GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELUKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELUKE SCHETSEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Kuyper's lyn.

VIL

Bizonder duidelijk wordt deze visie opi het hart als centrum, als middelpunt des levens, wanneer Dr Kuyper spreekt over de wedergeboorte. Men hoore:

„Ergens in ons inwendig, verborgen gemoed is het centrum van ons wezen, het middelpunt van ons ik, de stamwortel van onze persoonlijkheid. In dat centrum heerscht onze aard, onze geaardheid, onze vorm van zijn en bestaan. Al wat we zijn, werken, spreken, ontvangt van dien aard, van die geaardheid, van die vormende kracht zijn indruk, plooi en stempel, zijn karakter en geestelijke qualiteit.

Nu is van nature dat beheerschend punt in ons, waar die aard van ons wezen troont, gebiedt en heerschappij voert, zondig slecht en goddeloos... Maar nu komt in de wedergeboorte de Heere onze God en werkt in dat beheerschend centrum van ons wezen, op dien stamwortel van ons aanzijn, in dat middelpunt van ons besluitend ik, een wondere daad, waardoor die aard, die geaardheid, die natuur, die soort formeerende kracht-in ons een geheel andere wordt dan ze van te voren was." «)

De wedergeboorte — zoo lezen we elders — grijpt plaats „doordien God, de(n) Heilige(n) Geest, die eerst buiten den mensch was, als nu in het verborgens te van het wezen van dezen mensch indringt, zich in gemeenschap stelt met den wortel van zijn wezen, en in dit wezen een innerlijke bezieling indrijft, die hem van dood, dat hij was, levend maakt, om voortaan nimmermeer van hem te scheiden."

Hoe sterk hier de gedachte van beheerschend centrum domineert blijkt wel uit het volgende. „Juist omdat de wedergeboorte den wortel des levens raakl, strekt ze zich uit over alle deelen van den mensch en over al zijn vermogens. Dil zou niet zoo zijn indien deze deelen en vermogens niet reclilslreeks met den wortel van ons leven in verband stonden; maar dit moet zoo zijn nu alle deelen en vermogens van ons wezen door allerlei vezelen met den wortel van ons leven feitelijk in verband staan." ^^)

Ten slotte nog één uitspraak: „Ook bij den mensch hebt ge te onderscheiden tusschen het middelpunt en tusschen den omtrek van zijn leven. Er is ia zijn levensaanzijn een kern, een middelpunt, waarvan alle levensbeweging uitgaat, en er zijn levensbewegingen, die uit het middelpunt, uit die kern haar aandrift of aandrijving ontvangen. Nu grijpt de wedergeboorte niet plaats in dien omtrek, maar in dat middelpunt, in die kern .

Gelijk men weet hanteert Dr Kuyper zéér, zéér vaak in zijn werken de onderscheiding van „zijn' en „bewustzijn"; of: „bestaan" en „bewustzijn"; of: „zijn" en „denken". Welnu ook die beide brengt hij met dat door hem geziene centrum des levens in verband, als hij spreekt over de wedergeboorte.

„De wedergeboorte moet juist even diep doordringen als de zonde doordrong, en de zonde heeft niet alleen ons be w u s t z ij n vervalscht, maar ook onze natuur verdorven. Gaat men nu op de spil, op de kern, op het middelpunt van ons menschelijk beslaan terug, zoo moet wel èn de kiem van ons aanzijn en natuur, èn evenzoo oe kiem voor ons bewustzijn, in dat middelpunt schuilen. In den omtrek komt niets uit, dan wat werld uit dat middelpunt. Alzoo Ugl èn de bron waanut onze natuur werkt, èn de lichtbron waaruit ons bewustzijn opvlamt, in dat ééne middelpunt, eo zulks wel in zulk een verhouding, dal het be-

wustzijn de natuur volgt, en niet de natuur het bewustzijn." 5")

In dat middelpunt vindt dan de levendmakende daad der wedergeboorte plaats.

Bizonder klaar wordt deze fundamenteel© beschouwing omtrent 'smenschen bestaan door Dr Kuyper ontwikkeld in zijn magistrale Stone-lezin-

gen over „Het Calvinisme". Daar spreekt hij ervan, dat het menschenleven ), in een punt van ons bewustzijn" „ongedeeld bleef en nog in zijn eenheid ligt saamgevat"; van een „wortel, waarop alle stengels uitschoten". Dat punt ligt , jin de tegenstelling tusschen al het eindig e in ons menschelijk leven en het oneindige dat er achter ligt. Daar alleen is de gemeenschappelijke bron, van waaruit de verschillende stroonien van ons menschelijk leven opkomen en zich vercteelen". In „het diepst van ons gemoed, op het punt waar dit gemoed zich voor den Eeuwige ontsluit, (vallen) alle stralen van ons leven als in een brandpunt samen." ^i)

God zelf schiep „de eenig wezenlijk religieus© expressie door het semen religion is (zaad der religie — A. K.) alleen in het hart des menschen'. „God zelf maakt den mensch religieus *or den sensus divinitatis (gewaarwording van het Eeuwige — A. K.) die Hij spelen laat op de snaren van zijn hart." ^^)

Sprekend over het intellectueel, het ethisch', het religieus •'S) en het aesthetisch leven van den mensch, betoogt Dr Kuyper dat deze levensuitingen van den mensch elk over ©en eigen sfeer beschikken. „Deze sferen nu loopen evenwijdig en mogen daarom niet d© ééne uit de andere worden afgeleid. Het is éénzelfde beweging, éénzelfde drang, éénzelfde tinteling in den mystieken wortel van ons aanzijn, die in deze vierderlei vertaliking openbaar wordt". Hij spreekt verder van den „stam van ons leven", waaruit de takken voortkomen. En de eenheid van conceptie, die er op de vier genoemde terr©inen, in d© vier genoemde sferen moet en kan bestaan, kan „in het eindige" alleen „op dit één© punt" gevonden worden, waar ons leven uit de bron van het Oneindige opwelt. «*)

Duidelijk blijkt aldus, dat in Kuyper's denken de gedachte aan een „centrum", een „kern", een „wortel", een „middelpunt", een „stam" van het menschenleven een groote plaats heeft ingenomen.

Alle menschenleven komt uit dien „wortel" op. In dien wortel is het van God afgevallen en wordt het uit genade, door een wonder Gods, weer in zijn gemeenschap gebracht. Van uit dien wortel wordt het dus beheerscht.

Aldus maakte Dr Kuyper ernst met het Schriftwoord, dat uit het hart zijn de uitgangen des levens. '•'^)

Ook ten aanzien van deze fundamenteel© visie op den mensch en het menschenleven kon de Wijsbegeerte der wetsidee aan een Kuyperiaansdie gedachlenlijn aanknoopen om die verder consequent door te trekken op het veld der wijsgeerige studie.


48) Dr A. Kuyper, Het werlc van den Heiligen Geest, Kampen, J. H. Kok, 1927, p. 402/3.

49) Dr A. Kuyper, E Voto, III, p. 413. Vgl.: I, 35, 338/9; II, 539. Zeer merkwaardig is, dat Dr Kuyper in de wedergeboorte ook het lichaam betrekt. De wedergeboorte bestaat z.i. hierin, dat God een zaad in de ziel inlegt, dat dan opschiet en wortelt tegen de oude natuur in. „En evenzoo schiep Hij door de wedergeboorte ons ook wel de .kien) in van het straks herboren en verheerlijkt lichaam, maar niettemin

blijft het lichaam nog aan dood en kwaal onderhevig, en, °* Gods kinderen komen eenmaal aan hun sterven toe. Voto, .II, p. 207. Dit geeft aan zijn visie op een wortel, een centrum van het menschenleven npg sterker relief.

50) Dr A. Kuyper, De Gemeene Gratie, II, p. 212, 213.

^I'- I. P. 255, 407. =1) Dr A. Kuyper, Het Calvinisme 2, p. 14.

52) Idem, p. 39/40.

- 53) Religie moet hier opgevat worden als aanduidend de bewuste verhouding tusschen God en den mensch. Vgl. p. 66.

54) Idem, p. 135.

55) Vergelijk hierbij de uitspraken van een tweetal Gereformeerde exegeten.

Eerst van het Oude Testament: „ „Een ander hart." Nu is hart voor Israël niet geheel hetzelfde als voor ons. Israël ziet het zóó. De mensch is een ziel. Deze heeft een zichtbare zijde; wij noemen deze „lichaam". Ook een onzichtbare zijde; wij noemen deze „ziel". „Ziel" in den zin van het O. T. is dus heel vi^at meer dan bij ons. Wanneer Israël nu die „ziel" als werkend vermogen wil teekenen, als drang tot actie, dan spreekt het van „hart". De „ziel" werkt dus door het „hart". Wanneer hier derhalve aan Israël een „ander hart" gegeven wordt, wordt een geheel ander complex van wilsbepalingen in uitzicht gesteld, zich uitend in een reeks daden." Prof. Dr A. Noordtzij; Ezechiël; p. 128.

En van het Nieuwe: „Het hart is „het innerlijkste, albeheerschende centrum van ons geheele bestaan, geestelijk en lichamelijk, naar denken, willen, voelen, handelen in vollen zin". Prof. Dr S. Greijdanus, Romeinen I, p. 261.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELUKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1939

De Reformatie | 8 Pagina's