GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het gebaar van „De Heraut" inzake „The Banner".

Nog andere bladen en personen spreken zich uit over de manier, waarop „De Heraut" is opgetreden ter zake van de bekende amerikaansclie reis. Prol. dr K. Dijk schrijft in „De Bazuin" over „heilige mobilisatie" en merkt dan op: i

Soms schijnt veel, ze r veel haar te zullen verhinderen, omdat er veel is, dat met den eisch der liefde en de door haar geboden voorzichtigheid weinig rekent.

Ik denk hierbij aan het rumoer om de reis van prof. Schilder naar Amerika.

Een reis, waartoe hij reeds lang geleden voorloopig was uitgenoodigd en waarop in breeden kring met spanning gewacht werd, en ook een reis, die wij» hem van heeler harte gunnen.

Maar ai ziet, er is een Amerikaansche predikant, die vanuit Holland naar Amerika terugreist, daar een , gesprek met prof. S. oververtelt, en uit dat gesprek worden publiek conclusies getrokken, zonder dat degene, die deze conclusies publiceert, zich met prof. S. verstaan heeft of deze dingen ook alzoo zijn; het artikel, waarin deze conclusies vermeld werden, wordt in sommige (? K.S.) onzer kerkelijke bladen zonder meer vertaald overgenomen; deze overname ontketent op haar beurt, en ik versta dit, tal van protesten — (laat ik dit woord maar gebruiken), en.... weer zijn we een eind van den weg des vredes, die waarlijk een smal pad is. Ik kan dezen gang der dingen niet anders dan diep betreuren. Wat wordt er op deze wijze onder ons veel stuk gemaakt! Niet dat hierdoor de reis van prof. S. wordt belet, want, ik herhaal het met nadruk, een zeer groote kring ziet zijn komst met blijdschap tegemoet, maar de verwijdering wordt onder ons al grooter en grooter en de verhoudingen meer gespannen. Het wordt voor allen, die nu jarenlang geijverd hebben voor een vrede vol. onderling vertrouwen, al moeilijker om dezen te bewaren en de eenheid der Kerk beleeft géeri schoone dagen.

Ik geloof, dat een groot deel van de schuld ligt in veler houding van stilzwijgen toen spreken noodig was. Als degenen, die inzagen, dat de houding der professoren Hepp en Kuyper schadelijk was voor de kerken en voor de V.U., dit maar eens duidelijk hadden gezegd, en aan de V.U. te verstaan gegeven hadden, dat dit zeggen geen afbraak van de V.U. beteekende, maar opbouw, dan zouden deze broeders wel wat eerder ingebonden hebben, en aan enkele ameriliaansche instanties ware dan op tijd een goed beeld der situatie gegeven.

Ds A. H. Oussoren schrijft in „Zeeuwsche Kerkbode":

Nu weet men, dat er in Amerika in de met ons correspondeerende Christelijk Gereformeerde Kerken een strijd is inzake het stuk der gemeene gratie.

Maar niemand was bevreesd, dat prof. Schilder de zijde van de één of andere partij zou kiezen. En stel, dat hij de ééne of andere partij zou bijvallen, dan zou dit nog niet zoo erg zijn, schreef één der redacteuren van een bekend Amerikaansch blad, want dan zouden wij ons wel verdedigen.

Vervolgens inzake de inmenging van „De Heraut":

Tal van Kerkbodes hebben zich over dit handelen van prof. H. H. Kuyper verbaasd en bun verontwaardiging uitgesproken. Wij voor ons willen er niet veel van zeggen.

We willen alleen maar enkele vragen stellen:

le. Wordt door zulk optreden nu de broeder gewonnen en wordt de zaak des Heeren door zulk doorgeven van berichten niet schade'aangedaan?

2e. Stel, dat het waar zou zijn, dat men Prof. Schilder niet in Amerika wilde hooren — dr Los spreekt dit in „De Bazuin" pertinent tegen — zou het dan niet juister geweest zijn dit bedekt te houden? We belijden toch allen — ook prof. H. H. Kuyper — dat v, e „onzes naasten goed gerucht naar ons vermogen voorstaan en bevorderen"? Zondag 43. En is er ook maar iemand, die beweren' kan, dat dit de eer en het goed gerucht van prof. Schilder bevordert?

3e. Zou het niet beter geweest zijn meer in den geest van de liefde die wil winnen, indien prof. H. H. Kuyper zich persoonlijk over deze zaak met prof. Schildet verstaan had? Waarom is dit ruchtbaar gemaakt?

4e. Kwetst „De Heraut" zich zelf niet op deze manier, het blad dat zoo gezien is geweest? Het zou ons zeer verblijden, indien gebeurde, wat wy laatst geschreven hebben, dat de strijdende heeren eens met elkander spraken. We zouden van heel wat onverkwikkelijk gestrijd af zijn. Dit sticht niet. En deze methode brengt de broeders niet bij elkaar, maar verder van elkaar af. Hetgeen in meer dan één opzicht, jammer is.

Ja, maar deze over den vrede schrijvende broeders illen niet samenspreken, als 't op zakelijkheid aankomt. Dat is wel gebleken. Suggesties wekken is altijd gemakkelijker dan de consequenties van zijn publieke uitlatingen aanvaarden.

Ds H. A. Wiersinga oordeelt in „Leidsche Kerkbode":

Bij de overdracht van het rectoraat van de Theol. School zei prof. Dijt o.a.:

Prof. dr K. Schilder hoopt op verzoek en tot vreugde van een grooten gereformeerden kring in Noord- Amerika, aan het eind van dit jaar derwaarts te vertrekken om in de eerste maanden van 1939 in het land der onbegrensde mogelijkheden de grenzen van het gereformeerde leven in zijn denken en praktijk scherpelijk aan te wijzen, tot welke reis het Curatorium hem goedgunstig verlof schonk.

Nu er vanuit Amerika een stem overwaaide van iemand, die deze reis liever niet zag, en in de Hollandsche pers dit overgenomen werd en hierover geschreven wordt, kan en wil ik niet nalaten onzen kerkelijken hoogleeraar van harte een gezegende reis toe te wenschen.. Toen ik voor 't eerst van deze reis hoorde, dacht ik: fijn voor hem, de man heeft het zoo overstelpend druk, dat alleen al het zitten op den oceaan een verkwikking moet zijn. En al zal hij in Amerika werkelijk niet stil zitten —• 't is toch wel heerlijk ook daar het Gerei leven te mogen zien en te mogen dienen. Ik hoop dan ook, dat de broeders in Amerika en Holland het genot, dat er in zoo'n reis ligt voor den uitgenoodigden gast, niet verder mogen bederven. Als er in Amerika zijn, die 't in alles met prof. Schilder niet eens zijn, best, maar laten ze dan juist blij zijn hem eens van aangezicht tot aangezicht te zien en te hoeren spreken. En als 't pas geeft, kunnen ze met hun ibezwaren komen. Wat nu door enkelen over deze reis geschreven is, is m. i. radicaal onjuist. Ik kan het niet anders zien dan dat dit uit een verkeerde bron voortkomt, 't Lijkt mij niet in overeenstemming met Jacobus 3 : 13—18.

Men moge de wijze van polemiseeren van prof. S. niet de juiste achten, wat rondom zijn Amerikaansche reis thans geschreven wordt, aarzel ik niet zoo scherp mogelijk af te keuren.

Dit moet, mijne broeders, alzoo niet geschieden.

Er mogen verschillende inzichten zijn, niemand mag nalaten van harte tot onze professoren te zeggen, wat prof. Dijk in zijn rectorale oratie zei: goede reis en tot weerziens; de Heere moge uw uitgang en uw ingang bewaren.

Ik zeg het bij dezen, en warm ook, van harte. En hoop, dat heel deze reis voor prof. Schilder, voor lie broeders in Amerika èn voor onze Kerken een zegen moge inhouden.

Ds Y. K. Vellenga spreekt in „Geref. Kbl. Drente en Overijsel" over de bezorgdheid van den amerikaanschen „Banner"-redacteur:

Maar al verstaan wij dat er bij deze en gene in Amerika bezorgdheid kan rijzen, wanneer hij denkt aan wat er achter de rug is en hoe dat weer opleven kan wanneer er in deze materie geroerd wordt, dan mogen wij' toch niet verzuimen hier aan toe te voegen dat wij hier, in ons land, van meening zijn dat alleen misverstand kan doen wanen dat prof. Schilder een verkeerde invloed in de zaak van het amerikaansche leergeschil uitoefenen zal.

Vervolgens, blijk gevende van de nawerking eener tactische manoeuvre van enkele jaren, maar op een andere gezond reageerende:

Wij mogen af en toe onze bedenkingen hebben tegen de wijze waarop prof. Schilder de strijdbijl hanteert, men hoort er nimmer van dat iemand bezwaren oppert tegen de dogmatische voorstellingen van dezen hoogleeraar.

Vervolgens handelt ds Vellenga over het „Heraut"gebaar als zoodanig:

Dit aangaande de zakelijke in'houd van het artikel uit „The Banner".

Blijft het tweede punt, de vraag waarom prof. Kuyper dat artikel onder ons importeert.

Het is niet bepaald een vriendelijk artikel, wanneer er aan Kerkeraden en zoo den raad wordt gegeven om prof. Schilder niet uit te noodigen.

En van deze onvriendelijkheid heeft prof. Kuyper ook maar niet het minste weggenomen, bijvoorbeeld door de strekking er van door middel van een inleiding of toelichting te verzachten.

Eerder heeft prof. Kuyper deze onvriendelijkheid nog wat toegespitst door mee te deelen dat hij het artikel „terwille van onze lezers" uit het engelsch in het hoUandsch heeft vertaald, maar verder niets en dan ook niets te zeggen.

Wanneer één mijner collegaas, zeg in Hoedekmskerke, in de kerkbode aldaar, schrijft dat ik een zonderling ben, is dat niet vriendelijk, maar wanneer mijn gewaardeerde ambtgenoot hier in Meppel in ons plaatselijk kerkblaadje die meening zonder eenig commentaar overneemt, behalve deze, dat hijhet „terwille van onze lezers" uit het zeeuwsch in het drentsch overzet, dan vind ik hem nog een heel stuk onvriendelijlcer dan den man in Hoedekenskerke.

Maar waarom heeft prof. Kuyper dan zoo onvriendelijk gehandeld?

Is hij hiertoe gedrongen geweest vanwege het groote gewicht der zaak en heeft hij den schijn van persoonlijke onvriendelijkheid op zleh willen laden terwille van de volstrekte noodzaak om het amerikaansche oordeel over prof. Schilder ons door te geven?

Het zou verstaanbaar zijn wanneer prof. Schilder hier als onrechtzinnig werd beschouwd en een amerikaansch oordeel het nederlandsch oordeel kwam beklemtonen.

Maar dat is geenszins het geval, integendeel, daar behoeven wij niet over te spreken.

Of heeft prof. Kuyper via „The Banner" de lezers van „De Heraut" willen zeggen, dat prol. Schilder toch wel een beetje suspect geacht moet worden? Zoo kan het ook al weer geconstrueerd worden.

Wie met eenvoudig gemoed het artikel las, moest wel gaan denken, dat prof. Schilder door sommigen in Amerika als een verdacht man wordt beschouwd.

Immers „is het bekend, dat hij ten opzichte van de gemeene gratie meeningen heeft, die althans in sommige opzichten, overeenkomen met die van mannen, wier meeningen veroordeeld zijn door onze Synode van 1924".

De Christelijk Gereformeerde Kerk van Amerika heeft dus bepaalde „meeningen" verwerpelijk, wijl in strijd met de belijdenis, geacht en prof. Schilder zou deze meeningen „althans in sommige opzichten" deelen.

Deze Christelijk Gereformeerde Kerk heeft dezelfde belijdenis als de Gereformeerde Kerken in Nederland hebben en wat tegen haar belijdenis ingaat gaat dus ook in tegen de hunne.

Met andere woorden wil dit zeggen, dat de gereformeerden in Amerika reeds hebben uitgemaakt, dat zeker inzicht in het stuk van de gemeene gratie, dat prof. Schilder „in sommige opzichten" zou deelen, onrechtzinnig is en wanneer prof. Kuyper dit amerikaansche oordeel bij ons op het tapijt brengt zou men er een advies in kunnen lezen om nu hier ook eens wat scherper te gaan toezien.

Zulk een bedoeling zou echter niet alleen unfair zijn, aangezien prof. Kuyper wel weet, dat de zaak van de algemeene genade in Amerika in ander verband besproken is dan ten onzent en de dingen niet dooreen gehaald moeten worden, maar zou onder ons ook geen waardeering vinden, aangezien wij niet begeeren, dat op deze wijze prof. Schilder zou worden aangevallen.

Het is dan ook moeilijk te veronderstellen, dat deze bedoeling bij prof. Kuyper heeft voorgezeten.

Of is de overname van het amerikaansche artikel tenslotte niet voor „onze lezers" in ons land, maar voor die aan de overzijde bedoeld?

Ook die mogelijkheid moet overwogen.

Dan zou de overname van het artikel uit „The Banner" als instemming er mee beschouwd moeten worden en zou „The Banner" straks weer kunnen zeggen voor haar lezers, dat het artikel ten gerieve der hollandsche lezers in „De Heraut" was overgenomen, blijkbaar om er instemming mee te betuigen.

Ieder gevoelt, dat het verhaal op deze wijze heel ingewikkeld wordt, maar men doet wat als men ergens niet uit kan komen.

Toch bevalt ook deze oplossing niet, èn omdat wij ook deze steun aan wat, ondanks alles, min of meer als een aanklacht tegen prof. Schilder klinkt, niet van prof. Kuyper willen verwachten.

Wat is de bedoeling dan geweest?

Mijn, overigens niet groote, scherpzinnigheid is ten einde geraden.

De overname van het onvriendelijke stuk uit „The Banner" blijft een raadsel, althans wanneer wij vriendelijk over prof. Kuyper willen blijven denken, hetgeen ik voor mij evenzeer over hem als over prof. Schilder begeer te doen.

Maar omdat het een raadsel blijft, blijft ook de schijn van grove onvriendelijkheid jegens prof. Schilder.

Het is te hopen, dat prof. Kuyper die schijn wegnemen zal.

Om de inhoud van het geheel amerikaansche artikel geeft hier niemand een zier.

Wat ons wel beroert is het feit, dat het zonder eenig commentaar onder ons werd neergelegd.

Het raakt den man, tegen wien het zich richtte, niet in het minst.

Maar het raakt wel den man, die het ons doorgaf.

Wij moeten van zeer goeden wille zijn wanneer wij dit doorgeven als een vriendelijke daad kunnen zien en dan blijft het ons raadselachtig.

Daarom moge prof. Kuyper vriendelijk verzocht worden zich nader te verklaren, ik zeg het met de bescheidenheid, die een leerling betaamt, ik moge het ook zeggen met de vrijmoedigheid van iemand, die klaarheid en waarheid mint.

In „De Heidenwereld" schrijft dr H. Beets (na herinnerd te hebben aan de komst o.a. van prof. Haitjema, bij wien ook Chr. Geref. toehoorders niet ontbraken):

Nog pas was prof. dr H. Kraemer een welkome gast die in de kerken van beide groepen kon optreden. Zelfs ds Hector Janssen van de Chr. Geref. Kerk in Nederland, met welke men nog geene officiëele connectie heeft, werd met blijdschap begroet op de Synode der Chr. Geref. Kerk. Straks nog wat naders over hem.

Maar — nu lijkt het oogenschijnlijk — en we noemen dat woord met opzet — alsof er een uitzondering komt betreffende prof. dr Klaas Schilder omtrent wien we iets schreven in onze November-Persschouw.

Vervolgens haalt dr Beets enkele passages aan uit „De Standard Bearer", uit welk orgaan obk wij citeerden; dr Beets merkt op:

Wat ds Kuiper daarop antwoorden zal weten we niet. Ook niet wie die boven bedoelde „Big Four" zijn. En ook kunnen we niet d.Q. vraag beantwoorden, door ds Hoeksema gesteld: „En zou dr Hepp ook invloed gehad hebben op den hoofdredacteur van „The Banner? "

Maar wij persoonlijk hadden die editorial opgevat in den zin, dat wij in Amerika er tegen zijn om Nederlandsche aanhangige verschillen hier over te planten, en dat we niet begeeren, dat hier opnieuw twistvuur brandt over een onderwerp, dat al zooveel ellende onder ons heeft veroorzaakt. En — wat veel erger is voor het Rijk Gods: onze krachten versplintert. Laat ons toch meer zien op het veel grootere en meer inspireerende, dat ons als Gereformeerde menschen samenbindt, dan altoos te twisten over het veel kleinere, dat ons van elkander scheidt. En waarover we het hier toch nooit op alle punten en puntjes één worden.

Tenslotte:

We vertrouwen, dat onze bezoeker er niet aan denken zal om hier Nederlandsche twistpunten te behandelen en veel minder om twistvuur opnieuw op te doen laaien in ons land. En daarom roepen we dr Schilder toe: Hartelijkwelkom, professor!

Tot zoover het overzicht.

We zouden van deze dingen misschien verder maar gezwegen hebben, indien wij niet door dit persoverzicht ook aan die amerikaansche broeders, die het misschien noodig hebben, wilden te verstaan geven, dat ze zich mogelijk vergissen inzake de verhoudingen hier in Nederland.

Eigenlijk heeft de „Banner"-redacteur zelf de vraag laten opkomen, of niet bepaalde invloeden op hem uitgeoefend zijn, andere dan hij in het openbaar meedeelt. Hij wijst n.l. op drie bladen: „De Reformatie", „De Heraut" en „Credo". Maar dat is nu juist het merkwaardige. „De Heraut" heeft geen namen genoemd van de in geding gebrachte professoren der V. U. Eerst toen een man uit Kampen de beurt van prof. Hepp kreeg, ging het blad over tot publicatie van de namen der door den hoogleeraar Hepp bestredenen. „De Heraut" kan dus geenszins functioneeren als betrouwbaar ooggetuigereporter van de „barensweeën", die in de vertaling van „De Heraut" waren opgedoken. En „Credo" — ook dat blad noemde de redacteur van „The Banner" — had verzekerd: „Credo" staat er buiten. Buiten al die geschillen. Ook dit blad was gewend aan het namen verzwijgen. Als „De Reformatie" niet getoond had, volstrekt niet bang te zijn, en de tactiek van aanduiden met letterlijke citaten zonder namen noemen uit den booze te achten, dan zouden de lezers van „De Heraut" en „Credo", die „bedeelden", niets omtrent de toedracht der zaken te weten gekomen zijn: ze zullen dan ook wel niet gelooven aan de autarkie der republiek huns orgaans. En ook „The Banner" kan uit deze twee bladen volstrekt niet h eb ben gehaald, wat hij thans vermeldt.

Noemt dan de „Banner"-redacteur toch óók deze twee bladen met zóó gebrekkige berichtgeving als de bronnen, waaruit hij put, dan wordt hij zelf de oorzaak van de reeds publiek uitgesproken vraag, of niet andere invloeden dan die van de bladen op hem ingewerkt hebben.

Juist nu, waar zulke vraag, volkomen begrijpelijk, eenmaal gesteld is, is het goed, dat men in Amerika weet, hoe hier in Nederland de zaken staan. Misschien hadden enkelen een ander beeld omtrent de nederlandsche verhoudingen, dan zij thans verkrijgen.

„Nienwelingen".

Dhr J. Dijk schrijft in „Geldersche Kb." over de geschiedenis van de kerk van Arnhem. Uit den ouden tijd treft ons deze bizonderheid:

Onder de zes candidaten (3 vacatures) was een zekere br. W. gekozen, die blijkbaar nog niet lang in Arnhem woonde. Men schijnt zich dat op eens herinnerd te hebben en nu wordt hij van de candidatenlijst afgevoerd, nog wel op grond van Gods Woord, want, volgens 1 Timotheüs 3 : 6, mag geen „nieuweling" voorgesteld worden, zoo oordeelen de broeders. Doch ze weten wellicht niet, dat met den „nieuweling", waarvan Paulus spreekt in 1 Timotheüs 3 : 6, volstrekt niet bedoeld wordt een broeder, die pas korten tijd in de Gemeente woont. We maken hiervan melding, omdat ons meermalen gebleken is, dat er ook tegenwoordig nog wel personen zijn, die een verkeerde exegese van genoemden tekst voorstaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's