GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

20 soonsaanduiding te nemen op deze wijze: Indien we waarlijk de broeders liefhebben, dan hebben we daarin een getuigenis, dat we uit God zijn geboren. Die de Waarlieid is. Maar wij hebben altijd te bedenken, dat we deze kennis uit de liefde, waarvan de Apostel spreekt, niet hebben, alsof we daaruit de zekerheid onzer zaligheid hebben te ontleenen. Want we weten uit niets anders dat we kinderen Gods zijn, dan daardoor dat Hij door Zijn Geest onze harten verzekert van Zijne genadige aanneming tot kinderen en wij zijn zeker onderpand, in Christus aangeboden, door het geloof aanvaarden. De liefde is derhalve iets bijkomstigs of een ondergeschikt hulpmiddel tot ondersteuning van het geloof, maar niet het fundament zelf, waarop het rust."

Een paar zinnen, waar het hier op aan komt, hebben we vet laten drukken. Want daarin wordt met name de verhouding van , geloof" en „goede werken"; of anders: van „geloof' en „vruchten des Geestes"; of nog weer anders: van „geloof" en „kenmerken der genade" glashelder geteekend.

Gaan we die uitspraken na, dan vinden we allereerst dit:

Het geloof heeft zijn fundament alleen in de barmhartigheid Gods.

Het geloof rust in de genade van Christus alleen (in sola Christi gratia).

Uit niets anders weten we, dat we kinderen Gods zijn, dan daardoor dat Hij door Zijn Geest onze harten verzekert van Zijne genadige aanneming tot kinderen en wij zijn zeker onderpand, in Christus aangeboden, door het geloof aanvaarden.

Calvijn is dus zoo exclusief mogelijk. Hij duldt naast, op gelijke hoogte, of op gelijke diepte als het geloof niets. Het geloof is zéker in zich zelf. „Zoodra ook de minste droppel des geloofs in onze harten is ingednippeld, beginnen wij reeds het vriendelijke en liefelijke en ons goedgunstige gelaat Gods te aanschouwen" (Inst. ni—2—19). Het geloof is immers naar Calvijns eigen definitie „een vaste en zekere kennis van Gods welwillendheid jegens ons, welke gegrond is op de waarheid van zijn genadige belofte in Christus, door den Heiligen Geest aan ons verstand geopenbaard en in ons hart verzegeld" (Inst. III—2—7).

Als dat geloof er eenmaal is, dan daarna, wordt het door alle genadegaven Gods als door „hulpmiddelen" (adminiculis) bevestigd.

Nadat (postquam) het geloof in Christus gegrondvest is, kunnen (!!) sommige dingen er bij komen, die het reeds aanwezige geloof helpen (U) (juvent).

Zelfs de 1 i e f d e, die allesomvattende levenseisch voor Gods kinderen, de liefde tot den naaste, is b ij het geloof, ter versterking van het geloof, „iets bijkomstigs, een ondergeschikt hulpmiddel tot ondersteuning van het geloof" (accessio vel adminiculum ad fidei fulturam).

We vinden hier dus geheel dezelfde gedachte, die Calvijn in zijn Institutie aldus vertolkt: „dat de heiligen, wanneer het gaat over het grondvesten en vaststellen van hun zaligheid, zonder te letten op de werken, alleen op Gods goedheid de oogen richten. En zij wenden niet alleen zich tot haar vóór alles als tot het begin van hun gelukzaligheid, maar zij rusten in haar ook als in de vervulling. Wanneer de consclentie zoo gegrondvest, opgericht en bevestigd is, wordt ze óók bevestigd door het beschouwen van de werken; namelijk in zooverre als zij getuigenissen zijn, dat God in ons woont en regeert". Ten overvloede, om het reeds onmogelijke misverstand zoo grondig als kan weg te werken, schrijft Calvijn nog, dat „dat vertrouwen op de werken geen plaats heeft, tenzij ge eerst het gansche vertrouwen van uw hart op de barmhartigheid Gods gesteld hebt.

Wij zijn Prof. Kuyper zeer dankbaar, dat hij deze uitspraken van Calvijn, waarin hij de volstrekt religieuze natuur van het geloof zoo heerlijk handhaaft, naar voren bracht. Als allen het met deze woorden van Calvijn van harte eens zijn, dan zullen geschillen over het geloof zeer zeker wegsmelten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1937

De Reformatie | 8 Pagina's