GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geestelijke verzorging onzer gemobiüseerden.

n.

(Slot.)

De Overheid erkent, dat zij een taak heeft niet i ii maar omtrent de kerkelijke belangen, door de mogelijkheid te scheppen om, met inachtneming der dienstbelangen, het den kerken mogelijk te maken haar taak in deze te vervullen.

Daartoe zijn bij mobilisatie uit de Gereformeerde Kerken 52 Res. Veldpredikers opgeroepen, oin namens die Kerken hun taak te vervullen in het leger.

Deze Res. Veldpredikers hebben een militaire en een kerkelijke instructie.

De militaire instructie zegt: „zij behartigen in het algemeen de geestelijke belangen van alle niet R.-K. militairen en in het bijzonder van bedoelde militairen, die behooren tot het onderdeel waarbij zij zijn ingedeeld".

In de kerkelijke stipulatiën van Deputaten der Gen. Synode der Geref. Kerken staat, dat de regeling, die de Veldprediker moet treffen met zijn kerkoraad, o.a. moet bevatten: „een verklaring van den kerkeraad, waarin de Veldprediker gemachtigd wordt om in het leger het Woord en de Sacramenten te bedienen, zooveel mogelijk in den kerkelijken weg (eventueel door benoeming van een veld-kerkeraad)".

Voorts is bepaald, dat de Veldprediker iedere maand schriftelijk rapport moet uitbrengen aan zijn kerkeraad en aan Deputaten der Synode.

De breedere taak in de militaire instructie omschreven zal wellicht oorzaak vinden in het feit, dat de Overheid geen onderscheiding Vv'il van geloovigen en ongeloovigen en dat in tijd van nood menig niet kerl^elijk mensch leert bidden, toevlucht zoekt bij God.

Uit de kerkelijke stipuatiën blijkt, dat de Veldprediker ambtelijk verbonden blijft aan zijn kerk, zijn arbeid geschiedt dus namens haar en daarom moet ook de kerk — evenals uit zendingsrapporten — op de hoogte blijven.

Het ligt dan ook voor de hand, dat als men vraagt wie belast zijn met de geestelijke verzorging der gemobiliseerden, het antwoord eenvoudig moet luiden: de Res. Veldpredikers.

Vanzelfsprekend zullen de Veldpredikers trachten, zoodra mogelijk op de hoogte te komen van de namen van hen, die voorzien zijn van een reis- attestatie.

Dat vraagt veel tijd en veel werk, m.aar... de Veldprediker behoeft dat niet alleen te doen.

Daarvoor gaf br. Postema een zeer goed voorbeeld aan Prof. Schilder, dat in zijn kantonnement de gegevens worden verzameld door de militairen zelf (contact-leden). Aanteekening in „Ref." 26 April.

Dat acht ik den juisten weg. Niet klagen, maar zelf aanpakken. Het ambt der geloovigen, der kerk-leden, moet worden ontwikkeld en actief gemaakt.

Dat ambt der geloovigen is op militair terrein al lange jaren tot openbaring gekomen. Niet in de lijn van kerk-institueering, want dat was in vredestijd niet noodig, doch wel in socialen, in militairen zin.

Reeds 40 jaren bestaat er een Nationale Christen- Officieren- en Onderofficierenvereeniging en sinds 22 jaar de Vereeniging „Pro Rege". Die organisaties bedoelen alle drie om in de Weermacht de Christenen saam te binden en elkander te steunen en sterken om de Banier te ontplooien van Jezus Christus.

Die organisaties zijn inter-kerkelijk.

In de N.C.O.O.V. heb ik gekend Hervormden en Gereformeerden, Chr.-Gereformeerden, Lutherschen, Apostolischen en ook mannen van het Heilsleger. Ze staan allen op orthodox-Prot.-Christelijke basis, evenals de N. C. Radio- en Reisvereeniging.

De organisaties zijn interkerkelijk, dus niet kerkelijk neutraal, d.w.z. dat men niet over de kerk en haar belangen zou mogen spreken.

Integendeel.

Het is in al die organisaties steeds als een eere en een voorrecht beschouwd, dat men de kerk en de kerkelijke ambtsdragers kon steunen bij hun arbeid. Omgekeerd heeft men van de kerken gevraagd de leden in militairen dienst op te wekken zich bij die organisaties aan te sluiten.

Die orthodoxe basis en dat interkerkelijke standpunt acht ik — vooral in den noodtoestand der mobilisatie — een voordeel.

De Res. Veldpredikers staan op een kerkelijke basis, doch hebben een breed inter-kerkelijk terrein te bearbeiden.

En nu ligt de conclusie voor de hand. Als van kerkelijke zijde en door de Res. Veldpredikers de kerk-leden worden opgewekt tot aansluiting bij de in de historie gegroeide organisaties, dan zullen omgekeerd de organisaties allen steun bieden voor het ambtelijke werk.

Hier liggen — zooals Prof. Schilder schreef — groote mogelijkheden.

Bij allen lof, die ik heb voor het werk der Res. Veldpredikers, heeft het mij getroffen, dat ik nog nimmer iets las van het actief maken van het ambt der geloovigen. Van br. Postema las ik de eerste uiting in die richting.

De taak der Veldpredikers is geweldig van omvang, doch... waarom requireeren zij geen hulpkrachten? Er zijn onder de gemobiliseerden vele broeders, die jaren lang een kerkelijk ambt hebben bekleed, van wier krachten nog geen gebruik is gemaakt.

Er bestaan hulp-predikers, die geen kerkelijk ambt bekleeden, zou het zoo vreemd zijn om in elk kantonnement om te zien naar „hulp-ouderlingen"?

Het zou de taak van den Veldprediker zeer vergemakkelijken, en de onderlinge saambinding bevorderen.

Men vraagt nu te veel: wat doet de kerk voor mij? en heeft dan veel te klagen. Maar keeren wij de zaak om en vragen wij aan de kerk-leden: wat doet gij voor de zaak van Christus? , dan is het onze droeve ervaring, dat er een zeer groote slapheid openbaar wordt.

Als de geloovigen toonen, dat zij ambts-dragers zijn. dan zal wel blijken, dat zij alle hulp, steun en medewerking kunnen verkrijgen van hen, die een Ambt in de kerk vervullen.

Onlangs schreef ik in het orgaan der N.C.O.O.V., dat voor O. en O. elk kantonnement een contact-officier heeft. Ik bepleitte, dat elk kantonnement een contactcommissie moest hebben, bestaande uit tenminste 1 lid van elk der drie genoemde organisaties voor de geestelijke verzorging. Die contact-commissie zou plaatselijke activiteit en samenwerking bevorderen en overleg plegen en steun bieden aan de geestelijke verzorgers en het A.P.C.

Het algemeene idee dus: kantonnements - helpers ook voor de geestelijke verzorgers. I

De Res. Veldprediker is het centrale punt, de administratie wordt kantonnementsgewijze verzorgd, zoodat hij weet: er zijn zooveel Ned. Herv. kerkleden, zooveel Gereformeerden, enz.

Niet de gemobiliseerden wenden zich eventueel tot een kantonnementskerk, maar de Res. Veldprediker. Hij weet ongeveer hoeveel kerkgangers kunnen verwacht worden. Hij doet mededeeling van te houden Heilig Avondmaal, ziet reis-attesten in en vraagt voor... militairen toegang.

Het is logisch, dat waar in een kantonnement een Gereformeerde Kerk bestaat, de Veldprediker zich 1 verstaat met den Pastor Loei. Hij is immers zelf ook bevoegd tot den Dienst des Woords. [

Bestaat er geen Gereformeerde Kerk, dan moet de Res. Veldprediker overwegen op welke wijze in de behoefte is te voorzien. Misschien preekt hij zelf, of kan hij sommigen samenbrengen voor een Radiodienst of ook door zijn helpers een lees-samenkomst doen beleggen.

Niet alle onderdeelen bezitten een Gereformeerden Res. Veldprediker.

En nu denk ik aan de N. C. R e i s vereeniging. Onze militairen zijn ook „reizende" gezelschappen. Dan moet men niet het o n mogelijke vragen, maar bet mogelijke dankbaar accepteeren.

Met veel genoegen beluisterde ik op 4 Maart voor de radio Ds J. S. Hartjes, die in den oorlog 1914—'17 aan het front is geweest. In de loopgraven, zoo zei hij o.a., stond het Evangelie van Jezus Christus op den voorgrond en de kerkmuren weken achteruit.

Zelf was ik in 1914—1918 gemobiliseerd en kon bijna steeds een Gereformeerde Kerk bezoeken. Toch was ik dankbaar, dat enkele malen, dat die mogelijkheid zich niet voordeed, ik een rechtzinnig Herv. kerkdienst kon bijwonen. In de weekdiensten genoten wij van Ds (nu Professor) Geels en van den ethischen Ds Scholten.

Dominees zijn voor meer dan 99 % wijze menschen. Zij weten heel goed, dat zij voor een inter-kerkelijk gehoor geen Bijbelsche of dogmatische geschilpunten moeten brengen, maar Jezus Christus en Hem alleen.

En — Gereformeerde menschen hebben over het algemeen niet zulke knieën, dat zij direct doorzakken onder een ethische preek.

Velen zullen wel eens een Gereformeerde beschouwing hebben gehoord van een ethisch predikant en ook wel eens omgekeerd.

Ik herhaal nog eens: laat de nood ons toch doen gebruiken de mogelijkheden, die onder Gods voorzienig bestel in de weermacht zijn gegeven en niet het onmogelijke vragen.

Mogelijkheden, ze liggen er vele. Maar de geloovigen moeten zelf medewerken.

Mede-bouwen, als mede-arbeiders voor Gods Koninkrijk.

Niet achterom zien, maar de hand aan den ploeg. En wie biddend aanvangt en aanpakt, met de middelen door God gegeven, die zal door de uitkomst worden beschaamd.

Gods beloften feilen niet. Waar twee of drie in Zijn Naam vergaderen, daar is Hij in 't midden.

Waar twee of drie samenstemmen over eenige zaak, die zij van den Heere begeeren, het zal hun gegeven worden.

Aan mijn gemobiliseerde broeders roep ik toe: zoek mede-broeders in Christus.

Sla tezamen de hand aan den ploeg. Begin in het klein. Al is het maar om dagelijks saam te komen voor het lezen van Gods Woord en om samen te bidden.

Draag al uw nooden den Heere op. Vraag Hem of Hij uw zorgen en moeiten wil vervullen en u bekwamen om te zijn een gemobiliseerd militair in het leger van Jezus Christus.

Ter aanvulling van vorenstaande wijs ik er op, dat de Depots niet behooren tot het gemobiliseerde leger, zij staan niet onder den opperbevelhebber, doch onder den Minister van Oorlog.

Daar worden de jonge lichtingen opgeleid om later als geoefend soldaat over te gaan naar het veldleger. Die Depots zijn dus in „tijdelijke" garnizoenen. Daar zijn de jongere menschen. Daar hebben dus de plaatselijke kerken een taak opzichtens de militairen.

Daar vooral moet het catechetisch onderwijs bevorderd met den aandrang om z.m. belijdenis te doen vóór overgang naar het veldleger, omdat dan de regelmatige bijwoning eener catechisatie zoo goed als uitgesloten is.

Al komt men voor eenigszins langen duur in een plaats met een Gereformeerde Kerk, dan vormt de wachtdienst, oefeningen, verlof, alarm enz. een militair bezwaar, dat niet valt weg te ruimen.

N. 30 d dO. A. T. v. O.

Naschrift. Deze artikelen waren gedateerd 30 April.

De gewijzigde omstandigheden ontnemen er niet geheel de waarde aan, doch ook hiervoor geldt dat men zich moet aanpassen. En overigens: „zegt den kinderen Israels dat zij voorttrekken", roept de Heere ons toe.

N. 1—6^0 v. O.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's