi genoemd wordt in Nederland.

De aanhaUng gemaaikt in verband met de „sohemJatisdhe" voorstfeHing kOn ik echter wèl controleeren. Ze is gedaan, uit bet reeds eerder genoemde werk van Dt VoUenhoven: „Htet Calvinisme en de Reformatie des Wijisibeigeert©", Aanteekening 188. Ze luidt als volgt:

„Keeren we tlhans tot „anhypostatisdb'' terug. Daar men plus-minus 360 het woord „hypostasis" in de leer omitrent God giaat gebruiken in den zm van Persoon (in het Goddelijk Wezen) beteekent „anhypostatisoh" sindsdien „niet 'n Persoon hebbend". Vandaar dat de'ze term, die volgens Sophocles, t. a. p., in deze beteeikenis bet eerst bij Gregorius van Nianz (I 749 C) voorkomt, alleen bet realisme in bet gevlei kwam, terwijl nominalisten als Johannes Pbiloponus hem verwierpen — zie Th. Hermann, a. art., pag. 232. —• Tegenwoordig wendt men hem ook wel in 't noniinalistisöbe kamjpi aan: de menschelijke natuur van den Middelaar zon niet on-Persoonlijk, maar on-persoonlijk zijn! Vat men de uitdrukking zóó op, dan is ze monop'hysitiscb en dus te verwerpen''.

Hier ia allereerst op te merken, dalt hieel de bestrijding van Dr Hepp, voorzoover bet de „schematische" voorsteffing betreft, berust op deze ééne aanhaling. Wel verwijst biJ ook naar ^andere uitspraiken in 'bet boek van 'Dr VoUenhoven, Zooals b.v. de instemming, die deze betuigt met de uitspraak der Gappadociers dat „indien Christus niet volledig menscb was en is, ook de Zijnen niet door Zijn lijden volledig zijn verlost'', en met de formul© van de synode van 377, dat de ZOon van God „een voiledigen menscb heeft aangenomen": 'zoowel ais met de idtspraak van Augustinus, dat de tweede Persoon van bet „goddelijk weezen - den mensoh Jezus OhristuiS aajinam". Maar feitelijk berust heel de bestrijding van Dr Hepp toch op de ééne aanbahng 'boven weergegeven. Dat maakt de brodbure niet sterk. Het is wel eenigS'Zins bedenkelijk om iemand te veroordeelen en van zoovele en zoo gruwelijke ketterijen te beschuldigen, als Df Hepp bij gevolgtrekking doet, op grond van een enikele aanhaling uit een 'boek van driehonderd paJgina's, eene aanhaling, die bovendien ook nog niet uit bet boek zelf, maar uit eene aanteekening genomen is.

En de allereerste gevolgtrekking, waarop aUe andere rusten, die Dr Hepp uit deze aanhaling maakt, is uitgedrukt in de woorden:

„Maar is uit dit alles een andere gevolgtrekking te maken dan dat zonder mensöbelijken persoon de Middelaar geen voUedig mensoh zon zijn en dat de tweede Persoon met de menschelijke natuur ook «en mensdhelijken persioon beeft aangenomen? '' pag. 28.

De gevolgtrekking is dus: Christus heeft bij Zijne vleeschwording met de mensohelijke natuur ook een mensdhelijken persoon aangenomen; ergo: Christus is twee personen!

En let er wel op: dit reeds ia een gevolgtretting van Dr Hepp. Nergens wordt 'dit met zooveie woorden door Dr VoUenhoven geleerd.

En uit deze eerste gevolgtrekking worden v0'0> rts alle andere gevolgtrekkingen gemaaikt. Als 'de eerste gevolgtreikking niet met absolute noodwendigheid volgt uit de aarihaJing van 'Dr VoUenhoven door Dr Hepip gemaaJkt, dan vallen ook alle andere consequenties. Dat maakt de bewijövoering van Dr Hepp m.i. precair.

Want alles komt hier ten slo'tte aan op deze ééne vraag: volgt uit de aanhaling vian Dr VoUenhoven's 'Boek met volstrelkte noodzakelijkheid, dat 'deze leert, 'dat Christus een menscheiijiken persoon heeft aangenomen en twee personen is? Laten de woorden van Dr VoUenhoven geen an'dere mogelijkheid over, geen andere verklaring toe?

'Dr Hepp meent: er is uit dit alles geen andere gevolgtrekking te maken.

Met de waarheid van 'deze bewering staat of valt zijn heele brochure.

Laat ons 'dan eens ziien.

Ik bedoel «hans in iet geiheel niet om "vast te stellen, •wat Br VoUenhoven. in de boTengenoemde aanhaling heeft bedoeld. Nog veel minder ligt bet in mijne bedoeling 'heon te verdedigen. Het is mijn overtuiging, dat de laatste twee zinnen van de alinea door Dr Hepp uit Vollenboven's boek aange'haald, metterdaad behoefte hebben aan nadere verklaring. En om di© laatste twee zinnen gaat 'het uitsluitend. Ze zijn:

1. Tegenwoordig wendt men 'hem ook wel in bet nominaUstisohe kamp aan: de mensobelijke natuur van den Middelaar zou niet on-Persoonlijk, maar on-persOonlijk zijn!

2. "Vat men de uitdrukking zóó op, dan is ze monopbysitisdh (behoorende bij de leer, dat er sledhts ééne natuur in Qhristus is. H. H.) en dus te verwerpen.

Ik meen, dat deize zinnen behoefte Iheibben aan nadere verklaxing. Maar dan door den s o h r ij- V e r zelf. Ik gevoel mij niet in staat om zult een nadere verildaring te geven. Precies wiat Dr VoUenhoven bier bedoelt is mij niet duidelijk, is mij ook niet duidelijk: geworden, nadat ik geheel het verband nog eens nagelezen heb, waarin de aanteekening behoort. Ik geloof ook niet, dat Dï Hepp dit kan doen. Beter ware het geweest, indien Dr Hepp aan Dr VoUenhoven zelf verzoaht bad, zioh hierover nader te verklaren. En dit ia blijkbaar niet geschied.

Het is dus niet mijne bedoeling met zeikeiflieid vast te stellen, wat Dr VoUenhoven in boven weergegeven aamhaling bedoelt. Wel bedoel ik op de proef te stellen de bewering vaa Dt Hepp, dat z ij n gevolgtrekking de eenig mogelijke is.

Dat 'hier iets niet in den baak is, blijlkt reeds uit de tweede zin. Bv Vollenhoven bedoelt met zijne voorstelling bet monophysitisme te bestrijden. Dr Hepp maait bem ecbter een navolger van Nestorius. Dit doet reeds vermoeden, dat hier ergens misvensitand in het spel is.

Düoh laat mij, terwille van de argumentatie, een reekis steJUingen, ware en valsdhe, postuleeren, om den lezer een indrut te geven op hoeveel verschillende wijzen gesproken kan worden over de vereeniging der l)eide maturen van Ohristus in verband met den Persoon des Middelaars. Hier volgen ze:

1. Dte Persoon des Zoons nam de an-Hypostatisohe (on-Persoonlijke) menisohelijke natuur aan. (Let op de hoofdletter in P e r s o o n 1 ij k).

2. De Persoon des Zoons nam de an-hypostatisohe (on-persoonlijke) mensdhelijke natuur aan. (Let op de (kleine letter in persoonlijk).

3. De Persoon des Zoons nam met de mensohelijke natuur ook eenen menschelijken persoon aan.

4. De twee naturen van Ohristus bestaan in eehheid des Persoon».

5. De twee naturen van Ohristus bestaan in eenheid des perHOons.

6. De eenheid des persoons van den Middeilaar bestaat in de twee naturen.

7. De eenheid des Persoons van den Middelaar bestaat in de tweeheid der naturen.

8. De eenheid des persoons van den Middelaar bestaat uit de twee naturen.

9. De eenheid des Persoons vtan den Middelaar bestaat uit de twee naturen.

10. De menschelijk© natuur van den Middelaar bestaat on-persoonlijk. (Dit is nog iets anders dan te zeggen, dat Hij de onpersoonlijke mensohelijke natuur heeft aangenomen. De vraag is: bestaat de menschelijke natuur van den Heiland n a de vleeschwording nog onpersoonlijk? Of is het mogelijk om de beide vol te houden: er is slechts één Persoon ia den Middelaar, m'aar in dien eenen Persoon bestaat toch de mensohelijke natuur persoonlijk? )

11. D'e mienscheljjike natuur van den Middelaar bestaat on-Persoonlijk.

12. De mensohelijke natuur van den Middelaar bestaat persoonlijk in den éénen Persoon.

13. De mensohelijke natuur van den Middelaar bestaat Persoonlijk.

14. De mensohelijke natuur van den Middelaar bestaat en-hypostatisoh (in een persoon).

15. De menschelijke natuur van den Middelaar bestaat en-Hypostatisdh (in den goddelijken Persoon des Zoons).

Wat beweert nu Dr Hepp van de voorstelling van Dr Vollenhoven? Dat deze met nooidzalkeliike consequentie moet leeren stelling 3 en stelling 14. Dat de Persoon des Zoons eenen persoon heeft aangenomen; en dat de menschelijke natuur van Christus dus iu een eigene hypostase bestaat.

'Dit zegt Dr Vollenhoven echter niet. Het is ook mogelijk, dait hij bedoelt stelling 10 te verwerpen, teriwijl hij stelling 2 handhaaft, dat hij stelling 14 verwerpt, zoowel aJis stelling 3, maar dat hij stelling 12 wil handhaven.

Zonder dit nu te willen vaststellen, meen ik todh, dat bovenstaande genoegzaaan bewijst, 'dat Dr Hepp's gevolgtrekking niet de eenig mogelijk is. Het is altijd gevaarlijk iemand gevolgtreikkingen aan te wrijven, die hij niet aan wü.

En als deze eerste gevolgtrekking niet noodzaikeliok is, dan zijn ook alle andere consequenties niet met logische noodzakelijkheid uit Dr VoHenhoven'g voorstelling te maken.

En tevens bewijst dit wel, 'dat 'ook indien we vasthouden aan de goede belijdenis, dat de twee naturen van Christus ia den éénen Persoon vereenigd zijn, bier nog wel vragen liggen, die betere 'bespreking waardig zijn dan die van een verketterende brochure.

Vooo^ zou ik nistig willen wadhten, tot D'r Vollenhoven zichzelf heeft verklaard.

Polemiek uit Bilderdijks tijd.

Ds P. Deddens schrijft in „Gron. Kb." over Bilderdijk:

Men maakte zioh vroolijk over den dichter, die „reeds 20 jaar met den eenen voet in 't graf stond", en toen hij na zijn bundel „Winterbloemen" nog een verzameling „Affodillen" (die volgens Homerus groeiden aan den oever van de doodsrivier) het licht deed zien, toonde men zich ten uiterste nieuwsgierig, welke soort van bloemen nu nog op deze zouden volgen.

Met een stroom van pamfletten, anoinieme schimpschriften, spotVerzen, epigrammen, parodieën, kluchten, schend- en sobendbrieven werd „ridder Bilderdijk" overstroomd. De rector Mr J. ten Brink geeft het publieik den raad: l'aJat 'de dwaas maar raaskallen:

Wat tracht gij, welgezinde Liên! In ernst een diweeper 't hoofd te biên?

Gewis, hij miaakt gieen proseliet. Of, dien hij 'tmaafct die 's even dw'aas. En rijp voor 't do^lhuis, ais zijn 'baas.

J. Moulin schrijft een „Rotsgalmende Rekelzang" (Bilderdijk had uitgegeven eerst een bundel „Rotsgalmen", later „Kreikelzangen"), wa'arin hij als volgt Büderdijfcs uitvallen en geweldige woordioppeUngen parodieert:

Weg, S'iingerapensanhedrin, Sdhaar van konventiejaiobijnen, Ruigt' zonder Evangeliezin, Beawangeraars van kontermijnen, Omwentelingsgedrochten hoop. Marionetten konterfeitsel, Vergrieikt door een kaleid(»skoop, Marsch, siabbathsöhenders, zwenkt de leidsel®!

Bilderdijk zelf had zich van persoonlijke aanvallen op zijn tegenstanders niet onthouden; hij had den alom gevierden Van der Palm geteekend als „den tijdslaaf zonder eer, steeds draaiend naar den wind"; den „duiv'leniadh op 'thuidhlend aangezicht"; Kinker had hij genoemd een „baas in 't verHchtersgild", met een „verdorven hart en dom vooroordeel"; de lector N. G. van Kampen had hij in zijn ongunstig uiterlijk gekar raliteriseerd als volgt:

'Dat wroeten ziet 'den vaa-kenssnuit En oog en Judaisiwenkbrauw uit.

Men keure vrij af, wat in Bilderdijks polemiek de grenzen der christelijke verontwaardiging oversöhreed. Maar men zie zijn donderende strafredenen en zijn kastijden-met-sclborpioenen niet als louter strijdlust. Het is een openbaring van het vuur, dat in zijn binnenste brandde voor de eer van den Naam deS' Heeren. En te midden van zijn strijd brak zich baan zijn heimwee naar 'de wederkomst des Heeren:

Deze eeuw zal n'ooit de mijne zijn; Adh, rees in 't eind de mijne! Die eeuw, waarop mijn uitzicht staart. Die in mijn hart zidh openbaart! Geef, Heiland, 't zij mijn oog baar ziet, Of 't rijzend kroost heur heil geniet. Geef, dat zij 'haast versohijne!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1937

De Reformatie | 8 Pagina's