GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De stadhouder Pilatus Die geleden heeft onder Pontius Piiatus —"

Naast Maria is Pilatus de eenige, die met name genoemd wordt in de apostolische geloofsbelijdenis: Maria, die aan Jezus naar Zijn menschelijke natuur ïiet leven schonk en Pilatus, de wereldlijke rechter, die den Heiland heeft doen lijden door zijn rechtsverkrachting en Hem overgaf ter dood. Als zoodanig zal Pilatus dan ook de gansche geschiedenis door bekend blijven.

Hij was stadhouder van Judea, en had waarschijnlijk zijn positie te danken aan den invloed van zijn vriend Sejanus, den gunsteling van keizer Tiberius.

Niet altijd had een Romein gestaan aan het hoofd van Judea.

Herodes de Groote, een Idumeër, doch gehuwd met des hoogepriesters dochter, was koning geweest van geheel Palestina. Maar na diens dood (4 V. Chr.) was het rijk in drieën uiteengevallen: Archelaüs (Matth. 2:22) verkreeg Judea, Samaria en Idumea, met den titel van ethnarch (vorst), aan zijn broeder Herodes Antipas was Galilea en Perea toebedeeld met den titel van tetrarch (viervorst), terwijl een andere broeder, Filippus, viervorst van Batanea, Trachonitis en Auranitis werd. (Luk. 3 : 1)

Het bestimr van Arclielaüs werd echter door zulke wreedheden en afpersingen gekenmerkt, dat een deputatie uit de Judeesche en Samaritaansche aristocratie haar beklag bij den keizer (Augustus) deed. Die klachten waren blijkbaar nogal bezwarend, want Archelaüs werd afgezet en naar Gallië verbannen. Van toen af kwam Judea rechtstreeks onder Romeinsche stadhouders.

Provincies echter waar de aard van het land, de geringe beschavingstoestand of het stugge volkskarakter (o.a. Judea) de gewone Romeinsche provinciale inrichting onmogelijk maakten, behielden zoo veel mogelijk hun eigen instellingen, hun eigen reclitspraak en eigen bestuur, onder toezicht van den Stadhouder.

Zoo hadden de Joden nog hun eigen rechtbanken (Sanhedrin) en nog vele andere voorrechten.

De Romeinsche provincies waren verdeeld in Senaalsprovincies, waar de Senaat de stadhouders benoemde en Keizerlijke provincies, die rechtstreeks onder het bewind van den Keizer stonden.

Het bestuur in de voornaamste provincies werd uitgeoefend door een senator (de hoogste stand), een gewezen consul of praetor. De stadhouders der provincies, tweede classe, waren uit den lageren ridderstand. Zoo behoorde Pilatus tot den ridderstand (den lageren adel, zouden wij tegenwoordig zeggen) in tegenstelling met Cyrenius, den stadhouder van Syrië (Luk. 2:2), die uit den senatorenstand was (hij had het consulaat bekleed). Deze lagere stadhouders droegen den titel van prociirator (plaatsvervanger, n.l. van den keizer) of ook praeses (bestuurder). Hoewel zelfstandig bestuurder, was de stadhouder van Judea in zooverre ondergeschikt aan den stadhouder van Syrië, dat deze laatste bij ongeregeldheden op eigen gezag kon ingrijpen, terwijl de uitvoering van algemeene decreten, ook voor Judea, veelal bij den Syrischen stadhouder berustte (o.a. de beschrijving in Lukas 2).

De stadhouder van Judea had in de eerste plaats het militair commando, vervolgens behoorde de rechtspraak tot zijn ambt (gewoonlijk liet hij die over aan het Sanhedrin), hij alleen had het jus gladii, het zwaardrecht, echter niet over Romemen. Daarom mochten de meeste vonnissen door het Jeruzalemsche Sanhedrin en de andere plaatselijke rechtbanken, zelf uitgevoerd worden, alleen voor de doodstraf was de toestemming van den stadhouder noodig (Joh. 18:31). Ten slotte had hij ook nog de zorg over de financiën.

De residentie van de stadhouders was niet Jeruzalem, maar Caesarea. Bij bijzondere gelegenheden echter, zooals de groote feesten, hield hij lijdelijk verblijf in Jeruzalem. Hij betrok dan het z.g. Paleis van Herodes, in den Noordwesthoek der stad. Dit paleis was een reusachtig bouwwerk, dat tegelijk als paleis en als vesting diende. Twee muren waren tevens stadsmuren. Drie geweldige torens vergrootten nog de sterkte. Vanuit dit paleis en den burcht Antonia op het tempelplein kon de geheele stad beheerscht worden.

Pontius Pilatus, de vijfde stadhouder na Archelaüs' aftreden, voerde het bewind van 26—36 n. Chr.

Philo van Alexandrië f 50 n. Chr., een tijdgenoot dus van Pilatus, teekent zijn karakter als „onbewogen, onverbiddelijk-hard", zijn bestuur werd gekenm.erkt door „omkooperijen, gewelddaden, rooverijen, mishandelingen, beleedigingen, terechtstellingen zonder rechterlijk vonnis en onverdragelijke wreedheden zonder einde."

Hij liet zich al direct kennen als een verachter der Joodsche zeden en voorrechten.

Om de Joodsch-religieuse gevoelens niet te kwetsen, hadden alle vroegere stadhouders de troepen Jeruzalem laten binnentrekken zonder de veldteekenen met de keizerbeelden. Pilatus echter liet des nachts de adelaren en andere veldteekenen van Caesarea naar Jeruzalem overbrengen. Toen het volk dit gewaar werd volgde een geweldige uitbarsting tegen deze „afgodische ontheiliging". In grooten getale trokken de Joden naar Caesarea en omringden het stadhouderlijk paleis vijf dagen en vijf nachten met dreigen en smeeken. JDen zesden dag riep hij deze smeekelingen in de renbaan tezamen. Hij liet hen door soldaten omsingelen en dreigde allen te zullen dooden. Maar de Joden ontblootten hun halzen en wilden liever sterven dan in de ontheiliging van Jeruzalem berusten.

Wel gaf Pilatus toe, maar dit voorval deed reeds dadelijk verbittering tegen zijn bestuur ontstaan.

Een nieuwe storm van verontwaardiging stak op toen Pilatus een deel van den tempelschat gebruikte om een waterleiding in Jeruzalem aan te leggen, die de stad van water moest voorzien.

Verbitterd door de woedende bedreigingen van het volk zond Pilatus een deel zijner soldaten als Joden vermomd te midden van het volk. Op een gegeven teeken vielen deze soldaten op de niets-kwaads-vermoedende bevolking aan, waarbij er velen om het leven kwamen. Wel was de tegenstand nu gebroken, maar de haat tegen den tiran toegenomen.

Lukas 13:1 verhaalt ons nog dat Pilatus enkele Galileërs heeft laten ombrengen, terwijl zij hun

offers te Jeruzalem brachten. Over de verdere toedracht van deze zaak is niets bekend. Evenmin weten wij iets van het oproer, waarbij Bar-abbas is gevangen genomen met andere oproermakers (Markus 15:7, Lukas 23:19).

Wel weten we nog van een ander voorval, waarbij het volk tegenover Pilatus in verzet kwam. Pilatus had moeten toegeven aan den eisch der Joden om de keizerlijke veldteekenen uit Jeruzalem te verwijderen; hij wilde het nu probeeren met vergulden schilden, die enkel voorzien waren van een opschrift. Deze schilden, gewijd aan keizer Tiberius, liet hij in het paleis van Herodes ophangen. Een verzoek van den Jeruzalemschen adel aan Pilatus gericht om deze schilden te verwijderen had geen gevolg. Nu richtten de aanzienlijkste burgers in bond met de vier zonen van Herodes zich tot den keizer. Deze, die de Joodsche gevoelens wat wilde ontzien, beval dat deze schilden opgehangen moesten worden in den Augustus tempel Le Caesarea.

Geen wonder dat zoo de haat tegen de Romeinsche overheersching groeide, maar vooral tegen Pilatus, „den verachter van hun godsdienst en den dief van hun dinaries".

Maar het meest is Pilatus bekend als de rechtervan Jezus.

Uitvoerig geven de evangelisten ons de gebeurtenissen weer.

De Groote Raad, de „kerkelijke" overheid, heeft uitspraak gedaan: „des doods schuldig". Maar het doodvonnis behoeft nu nog de bekrachtiging van den stadhouder.

Waarschijnlijk is het nog niet later dan zeven uur in den morgen als de overpriesters, met Kajafas aan het hoofd, Jezus gebonden naar het praetorium brengen.

Vóór het paleis is een „geplaveide plaats", Lithostrotos in het Grieksch en Gabbatha, „verhevenheid" in het Hebreeuwscli geheeten. Op die plaats stond de rechterstoel.

„Welke beschuldiging brengt gij tegen mensch in? " is zijn vraag. dezen

Pilatus wil zich nu niet als werktuig der Joden laten gebruiken, ofschoon hij, zooals we zagen, anders ook zoo scrupuleus niet was.

Op de drievoudige beschuldiging gaat Pilatus alleen die van het koningschap van Jezus onderzoeken. Weldra bemerkt hij: deze is onschuldig. „Ik vind geen schuld in Hem", moet hij meermalen erkennen. Welnu, dan is er maar één mogelijkheid voor den vertegenwoordiger van het zuiverste rechtswezen, het Romeinsche recht. Een onschuldige moet worden losgelaten. Er was een oude Romeinsche wet, die Pilatus ook moest kennen: „de ijdele kreten des volks mogen niet worden gehoord, wanneer zij of vrijspraak van den schuldige, of veroordeeling van den onschuldige willen". Doch Pilatus is bang voor dat volk, maar wil het niet erkennen. De verantwoording voor mogelijke gevolgen durft hij niet dragen. Eerst zendt hij daarom den Heiland tot Herodes, daarna wordt Hij, die het land doorging goeddoende, gesteld naast den moordenaar Bar-abbas. (De vrijlating van een gevangene was een speciaal aan de Joden verleend recht). Vervolgens wil hij het medelijden des volks opwekken: Ecce homo, Zie, de mensch. Eindelijk wascht hij zijn handen, daarmee de schuld op het volk willende leggen. Maar ten slotte spreekt hij toch de beslissende woorden: „Ibis ad crucem", Gij gaat aan het kruis.

Zijn echtgenoote, Claudia Procula, heeft hem nog een boodschap gezonden: „Heb toch niet te doen met dezen Rechtvaardige, ik heb heden veel geleden in den droom om Zijnentwil".

Deze boodschap moet op een Romein, die aan voorspellende droomen geloofde, vast en zeker indruk hebben gemaakt, maar tevergeefs. Hij bezwijkt voor de bedreiging: „Indien gij dezen loslaat, zoo zijt gij des keizers vriend niet".

En weer moet Pilatus het onderspit delven voor de Joden.

Een kleine wraakneming rest hem echter toch nog. Boven het kruis moet de beschuldiging worden aangebracht en Pilatus schrijft in het officiëele latijn, het algemeen gebruikelijke grieksch en in het inlandsche arameesch de woorden: „Jezus, de Nazarener, de Koning der Joden".

Het was een bespotting van de onderworpen Joden door den trotschen Romein.

De overpriesters gevoelen het als zoodanig, daarom willen zij dit opschrift wijzigen, maar nu weigert Pilatus. Groot was Pilatus' schuld, de verkrachting van het recht, maar die Jezus aan hem overleverden hadden grooter schuld, wijl zij de Schriften hadden moeten weten, die van Hem getuigden.

Enkele jaren na den kruisdood van den Heiland kwam ook Pilatus' val, die hij door zijn onverbiddelijke wreedheid zich zelf heeft bereid.

Volgens een oude overlevering der Samaritanen, waren er op den berg Gerizim door Mozes een aantal heilige vaten verborgen. Een valsche profeet, Simon genaamd, beweerde deze vaten te voorschijn te zullen brengen. Een groote menigte had zich aan den voet van den Gerizim verzameld. Maar eer men tot de opgraving kon overgaan, liet Pilatus deze menigte door een sterke afdeeling soldaten uiteenslaan. Velen werden gedood, anderen wisten zich door de vlucht te redden en de rest werd gevangen genomen.

Van deze gevangenen liet Pilatus de voornaamsten terechtstellen.

De Samaritanen echter, die niet de minste verkeerde bedoeling hadden gehad, dienden een klacht in bij Vitellus, den stadhouder van Syrië.

Pilatus werd, om zich te verantwoorden, naar Rome gezonden. Voordat hij echter te Rome aankwam, was de keizer, Tiberius, gestorven in 37 na Chr. Toch zou hij verbannen zijn naar Gallië.

Volgens de eene legende zou hij, door gewetenswroeging gekweld, in 39 n. Chr. zichzelf het leven hebben benomen, een andere legende verhaalt ons echter dat hij door keizer Nero is terechtgesteld.

Het is wel eigenaardig dat Pilatus als het ware uit het duister opkomt en in het duister verdwijnt. Alleen aangaande zijn ambtsperiode als stadhouder is meer bekend, deels uit ongewijde bronnen en deels uit de Heilige Schrift.

Pilatus, de Jodenhater. Pilatus de stadhouder. Pilatus, de wereldlijke rechter, die Jezus den Nazarener onschuldig ter dood veroordeelde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's