GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gereformeerd Jongeliugsblad".

Inzake het „Geref. J.bl." kan ik met volgende opmerkingen volstaan:

a. ik heb voorgesteld eikaars stulcken over te nemen betreffende de these, dat ik reeds door het feit der rede voor de Oranjegarde zou in strijd komen met wat ik geregeld anderen voorhoud; maar niet inzake wat daar buiten om gaat;

b. mijn standpunt in .zake dergelijke punten is nog steeds niet omschreven door het „G.J.B."; had het dit gedaan, dan zou het zien, dat evenmin door het feit, als door den inhoud mijner rede ik met mijn opvattingen in strijd gekomen ben;

c. mij is niet alleen maar iets gevraagd, doch van mijn optreden is al dadelijk iets beweerd, n.l., dat het voor den persschouwer „volledig in tegenspraak schijnt met hetgeen hij (K. S.) ons geregeld voorhoudt"; het orgaan moet zulk een bewering niet als vraag voorstellen;

d. informaties betreffende de motieven voor een redevoering (al is het verzoek er om rijkelijk vrijmoedig, ook als het vragende blad zijn eigen redenaars gadeslaat), wil ik met genoegen geven; maar dan moet eerst aangetoond worden, dat ik „volledig" in tegenspraak „schijn" met wat ik geregeld voorhoud; ik ontken dat nog steeds, en de bewijslast rust op wie poneert;

e. tot mijn spijt heb ik per abuis den Heer Stap als persschouwer genoemd, dat was een vergissing, die bij dezen hersteld wordt.

f. waarom ik de oude Jhistorie nog eens „oprakelde"? Omdat zij niet los staat van mijn besluit, om ondanks alles toch de gevraagde spreekbeurt te blijven toestaan.

De verklaring van de Oostenriiksche bisschoppen.

In „De Groene Amsterdammer" schreef Anton van Duinkerken een artikel over „De Oostenrijiksche bisschoppen". Onder meer lezen we:

De feiten in Oostenrijk hebben duidelijk gemaakt dat een uiterlijk goed georganiseerd katholicisme, vaaJk ten onrechte vereenzelvigd met het wezen van de Katholieke Kerk, niet bij machte is om te weerstaan aan de overrompeling door een stelsel, welks uiterlijke organisatie de zuivere weerspiegeling is van zijn innerlijke macht.

Even later:

Het nationaal-socialistisch regiem verbiedt dat de geestelijkheid zich zou bezighouden met eenigerlei politiek. Het verbiedt klaarblükelijk niet, dat de bisschoppen aan de bevolking adviseeren, hoe zij stemmen moet bij een plebisciet. Zulk een advies schijnt niet in aanmerking te komen voor de qualificatie „politiek katholicisme".

Ik moet ronduit bekennen, dat mij den samenhang tussohen deze beide opvattingen ontgaat. Of het nationaal-socialistische stelsel erkent, dat de bissohoppeh het recht hebben, eenig ipolitidfc advies te geven en dan dient dit recht onvoorwaardelijk te worden geëerbiedigd. Of het nationaal-socialisme erkent niet, dat de bisschoppen zulk een recht hebben, maar dan dient het ook te laken hetgeen de Oostenrijksche bisschoppen deden.

Deze bisschoppen hebben beschikt over een bevoegdheid, hun niet door de tij!delijke machthebbers van het oogenblik toegekend.

Zijl hebben, naar eigen getuigenis v r ij w i 11 i g beschikt over deze bevoegdheid. Men mag aannemen, dat hun hierbijl niets anders voor oogen heeft gestaan dan het geestelijk heil hunner onderhoorigen. Dan nog is de verbazing niet weggenomen over het feit, dat hun beslissing een ander karakter vertoont dan verscheidene hunner overbekende uitspraken van vroeger. Zeker is er voor den goeden verstaander voldoende voorbehoud hoorbaar in de woorden, die zij bezigden. Tooh hebben die woorden niet den indruk gewekt, dat zij] zijln geboren uit innerlijke kracht. Zij zijn duidelijker gedicteerd door de omstandigheden dan door een sterke overtuiging. Of de Kerkgeschiedenis er gunstig over oordeelen zal, blijft een vraag. Op de „Assemblee générale du clergé francais" van 1682, waarbij, de Fransche kerkvorsten de gunst van Lodewijk XIV hooger stelden dan het beginsel hunner onafhankelijkheid ten opzichte van de staatsmacht, haalde de aartsbisschop van Reims deze woorden aan van Yves de Chartres:

„Moediger mannen zouden misschien met meer moed spreken, betere zouden betere dingen kunnen zeggen: maar wij, die middelmatig zijn in alles, zetten ons gevoelen niet uiteen om het als regel op te dringen in een zaak als deze, doch om tegemoet te komen aan de tijdsomstandigheden en om grooter gevaren af te weren, die de Kerk bedreigen, indien men ze op een andere wijize niet afweren kan."

Zulk een houding te bewonderen zal grooter moeite kosten dan haar te begrijpen.

Verderop lezen we nog:

Zoover ik zien kan, heeft bet nationaal-socialisme nooit deugden gepropageerd, die de katholieken al niet uit hun catechismus konden kennen. Het eenige wat het nationaal-socialisme ons op moreel gebied ten" geschenke gaf, was een tot heden onbekende doodzonde. Ik bedoel de „rassenschennis", die ook intreedt, wanneer katholieken van verschillend ras met elkander een kerkelijk huwelijk aangaan. In Oostenrijk, waar het percentage „niet-arische" voorouders van katholieke gezinnen frequenter is dan elders, zal dit plotseling ontdekte huwelijksbeletsel ongetwijifeld spoedig kerkrechtelijke moeilijkheden scheppen, welker oplossing minder eenvoudig zou kunnen blijken dan de heele rest van den „Anschluss". De verwachting, dat de dag van morgen nieuwe raad zal schaffen, is althans omtrent dit belangwekkende punt wellicht iets grooter geweest dan de werkelijkheid gedoogt.

Nog houdt het Oostenrijksche incident voor eiken nationaal-voelenden Nederlander een les in, die ik er in de pers niet uit getrokken zag. Het feit der inlijving bij Duitschland moge niet geheel toe te schrijven zijn aan nationaal-socialistische propaganda, het is tooh door het nationaal-socialisme eerst tot een feit geworden. Gezien de streving naar Germaansche ras-solidariteit, onafscheidelijk van het nationaal-socialisme als wereldbeschouwing, is de nationaal-socialistische beweging een gevaar voor de nationale 'zelfstandigheid, althans voor de nationale onafhankelijkheid. Door 'dit met volstrekte duidelijkheid aan te toonen, zou de „Anschluss", zooals die zich thans voltrok, de Nederlandsche N.S.B. vernietigd moeten hebben, indien de Nederlandsche N.S.B. inderdaad beoogde hetgeen ziji voorgaf. Zij kenschetste zich echter door in haar hoofdorgaan te jubelen over „de bevrijding van Oostenrijk", aldus te verstaan gevend, welke „bevrijding" zij' • voor ons vaderland verwacht.

Eindelijk zijn velen verbaasd over de incongruëntie tusschen het gehandhaafde besluit der Nederlandsche bisschoppen en het uitgesproken advies hunner Oostenrijksche ambtsbroeders. Echter indien men het recht der Oostenrijksche bisschoppen erkent, hun onderhoorigen inzake de te volgen politiek van voorlichting te dienen, kan men zulk recht aan de Nederlandsche 'bisschoppen kwalijk ontzeggen en dat kerkvorsten, bij het verstrekken van staatkundig advies, zich laten leiden door hun inzicht in het landsbelang, hetwelk voor Nederland niet hetzelfde behoeft te zijb als voor Oostenrijk, strekt hun alleen tot eer. De dogmatische veroordeeling der leerstellingen van het fascisme is zoowel voor Oostenrijlk als voor Nederland — want zij' is voor de heele wereld van kracht. Zoolang er van den Paus een Encycliek bestaat, de wereld ingezonden „met brandende zorg", kan het advies der Oostenrijksche bisschoppen bezwaarlijk tot algeheele zorgeloosheid stemmen.

Intusschen is reeds gebleken, dat van den kant van het Vaticaan officieuze klacht rees over „valsche herders". Men zij in Nederland gewaarschuwd. „The Manchester Guardian" schrijft (wij nemen het over uit „De Groene Amsterdammer") over „Mooi-Oostenrijk":

De terreur is ondragelijk geworden. Dte „Wiener Neueste Nachrichten" deelt mede, dat de politie een groot aantal personen in arrest genomen heeft, die men ervan verdenkt als S.A. mannen te zijn opgetreden, of die, zonder zelfs zulk een vermomming, grove excessen bedreven hebben. Deze personen zijn • in hechtenis genomen, en zullen vervolgd worden op beschuldigingen van diefstal, roof en chantage.

De waarheid is, dat achter deze schijnbaar geruststellende mededeeling de wensch ligt, S.A.-mannen van b'm beschuldigingen te ontlasten, die grove excessen in de stad bedreven hebben. Joodsche winkels zijn bezet, en de vervolging van Joodsche notabelen en hen, die vroeger tegen het Nazi-regiem gewaar-

sohuwd hebben, in bun eigen buizen, is verre van verminderd.

En sedert bet Oostenrijksobe legioen teruggekeerd is, is de toestand nog zeer veel verergerd. De legionairs zijn teruggekomen met naamlijsten van ben, die ben vroeger geschaad hebben, en hun wraak is verscbrikkelijlk. Terwijl eerst de terreur vrijwel uitsluitend tegen de Stormtroepen van bet Vaderlandsohe Front gevoerd werd, is ziji nu toegespitst tegen socialisten en monarchisten. Men vreest, dat de lijst der vermoorden zeer groot is, terwijl de arrestaties officieus geschat worden op' meer dan lO.OOO. Dit aantal wordt ontkend door de autoriteiten, die vaststellen, dat het aantal arrestaties „slechts" 1.742 bedraagt.

Huiszoekingen zijn overtalrijk en elke aanleiding Wordt aangegrepen om de menschen onder terreur te houden. S.A.-mannen gaan h.v. bioscopen in en bevelen de Joodscbe vrouwen, op te staan en met ben mee te gaan om opschriften, die de aanhangers van Schusscbnigg in de volksstemmingscampagne op de muren van vele gebouwen geschilderd hebben uit te wisscben.

Het één-letter-grepige in onze taaL

Het weekblad „Opbouw" poneert de volgende stelling:

'Eenlettergrepig is daarom nog niet eentonig.

Het blad geeft voorts een beschouwing over:

Geestelijke en Wereldlijike poëzie in monosyllaibi- Bchen vorm.

Het artikel citeert bij' wijze ivan illustratie als specimen an „monos-yUaibiscbe poëzie" gezang 49 van den bundel vangeUscbe gezangen, bij de Hervormde Kerk in geruik i(van Hinlopen):

„Ik vrees geen kwaad maar Maag bet Hem, Hoe groot dn eer. Hij boort mijn stem; Hoe ver van d'aard. Hij kent mijn 'hart, .^Goids Zoon vergeet den broeder niet. Dien Hij op aarde liet; Hij is mijn hoop. Hij 'wiescb mij met zijn' doop. Hij gaf mij brood en beker, % Ben van Zijn liefde zeker; Hij is mijn hoop !"

Daarna merkt 'bet orgaan op :

Het is of deze bijna alle öenlettergrepige woorden met meer nadruk, met een zekere en vaste geloofsovertuiging, welke 'geen tegenspraak toelaat, de beilswaaAeden, daarin neergelegd, willen verkondigen aan alen, die behoefte gevoelen te luisteren naar bet Levende Woord van 'God zelf. In onze taal zijn 'ze weliswaar minder vaak voorkomend dan in bet Engelsob, dat in zijn letterkundige uiting sterk monosyllaibisc'b is, samenhangende met bet bondig Ikarakter van het volk zelf, dat die taal spreekt. Op bet eens'te gezicht, of liever bij het eerste aanhooren, idoet bet wat hard aan, in eenlettergrepige woorden te hooren spreken, maar toch gaat er al spoedig een eigenaardige bekoring van uit. Het is dus geen be^ paalde eigenaardigheid van taal en stijl, een af-wij- Ikende stijlfiguur, doch meer een beklemtoning van bet korte, krachtige, eenlettergrepige •woord, dat in Eijn opeenvolging a.b.w. apodictisch is. Dat verhoogt de waarde der religieuze overtuiging, van bet onwankelbare geloof, dat van geen - wijken weet: „God is mijn lied", en ook bet scboone loflied des geloofs in:

„Waar is een •vreugd, een kalmt, eien beil. Zoo 'zallig als dit 'hoogst genot ? Het vloeit uit G'od en keert tot God, Het 'beeft noch maat, noch perk, noch peil", enz.

Intusscben is bet goed, er aan te denken, 'dat ook vriend Cats in zijn „HouwelydkB-Bruyt" zicb bedient Tan één-Qettergrepige poëzie:

„Vraeght yemant wat iök voor een vrooi Tot mijn geselschap wensdben sou ? Gesellen, soo hier wenscben geit: lok wensdber eene dus gestelt: Niet al te soet, niet al te suer, Niet al te sacbt, niet al te stuer. Niet al te sdbouw, niet al te bout, Niet al te laf, niet al te stout, Niet al te wijs, niet al te geck. Niet al te •vijf, niet al te vreok. Niet al te loen, niet al te gaeu. Niet al te kloeck, niet al te flaeu", enz..

Wat Cats hiermee bedoelde, blijkt uit zijn eigen toelichting :

„Siet bier Nederlander, tot lof van uwe moedertale een gansch gedichte alleen bestaende uyt enckel geluyden. ofte woorden van eener sUbe; waer uyt blijoken kan boe kort en bondig'h ghy daerin spreecken kont. lok wenste dat iemant van bare iveracbters idit eens poogde na te spelen, selfs in de tale, die bem 'best ter bant mogt wesen, en daer niet door wetende te raecken : (GelycJk ick oordeele sul'ks in andere talen onmo'gelyck te zijn (? H.): dat by ten minsten dan voortaen in meerder acbtinge van de eelve vfild© spreecken ende gevoelen."

„Opbouw" merkt nog op :

Een der meest origineele beschrijvingen van den inhoud der arke van Noacb in onze taal is ongetvrijfeld die, welke eveneens in eenlettergrepige verzen in de „Vlaemsche Biekorf" werd samengevat. Aangezien dit 'komische staaltje van monosyllabische bijbelkennis ook onder theologen niet algemeen bekend is, laten we bet bier volgen :

„De Ark6 van Noë '(Noacb):

I. • Hoog en lang. Diep van gang, Breed len staxk, Was de ark. Daer in clam, Met sijn broer, Vaêr en moer, En nog drij Wijfs daerbij.

n. Al bet vee Had daer etee : Hert en Hind, Brac len Wind, Haes • en Vos, Beer en Leeuw, Roek en Spreeuw, Los en Das, Hier ook was: Uil en Aep.

m. Bok en Schaep, Ooi en Ram. Daer in clam : Hen en Haen, iSpeobt en Kraen, Duif en Paeuw, Meirle en Kaeuw, Mus en Vino, Daer in ginc, Raef en gier.

V. Al wat vloog In het droog, Ai wat kroop. Of zijn loop Haid op 't land. Kwam ter band. Wat men niet In en liet, Menscb en beest, Gaf den geest, In den grond,

IV. Vondt men bier, Kraen en Snip. Sprong in 't schip. Valk en Struis Lag daer t'huis. Draek len Slang Men hier dwang. Hond en Kat, Muis en Rat, Kwaed en goed, Fel en zoet, Groot en Klein, Vuil en rein,

VI. Om de zond. Die het al Bragt ten val. Paer en Paer 'Steeg, daernaer. Weer van boord, Na Gods woord. Die liet af Van sijn straf. Hem, de Heer. Si; al d' eer!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's