HOOFDARTIKEL
De Barchem-Beweging.
I.
Boven deze artikelenreeks staat zooals men ziet: de Barchem-beweging.
_pi; 7011 ook iets aiidiprs hojrfin geplaatst kiitinen worden. Eenige aarzeling heeft er ook bestaan of het niet beter geweest zou zijn, boven deze arlilfclen te schrijven als verzameltitel: De Woodibrookers.
Tenslotte liebben we aan de bovengeplaatste woordien de voorkeur gegeven. En dat wel om verschillende redenen.
In de eerste plaats vinden we de Woodbrookers niet alleen in ons land, maar ook in verscheidene andere landen van Europa, vooral echter in Engeland. De Barchem-beweging in Nederland voert ook als officiëele naam: Vereeniging Woodbrookers in Holland. Op zichzelf genomen zouden we dxis ook zonder bezwaar deze benaming over hebben kunnen nemen. Maar de leden van de Nederlandsche organisatie duiden hun vereeniging vaak aan met den naam: Barchem-beweging. Deze naam is ontleend aan het gebouwencomplex, dat de Hollandsche afdeeling van de Internationale Woodbrookers-organisatie bezit in Gelderland, in de buurt van Barchem. Om de Vereeniging van de Woodbrookers in Holland goed te kunnen onderscheiden van de organisatie der Woodbrookers in het algemeen, kan het dus aanbeveling verdienen, om te spreken van de Barchem-beweging. Te eerder dient dit te geschieden daar het ons voorne^ men is in deze artikelen ons voornamelijk bezig te houden met het optreden van de Woodbrookers in Holland. Zijdelings zal natuurlijk de internationale organisatie ter sprake moeben komen, vooiral omdat de Vereeniging in Holland te beschouwen is als een „dochter"-organisatie van Woodbrooke in Engeland, maar hoofdzaak zal zijn de beschrijving van het werk van de Woodbrookers, hier in Holland
In de tweede plaats hopen we in deze artikelen aan te toonen, dat er ondanks veel overeenkomst op belangrijke punten een diepingrijpend verschil bestaat tusschen de organisatie in Engeland en die in Nederland, niet alleen wat betreft de methode van werken, maar ook. inzake de theologische fundeering en de doelstelling. Dat deze verschillen beslaan, wordt ook toegegeven door de leden van de WoodbrookersvereenigLng zoowel in Engeland als in ons land. Over en weer is men niet blind voor de verschillen, die in den loop van de jaren aan den dag zijn getreden. Zonder vooruit te willen loopen op wat in de komende artikelen nader besproken zal moeten worden, willen we toch reeds hier wijzen op een tweetal uitspraken van Engelsche en van Nederlandsche zijde hierover geuit.
In het 31ste jaarverslag van de Woodbrookers 1937—1938 wordt herinnerd aan de Internationale Reunie van Oud-Woodbrdokers, die van 6—13 Augustus 1938 te Barchem werd gehouden. Als dan gewezen is op de leidende figuren die uit de verschillende landen, waar de Woodbrookersorganisatie zich ontwikkelen kon, aanwezig waren, wordt er in liet verslag aan toegevoegd: „Er is reden om te hopen dat de band tusschen de Vereeniging in Holland en het oude Woodbrooke hechter zal worden dan dit gedurende een lange reeks van jaren het geval was." ^)
Mej. H. W. Crommelin, die een artikel schreef over „Woodbrooke en Barchem", zegt daarin het volgende: „Als ik als oud-Woodbrooker de jaarboekjes van de eerste jaren doorblader, en ik vergelijk deze met het heden, dan voel ik dat er bij veel groei en winst toch zeker iets gewijzigd is. Niet alleen het gemis van het teere lentegroen, en do lentebloesems die niet terugkomen, 'Cn plaats maken voor zomerweelde en herfstluchten. Dat is er ook en dat is normaal. Maar de vereeniging als geheel (bedoeld wordt de vereeniging in Holland) is langzamerhand een anderen kant opgegaan. Het specifiek-diristelijke heeft grootendeels plaats gemaakt voor het algemeen religieuze". ^)
Met het oog op deze niet te miskennen verschillen in grondslag en vereenigingsleven leek het ons gpwensc^bt, ook in liet onschrift boven deze artikelen daarmede rekening te houden. Woodbrooke in Engeland volgt andere richtlijnen dan Barchem in Holland, hoezeer Biarchem ook magloebehooren aan de Vereeniging „Woodbrookers in Holland".
Het was in 1903 dat Woodbrooke, een groote buitenplaats te Selly Oak in een van de voorsteden van Birmingham gelegen, door George Cadbury aangeboden werd aan een groept van Kwakers om te dienen als een vast centrum voor het godsdienstig leven van dit „Genootschap van Vrienden". Reeds langen tijd hadden de Kwakers in Engeland behoefte gevoeld aan een eigen stichting waar men elkander ontmoeten kon en tot geregelde uitwisseling van gedachten komen kon. Men had wel is waar op verschillende plaatsen congressen gehouden, z.g. Summer Scliools — O'.a. te Scarborough in 1897, te Birmingham in 1889, te Windermere in 190O, te Scarborough in 1901 en te Woodbrooke in 1903 — maar men gevoelde algemeen behoefte aan een hechtere organisatie ter versterking van het godsdienstig leven in dezen kring. ^)
Na verschillende besprekingen bood bovengenoemde George Cadbury toen Woodbrooke aan, en zette hij bovendien een bedrag van £ 12.000 vast, opdat men de noodige inkomsten zou hebben voor de instelling van de colleges.
Uit de stichtingsacte blijkt dat Woodbrooke bestemd werd voor de vervulling van vier voorname doeleinden. Het gebouw met toebehooren werd gegeven „met bet doel een instelling te hebben waar leden van het „Genootsdiap van Vrienden" of Kwakers en andere personen, die geen leden van het Genootscüiap van Vrienden waren, in de eerste plaats onderricht zouden kunnen ontvangen in en studie zouden kunnen maken van de christe^ lijko religie, voornamelijk zooals deze vervat is in de leerstellingen die gehuldigd worden door voornoemd Genootschap en in samenhang daarmee zouden ontvangen de noodige practische ervaring en oefening in christelijken arbeid zooals deze verricht wordt doorliet Genootschap; en in de tweede plaats bespreking van sociale en economische vraagstukken; ten derde onderwijs in de klassieken, en m theologische en psychologische vakken; en ten ^^: erde de verzorging van de geestelijke en intellectueele ontwikkehng." *)
Als leider van het Woodbrooke, Instituut werd benoemd Dr Rendel Harris, een bekend geleerde op het gebied van de oud-Chrislelijke Letterkunde, die juist met zijn Vrouw een studiereis maakte door Klein-Azië, toen de voorbereidingen voor de inrichting van Woodbrooke werden getroffen. Tegelijk met de benoeming te Woodbrooke ontving Rendel Harris de benoeming van Hoogleeraar aan de Leidsche Universiteit als opvolger van Prof. van Manen.
Het was moeilijk voor hem een beslissing te nemen. Aan den eenen kant was daar het professoraat dat hem de gelegenheid bood zich intensief met zijn wetenschappelijke studies bezig te houden ; aan den anderen kant was er een nieuw experiment, waarvan het resultaat nog afgewacht diende te worden. Toch aanvaardde Rendel Harris do benoeming te Woodbrooke. En volgens de uitingen in geschriften die thans door het Woodbrooke-comité gepubliceerd worden, wordt hij algemeen beschouwd als de geestelijke vader van deze instelling.
Het zal niet noodig zijn al de ups. en downs van het Engelsche Woodbrooke te beschrijven. Ook deze instelling heeft voor zeer groote moeilijk'beden pestaan vooral in de oorlogsjaren. Toch kan men uit deze korte uiteenzetting wel zien wat de bedoeling is geweest van de oprichters van Woodbrooke bij de organisatie van deze stichting.
Men kan te Woodbrooke drie jaar studeeren. Na afloop daarvan worden verschillende diploma's voor maatschappelijk werk en onderwijs uitgereikt. Buitenlanders komen te Woodbrooke dikwijls een studietijd van tien weken doorbrengen — een z.g. „term" — vooral, om in aanraking te komen met de geheel eigen geestelijke geaardheid van deze inrichting.
Het prospectus van najaar 1938 vermeldt dat er colleges gegeven worden over de volgende onderwerpen: Het leven en de leer van Jezus Christus (door den tegenwoordigen directeur H. G. WoodO, Christelijke Ethiek; Hedendaagsche internationale Politiek; Algemeene economische vraagstukken; Europeesche geschiedenis; Vergelijkende godsdienstgeschiedenis; en Kerkgeschiedenis.
Is het Engelsche Woodbrooke nu aan den oorspronkelijken opzet getrouw gebleven in den loop der jaren? Zelfs door degenen die bij de organisatie van Woodbrooke nauw betrokken zijn, wordt toegegeven dat dit niet geheel het geval is. Rowntree zegt: Tot nu toe heeft de ontwikkeling van Woodbrooke niet geheel die richting genomen die door de oprichters was voorzien en uitgestippeld. Toch is er geweest, zoo zegt hij verdter, wat we zouden kunnen noemen een natuurlijke groei, en niet een geforceerde. ^)
En eigenlijk heeft H. G. Wood, tie tegenwoordige leider van Woodbrooke, op de Internationale Reunie van Oudi-Woodbrookers in Augustus 1938 te Barchem gehouden, éénzelfde verklaring afgelegd. Wood heeft op deze reunie gesproken over: Het getuigenis van Woodbrooke. Het verslag dat in het jaarboekje 1938 van de Vereeniging Woodbrookers in Holland van deze rede verscheen, zegt onder meer het volgende:
Omdat Rendel Harris aan Woodbrooke zijn geestelijken vorm heeft gegeven, vindt men het essentiëele van Woodbrooke in hem, n.I.:
1. Christocentriciteit, d.w.z. Jezus kennen en liefhebben als Persoon, Hem zien als de opgestane, levende Heer, en Hem te aanvaarden als Godsgeschenk, en als een openbaring van Hem. Het is gelooven in Christus gekruisigd; niet in een bie: paalde interpretatie ervan, want het feit is geweldiger dan elke interpretatie.
2. Geloof in voorzienigheid en leiding. Rendel Harris gelooft niet in toeval en ziet uit naar Gods leiding in het dagelijksche leven. Niet uitsluitend
naar spontane ingeving en deze niet van oogenblik tot oogenblik. Het element van de rede wordt niet uilgeschakeld.
3. Loeren moet bestaan uit eigen onderzoek en ontdekking. Op deze basis is liet onderwijs van Woodbrooke opgebouwd. Zoowel in wetenschap als in geloof is er nog veel nieuw land te ontdekken.
4. Drie dingen verheffen den mcnsdi boven het dier: het gebruik van natuurkrachten, de humor en het gebed. „Dient God met vroolijkheid" is het getuigenis van Woodbrooke.
Eenige nieuwere elementen van Woodbrooke, niet onmiddellijk van Rendel Harris afgeleid, zijn: 5. De ontwikkeling van het internationalisme, de daarmee samenhangende vraagstukken. Ook de associatie van Woodbrooke met instituten van anderen aard en godsdienstige richting; en een versterkt oecumenisch bewustzijn.
Uit deze korle samenvatting van de rode van Wood kan men zien dat de voornaamste beginselen van de Kwaker-leer ook in het Woodbrooke van nu aangehangen worden. Aan de stem van God in het hart van den mensch wordt veel waarde toegekend. Bron en norm voor leer en leven is niet het Woord Gods, maar het geloof in voorzienig
heid en leiding. Zoo wordt in Woodbrooke ook niet gerekend met kerkelijke belijdenis, met ambten door Christus verordend, met de sacramenten aan de gemeente Gods gegeven. En hoewel men in Kwakerkringen gaarne spreekt van het werk van den Geest, worden de groote gaven van den Heiligen Geest aan de nieuw-testamentisdie kerk, n.l. de kerk, het ambt, en het Woord daar van weinig of geen belang geacht.
1) Woodbrooke Thirty-first Annual Report, pag. 19.
2) Barchem-bladen, Dec. 1933, 9e jaarg.
3) Arnold S. Rowntree: Woodbrooke, lts History and Aims, pag. 19.
4) a.w. pag. 26.
5) a.w. pag. 50.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1939
De Reformatie | 8 Pagina's