GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zwaren strijd zijnde Lucas 22 : 44.

AANVECHTING.

Over Christus' aanvechting in Gethsémané raakt de kerk nooit uit gedacht. Te meer daarom dient zij ertegen te waken, dat zij er niet verkeerd over denkt.

Er zijn er, die het woord „aanvechting" (of: verzoeking) thans in heel anderen zin gebruiken, dan te voren de kerk placht te doen, „Bij Luther", zoo schreef iemand, „is de 'aanvechting' de plaats, waar de mensch, aan zichzelf vertwijfelende, nu of nooit tot de beslissing komt (die van God uit over hem valt): zich restloos aaij. de belofte te houden... Bij Barth wordt juist de eenzelvigheid en zelfvei> zekerdheid van het geloof 'aanvechting' genoemd, niet dus als ervaring, maar als feitelijk gebeuren" ^).

Duidelijk is deze uitspraak niet, al was het alleen maar hierom, dat een feitelijk gebe\iren en een „ervaring" geen tegenstelling zijn.

Toch is er wel iets, dat in dezen ons houvast geeft voor het verstaan van schrijvers bedoeling. „Wat beteekent aanvechting oorspronkelijk en eigenhjk? ", zoo vraagt een theoloog van den laatsten tijd, K. Barth 2). En hij antwoordt: „Niet iets van datgene, wat wij aan ons zelf ervaren en beleven en dus ook aan ons zelf wel kunnen verschaffen, doch datgene, wat naar de Schrift den Zoon van God in de vernedering van zijn menschzijn in zijn kruisdood van Godswege is wedervare'n: het gericht van God, waaronder hij zich, onze plaats innemende en ons op deze plaats vertegenwoordigende, heeft begeven".

Men verstaat, waar dat heen moet. Met onbegrijpelijke veronachtzaming van het Schriftwoord, volgens hetwelk\„God zelf niemand verzoekt" (Jac. 1 : 13), wordt God als auteur der verzoeking, ja als haar e e n i g e auteur aangewezen. Niet slechts als degene, die in verzoeking leiden kan, doch als de groote verzoeker zelf. Aan den duivel, den Satan, als verzoeker, wordt hier geen plaats toegekend; trouwens niet alleen van de zonde en den dood, doch ook van den duivel wordt door den denker van zooeven ontkend, dat hij behoort tot de geschapen werkelijkheid ^). Hij is niet van God geschapen; zijn „zijn" is alleen maar het Gods schepping verstorende en neen-zeggende , niet-zijn".

Maar met dat filosofische begrip van een „nietzijn" houdt de Schrift zich niet op. Zij weet, dat de duivel wèl behoort tot de geschapen werkelijkheid ; al is het duivelsche niet door God geschapen, de duivel als persoon, als engel, is het wel. En God laat hem toe te werken. Te werken, óók op de menschelijke natuur van den mensch Jezus Christus.

Zóó komt er ook in Zijn bestaan hier op aarde plaats voor verzoeking. Voor verzoeking als feitelijk gebeuren, dat Hij ondervindt, ervaart. Dat gebeuren was er na zijn doop in den Jordaan, het* is er ook weer vóór zijn dood op Golgotha.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 1946

De Reformatie | 8 Pagina's