POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN
Geestelijke volksgezondheid.
VII.
Verandering op cultureel gebied.
Maar niet alleen de wetenschap, ook het cultuurleven heeft in menig opzicht een verandering ondergaan.
Daar is allereerst de diepgaande verandering in aard en beteekenis van het arbeidsproces, de verindustrialiseering van ons gemeenschapsleven. De arbeid is verplaatst uit de sfeer van het gezin en de werkplaats naar de fabriek, het kantoorgebouw en het groote magazijn. De sfeer van rust en kalmte heeft plaats gemaakt voor die van onrast en gejaagdheid. Daarbij komt de vérgaande rationaliseering 1) van het bedrijfsleven. Maakt dit op zichzelf reeds den arbeid in vele gevallen minder aangenaam, vooral de sterk doorgevoerde mechaniseering van de industrie heeft den arbeid monotoon, geestdoodend, gemaakt en daardoor de arbeidsvreugde weggenomen.
Behalve deze verandering in het wezen van het arbeidsproces is er de laatste jaren gekomen een gebrek aan arbeid. Hoe monotoon de arbeid ook geworden was, hij vereischte toch nog altijd een of meer handelingen, die de totaliteit der persoonlijkheid opvroegen, zijn denken, zijn waarnemen, zijn reageeren en daardoor zijn psyche min of meer in evenwicht hielden. En hij (of zij) wiens geest in evenwicht is, is geestelijk gezond. Om deze reden beteekent het wegvallen van den arbeid dan ook niets minder dan een aanslag op de geestelijke volksgezondheid. En wanneer men de werkloosheid, één van de meest ernstige gevolgen van de crisis, die de w.ereld sinds 1£Ö0 teistert, nader analyseert, treedt dit duidelijk aan het licht. Uitgeschakeld te worden uit het arbeidsproces toch beteekent niet meer voor zichzelf, voor zijn vrouw en kinderen te kunnen zorgen. Vooral wanneer de werkloosheid lang aanhoudt leidt het steeds aangewezen zijn op steunverleening tot verlies van het zelfrespect en 'kweekt dit een bedenkelijk minderwaardigheidsgevoel. Een en ander heeft funeste gevolgen voor Tiet huwelijks- en gezinsleven en daarmede voor de gemeenschap, want het gezin, door het huwelijk tot aanzijn geroepen, is nog altijd de eenheid, de cel, , waaruit de maatschappij is opgebouwd.
Wat allereerst het huwelijksleven betreft, heeft Hijmans er terecht op gewezen, dat het huwelijk niet alleen is een voortplantings- en opvoedingsgemeenschap, maar ook een arbeidsgemeenschap ^); de arbeid van den man staat in dienst van den arbeid van de vrouw; de arbeid van de vrouw staat in dienst van den arbeid van den man; en hun beider arbeid staat in dienst van gezin en samenleving. De arbeid is derhalve een belangrijk, integreerend deel van het huwelijk zelf en daarom zal met het ontbreken van den arbeid van den man het huwelijk zelf gevaar loopen. Bovendien: ledigheid is des duivels oorkussen; niets doen is ook een oorzaak tot zonde. Vooral op sexueel gebied komt dit tot uiting, omdat bij de werkloozen juist de normale afleiding van de sexueele behoeften door ingespannen arbeid ontbreekt. Vandaar dat menige werklooze, den geheelen dag langs de straat slenterend, door de begeerlijkheid der oogen is verleid en van het pad'der kuischheid afgegleden, f)
Maar ook het gezinsleven ondervindt de gevolgen der werkloosheid niet uitsluitend in materieel opzicht. Het feit b.v., dat de vader leeft van de in-
komsten van zijn kinderen of van hetgeen de vrouw verdient, is vaak een bron van conflicten. En geen wonder, want de orde van het gezin is hier omgekeerd en de natuurlijke verhouding tusschen ouders en kinderen scheef getrokken. Een andere bron van conflicten vormt het werkloos worden van inwonende kinderen. Hierdoor dreigt de saamhoorigheid van het gezinsleven te loor te gaan. Immers in zeer vele gevallen zijn een of meer kinderen een belangrijke steun voor het gezin. Worden dezen werkloos, dan kumien zij niet alleen niet meer in eigen onderhoud voorzien, maar dragen zij ook thuis niets meer bij tot onderhoud van het gezin. Vooral dit laatste, het zich tot een plicht rekenen naar vermogen in de gezinslasten deel te nemen, wordt sterk gevoeld.
De ongunstige invloed van de werkloosheid valt verder te constateerèn bij de opvoeding van het z.g.n. moeilijke kind. *) Al moge misschien het aantal moeilijk opvoedbare kinderen als gevolg van werkloosheid der vaders niet toenemen, wèl hebben de psychiaters geconstateerd, dat de opvoeding van kinderen, die groote moeilijkheden opleveren, onder den geest van verslapping of van groote zorg, die in vele werklooze gezinnen heerscht, ernstig lijdt. Volkomen hetzelfde stelden de leiders en leidsters van consultatiebureaux voor moeilijke kinderen te Amsterdam en 's Gravenhage vast. Zij zijn ervan overtuigd, dat voor vele kinderen, waarover de bureaux thans hun zorgen moeten uitstrekken, die bemoeienis zou kunnen worden overgelaten aan de ouders, zoodra de vader weer werk had. ^)
Dat de werkloosheid demoraliseerend inwerkt op het gezinsleven komt ten slotte nergens duidelijker tot uiting dan in de gevolgen van de werkloosheid der jeugd zelf. Dat de gevolgen van jeugdwerkloosheid, die zulk een grooten omvang heeft aangenomen % zoo verschrikkelijk zijn, vloeit eenerzijds voort uit de omstandigheid, dat de arbeid niet alleen brengt vervulling van de noodzakelijke levensbehoeften, maar ook is een middel tot tucht, zoowel in lichamelijken als geestelijken zin. Anderzijds moeten de ontzettende gevolgen van jeugdwerkloosheid gezocht worden in het feit. dat de jeugd idealistisch staat tegenover de maatschappij en veel van de samenleving verwacht. Terecht wees Pompe') er dan ook op, dat juist in de gevoelige periodes der puberteit en adolescentie (jongelingsleeftijd) de slagen, die de werkloosheid aan den persoon toebrengt, dubbel hard aankomen. Deze periodes zijn vervuld met droomen en verlangens, die reeds in gewone tijden door de realiteit, de nuchtere werkelijkheid, belangrijk beknot worden. De werkloosheid stelt tegenover deze jeugdidealen de leegte van een nutteloos bestaan. Kent de werklooze vader althans nog één plicht: stempelen en is hij nog gedurende een zeker gedeelte van den dag aan den tijd gebonden, de jeugdige werklooze kent geen enkelen plicht, is aan geen klok gebonden. Zijn dag is volkomen doelloos, zijn tijd is geheel leeg. Geen wonder dat ontmoediging, verbittering en opstandigheid het gevolg zijn en botsingen met de maatschappij in zulk een toestand vaak voorkomen. De toeneming van de jeugdcriminaliteit staat dan ook met het werkloosheidsverschijnsel in direct en nauw verband.
1) Uitwerking van het oeconomisch principe, dat gestreefd moet worden naar het grootste effect bij het kleinste offer.
2) Vgl. Geschriften van de Ned. Herv. Vereeniging voor geestelijke volksgezondheid, IH, blz. 63—64.
3) Vgl. ook Dr A. C. Drogendijk: Huwelijksvragen van dezen tijd. Orgaan van de Ghr. Vereeniging van Natuuren, Geneeskundigen in Nederland, 1937, afl. 2, blz. 1—2.
4) De moeilijke kinderen kenmerken zich naast gebrek aan zelfbeheersching en aanpassingsvermogen door hun prikkelbaarheid. Bij teleurstelling of bestraffing vertoonen zij ongeremde driftbuien en gaan zij spoedig tot handtastelijkheden over. Vaak vertoonen zij onmaatschappelijke neigingen en allerlei zedelijke tekortkomingen zooals veelvuldig spijbelen, liegen, phantaseeren, lasteren, stelen en vernielen.
5) A. Folmer: Het gezin en de werkloosheid. Geschriften van de Ned. Herv. Vereeniging voor geestelijke volksgezondheid, III, blz. 59.
6) Men schatte het aantal jeugdige werkloozen van 14— 24 jaar in 193S op ongeveer 160.000.
7) Prof. Mr. W. P. J. Pompe: De onmaatschappelijkheid der jeugd in het kader der huidige maatschappij. Verslag van het Landelijk Congres der Ned. Vereeniging voor geestelijke volksgezondheid, 6—7 Mei 1935, blz. 20.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1938
De Reformatie | 8 Pagina's