GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Greijdanus uit de „commissie-van-acht".

Onze lezers hebben twee weken geleden Prof. Greijdanus' mededeeling betreffende zijn lidmaatschap der bekende commissie gelezen. Daarover merkt „De Wachter" (Ds Rietberg) op:

Dit is zeer ernstig!

Het is een veeg teeten, dat Prof. Greijdanus niet langer zitting kan nemen in de bekende „commissievan-acht".

Dit zal niet bevorderlijk zijn aan het welslagen van den arbeid van bedoelde commissie.

Een man als Prof. Greijdanus kan hier eigenlijk niet gemist worden.

Ieder stemt toe, dat onze hoogleeraar een man is van bijzondere kwaliteiten, een theoloog van den eersten rang.

Wü roemen niet in mensohen, maar wij mogen toclh wel eens met groote dankbaarheid er van spreken, indien wij door Gods goedheid mannen bezitten als Prof Greijdanus.

Zijn wetensohappelijlke bekwaamheid, zijn arbeid in de opleiding tot den dienst des Woords, zijn hoogstaande werken worden onder ons met eere genoemd.

En niet alleen onder ons, maar ook onder hen, die huiten zijn.

En dat zulk een man niet langer zitting kan nemen in de commissie inzake de bekende geschillen, is wel zeer, zeer sprekend!

Niet minder welsprekend is het, dat één van de redenen van zi.jn ontslagaanvrage ligt in het optreden van Prof. Hepp.

Voor het welzijn onzer kerken moeten wij het diep betreuren, dat Prof. Greijdanus tot dezen stap 'heeft moeten overgaan!

In verband hiermede moet ik nog iets zeggen over de voortgezette Synode.

De vraag komt naar voren: waarom is over het schrijven van Prof. Greijdanus aan onze kerken geen mededeeling gedaan?

De benoeming van „de commissie-van-acht' is publiek meegedeeld.

Aan het slot: Een bespreking van het 'optreden van Prof. Hepp acht ik niet tot de onmogelijkheden te behooren. Er is alle reden toe.

Het is te hopen, dat er verandering komt, eer nog anderen uit de commissie treden. En daardoor steeds meer blij'ken zou hoe droevig het eigenlijk gesteld is.

Ds B. A. Bos zegt in „Asser Kerkbode":

Ik stel slechts één vraag: Keurt de Synode de 'handelingen van Prof. Hepp goed? Dat kan en wil ik niet gelooven. Maar hoe is het dan mogelijk dat men kan toestaan, dat Prof. Hepp doorgaat, of, als dit niet verhinderd kan worden, hoe kan een Synode Prof. Hepp dan handhaven in de oommissie, die ik bij zulk handelen van Prof. Hepp in de toekomst geheel zie derailleeren?

Ds I. de Wolff citeert in „Pro Ecclesia" het stuk van Prof. Greijdanus en merkt dan op:

Uit bovenstaande blijkt dus wel voldoende, dat de commissie-van-acht en de brochure-reeks van Prof. Hepp onderwerp van bespreking zijn geweest, terwijl het echter misschien niet te gewaagd is te onderstellen dat de grootst-mogelijte-eenparigheid niet betreft wat velen er in dit verband van denken.

Schorsing vanwege de classis.

In het vorige en vóór-vorige nummer hebben onze lezers Prof. Greijdanus' artikelen gelezen over de kwestie der schorsing van kerkeraadsleden vanwege de classis. In de neutrale pers („Telegraaf" b.v.) is daajvan nota genomen. Sinds is gebleken, dat deze aangelegenheid de classis en de Kerk van Drachten betrof. Ook de kerkelijke pers houdt zich met de kwestie bezig. Ds A. M. Boeijinga schrijft in „Het Kerkblad" van Haarlem:

De tegenspraak van „het nieuwe Kerkrecht", dat Dr Bouwman in ©en serie artikelen in „De Bazuin" positief ontwikkelt, is al gekomen. De vorige week nam ik diens volgende uitspraak over: „dat de meerdere vergaderingen in geval van wanbestuur der plaatselijk^ kerk de bevoegdheid hebben, om de plaats van den kerkeraad in te nemen en den kerkeraad te vervangen".

Deze gestelde regel schijnt nu, al heel spoedig, toe­ passing te hebben gevonden, en wel door de classis Drachten in de plaatselijke kerk van Drachten.

Na afwijzing van wat over den „achtergrond" der plaatselijke gesclhillen in „De Telegraaf" geschreven is, merkt Ds B. op, dat het „voor de zooveelste maal hier gaat over de verhouding van het gezag van den kerkeraad en dat der meerdere vergaderingen":

©e ludependenten hebben altijd geleerd, dat de macht der meerdere vergaderingen slechts in het geven van advies bestaat, zonder dat deze ooit 'zal mogen ingrijpen in het plaatselijk kerkelijk leven. Van Gereformeerde zijde is echter altijid staand© gehouden dat het gezag der meerdere vergaderingen, hoewel niet heer schend maar dienend, tevens gezaghebbend en bindend is. Daarbij' worden de plaatselijke kerken niet ontvoogd, beroofd van hun macht. Want, zij komen met de macht, welke zij van Christus ontvangen hebben, door haar afgevaardigden in de meerdere vergaderingen samen om de kerkelijke zaken te behandelen". (Jansen, Korte Verklaring V. d. K. O., 2e druk, blz. 326.)

Zoo stelde de groote Voetius de vraag: „of aan een synode of classe de mac'ht van excommunicatie toekomt? "

En daarop antwoordt hij zeer beslist: „Ja, in geval van wanbestuur bij een plaatselijike kerk en haar kerkeraad, of in geval van hooger beroep op een synode, of in geval een moeilijke zaak ter beslissing aan een classe of synode wordt overgedragen". (Jansen, Hz. 326.)

Schorsing is iets anders dan excommunicatie; ook is een uitspraak over de wensohelijkheid van sohorsiug iets anders dan de acte ivan isohorsing zelf; en excommunicatie kan somsi de beteekenis hebben van „verbreking van het kerkverbsuid".

Ds B. A. Bos schrijft in „AJsser Kerkbode":

Ten koste van de zelfstandigheid der plaatselij'ke Kerk, 'heeft de classis hiërarchisch ingegrepen, en daardoor ook in de pr a k t ij k getoond, dat we het z.g. „nieuwe Kerkrecht", dat gelukkig nog geen kerkelyke goedkeuring kreeg, niet moeten hebben. Hier geldt het: Weest op uw hoede.

In „Leeuwarder Kerkbode" (olassicaal) oordeelt de heer H. Algra:

Er is in deze tijd eenige discussie over het Gereformeerde kerkrecht. Met name over de taak en de rechten der meerdere vergaderingen.

Vele overigens meelevende Gereformeerden weten van kerkrecht weinig. Zij kunnen je b.v. best vragen: 'Wie is voorzitter van de classis Leeuwarden? Of ze informeeren naar het „bestuur" van de classis.

Ze weten niet, dat de classis een vergadering is, waar de kerken samenkomen. De classis heeft geen bestuur. Elke keer, dat de classis uiteengaat, wordt eerst een roepende kerk aangewezen. Die noodigt een volgende keer de kerken uit tot een nieuwe vergadering en de dominee van de roepende kerk opent dan ook die vergaderiug. Daarna vvordt een moderamen benoemd: een praeses, een scriba, een assessor. Maar als die vergadering wordt gesloten, is de taak van den praeses afgeloopen, en van den scriba en den assessor ook. Hun taak was, een vergadering te leiden, niet, een aantal kerken te besturen.

Nu is er in den laatsten tijd verschil van meening over de vraag, of zulk een classicale vergadering, zulk een samenkomst van kerken, wel het recht heeft, in een bepaalde kerk in te grijpen, doox er b.v. ouderlingen te schorsen. De Kerkenorde kent zooiets niet. Daar wordt alleen gesproken van schorsing door den eigen kerkeraad, met medewerking van een genabuurde kerk.

De Kerkeraad van Huizum b.v. heeft dus het recht, een ouderling van z ij n kerk te schorsen. Maar om te voorkomen, dat zulk een ernstige maatregel niet met de noodige objectiviteit zou geschieden, moet er een genabuurde kerk in worden gekend.

Over een andere wijze van schorsen, b.v. door een classicale vergadering, wordt in de Kerkenorde niet gerept.

Nu zijn 'er mensdhen, die zeggen: het mag daarom wel. Een meerdere vergadering heeft wèl het recht. Want — in het jaar zooveel is het óók gebeurd.

Zulk een redeneering deugt niet. Wat een keer gebeurd is, is daarom nog geen recht.

De onderlinge verhouding tussohen de kerken, die in één kerkverband leven, is gestipuleerd in de Kerkenorde. Daarin staat het zwart op wit

En alle rechtszekerheid verdwijnt, als men de Kerkenorde krachteloos en overbodig zou traohten te maken door wat eenmaal gebeurd is, normatief te verklaren.

Dan zou ook geen mensob meer weten, hoe het kerkverband is. Want er ligt véél in de historie verborgen. Elk nieuw feit, door de scherpzinnigheid eens hoogleeraars aan het licht gebracht, zou tegelijk een nieuw artikel beteekenen, dat toegevoegd werd aan de Kerkenorde.

En daarom zal men verstandig doen, de discussie niet te vertroebelen. D'at doet men, als men, inplaats van de Kerkenorde te raadplegen, op zoek gaat naar het praecedent.

Ds H. J. Heida meent, blükens „Geref. Kb." Vlaardingen e.a.:

Een deel des kerkeraads af te zetten wegens' wanbestuur mag nooit wezen een maatregel, die 'het stempel draagt van maohtsgebruik om aan een jarenlange, lastige kwestie een einde te maken.

Dat wij hier te doen hebben met een geheel nieuw kerkrecht, waarbij afzetting wegens wanbestuur behoort tot de rechtsmiddelen, zou ik niet graag beweren; maar, zorg, uiterste zorg moet gedragen, dat dit middel niet worde toegepast om aan een lastigen toestand een einde te maken, om een meerderheid in de classis een oplossing te vergemakkelijken, om een knoop door te hakken, die moeilijk was te ontwarren.

Daarom, bij dezen maatregel, bü dit nieuwe argu­ ment, moet licht komen; anders zetten wij den voet op een weg, waarvan niemand het einde kan voorzien, waarbij geslepenheid, handigheid en listigheid vrijer baan krijgen dan gerechtigheid en waarheid.

Is er wanbestuur — het is een weerzinwekkend woord —I idan moet dat ook onder het volle zonlicht 'blijken voor ieders oog.

Ds Joh. H. Rietberg' in „De Wachter" heeft ook vragen:

Wat is dat: „wanbestuur in de uitoefening, van het ambt? "

De dissertatie van Dr Bouwman van Nieuwendam 'heeft trachten aan te toonen, dat Voetius dit ook noemt als één van de gronden voor schorsing. Maar tot nu toe is deze argumentatie onder ons niet gebruikelijk.

Het is trouwens ook een zeer rekbaar begrip, 'bijzonder elastisch.

Wie maakt het uit, dat er wanbestuur is? Is dat een nauwkeurig omschreven begrip? Wanneer maakt iemand zich schuldig aan „wanbestuur in de uitoefening van zijn ambt? "

En beeft een classicale vergadering de bevoegdheid dit uit te maken? De één zal dit wanbestuur noemen en de ander weer iets anders.

Zoo wordt de schorsing van ambtsdragers aan zeer individueele inzichten opgehangen.

Terwijl een söhorsing toch zalk een gewichtige zaafk is, dat daarvoor wel 'zeer positieve redenen moeten zijn, voor geen tweeërlei uitleg vatbaar.

Bovendien is het de groote vraag of een classis tot schorsing mag overgaan met voorbij'gang van den 'kerkeraad.

In „Geref. Kerkblad" van Leeuwarden sc'hrijft Dr W. A. van Es:

Reeds nu wordt ook in de.pers tegen deze geste bezwaar geopperd. Wat is „wanbestuur"? Wie heeft de aanwezigheid ervan te constateeren? Is er in overeenstemming met de K. O. gehandeld? En zoo niet, was dit dan geoorloofd? enz.

Het komt ons echter beter voor, het onderzoek naar al dergelijke vragen aan onze kerkelijke vergaderingen zelf over te laten en niet tot een pers-debat te maken.

Maar de 'zaten, waarover het loopt, zijn van algemeen belang; voorts is voorkomen beter dan genezen; en ook heeft Dtr v. Es — we gelooven : terecht —' zelf in de pers aanverwante kwesties indertijd behandeld in verband met de Asser Synode.

Tenslotte het „Geref. Jongelingsblad": Onze opgroeiende jeugd neemt kennis van hetgeen in de 'kerkelijke pers geschreven wordt en wanneer de jongelui daar zoo ver uiteenloopende beschouwingen lezen dan vragen ze elkander verwonderd af: Hoe is 't mogelijk?

Het doel van ons Gereformeerd Jeugdwerk is mede om bij de opgroeiende jeugd eerbied bij te brengen voor het kerkelij'k instituut en de „meerdere vergaderingen", maar dat wordt ons op deze wijze niet gemakkelijk gemaakt.

Om deze reden spreken we oo'k onze besliste' afkeuring uit over de wtjze, waarop Prof. Greijdanus in de , 3eformatie" het besluit van de classis Drachten bespreekt.

Of hy met zijn critiek gelijk heeft of niet —i wij wagen het niet te beoordeelen, omdat het hier een kerkrechtelijke kwestie geldt, maax wèl weet ik, dat op deze wijze onder onze jonge menschen de eerbied voor de organen van het Kerkelijk instituut ernstig bedreigd wordt, zeer tot schade voor ons Kerkelijk leven.

Wij trachten aan onze jeugd steeds bij te brengen, dat bij de beoordeeling van besluiten, door kerkeli)ke vergaderingen genomen, .altijd eraan moet worden gedacht, dat we daar in bijzonderen zin moeten spreken over de „leiding des HeiligenGeest e s", maar wanneer dan een hoogleeraar aan de school onzer Kerken publiek spreekt van „louter hiërarchie" en „m enschelijke willeken r", van „m ensc'helijke aanmatig i n g" en „o v e r h e e r 6 c h i n g van 's H e e- r 6 n K e r k", dan heffen we waarschuwend den vinger omhoog en we zeggen: Professor — denkt u er wel aan, dat ge door zulke openbare critiek in de harten van onze jeugd den eerbied ondermijnt voor ons Kerkelijk instituut?

Wanneer hier een verkeerde beslissing is genomen — wij', wagen dat niet te beoordeelen — dan moet zulks hersteld worden en ik meen dat de weg daartoe open staat.

Maar nog eens — in het belang der Kerk en van onze opgroeiende jeugd achten we het noodzakelijk, dat men ophgude op deze wijze te spreken over onze meerdere vergaderingen. 'Daarmee wordt 's Heeren Tempel niet gebouwd.

„Gemakkelijk is het niet", och neen, voor niemand, Christelijk werken is trouwens nooit gemakkelijk. Maar het scheelt veel, of men de s t a n d p u n t e n, die over en weer worden ingenomen, objectief weergeeft, ja dan neen. Doet men dat, dan kan de jeugd meeleven in de moeilijkheden der ouderen. Overigens is het gevaarlijk, de leiding des Heiligen Geestes anders dan uit de Schrift, de belijdenis en de daarop rustende ordeningen te verifieeren. Voorts is in principieele kwesties scherpe probleemstelling wets-conform, en oordeelt ze geen personen, doch beginselen, gelijk dan ook in dit geval terug te gaan is tot de principieele beschouwingen van Prof. Greijdanus, eenigen tijd geleden in „D'e Reformat tie" gegeven, lang vóór er een kwestie-Drachten bekend was. En tenslotte: in de dagen van Vonkenberg en Kuyper is altijd beseft, dat men den tempel des Heeren bouwt, door beginselvragen schei-p te stellen, de aanstaande gemeente- en kerkeraadsleden daarin te doen meeleven, personen en zaken te ondersaheiden, een veroordeeling van een daad scherp te onderscheiden van

critiek op permanente houdingGn van personen, en jongen menschen te leeren, dat mannen, die in 's Heeren dienst vergrijsd zijn, niet met verzuchtingen, doch met argumenten te heantwoopden zijn. En vooral niet met partijdigheid.

Geref. Jongelingsblad.

Het orgaan, nog steeds sprekend over mijn rede voor de Oranjegarde, voert tegen mij aan, wat ik zelf aan de garde zoo kras mogelijk (volgens voorafgaande afsprciak) gezegd heb; fantaseert nog eens, dat ik een nadere verklaring vreigerde (ik heb slechts gezegd: bewijs eerst uw beweringen); gaat weer voorbij aan den inhoud mijner rede (alsof die van het feit zeU te abstraheeren zou zijn) en eindigt —' wat we zoo lajigzamerhand gewoon raken — met persoonlijke insinuaties van bedenkelijk allooi.

Ik höb herhaaldelijk betoogd, dat men voor alles en nog wat spreken kan, mits aan bepaalde voorwaarden voldaan is en mits men met het mes der waarheid recht snijde. Nog steeds wordt daarover gezwegen. En wat Dr Oolijn opgemerkt heeft komt geheel op den achtergrond.

Een blad, dat zijn eigen beweringen niet waar maken wil, en tenslotte in persoonsbeoordeeling (waarbij pertinente verklaringen mijnerzijds moeten gewantrouwd zijn) zijn heil zoekt, snijdt door deze „wijze" van polemiek verder antwoord af, tenzij het zich herziet.

Heleias is ook deze polemiek weer verloopen en is het blad in middels op weg een mug uit te ziften en kemels door te zwelgen in het stuk der waardeering van andersdenlkenden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's