GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

INDRUKKEN VAN DE SYNODE, VII

Nogmaals: art. 13.

In ons vorig nummer lieten we uitkomen, dat het nog niet zeker was hoe de synode zou beslissen. Dat er over deze zaak verschil van meening zou zijn, was te voorzien. De bespreking in de vergadering leidde dan ook tot een nieuwe samenvatting van de hoofdgedachten, die in de synode openbaar werden. De commissie gaf dienaangaande bij monde van ds Meulink een afsluitend rapport. Daaruit vermelden we nog het volgende:

De commissie bleek n.l. na ernstig beraad tot het inzicht gekomen, te moeten adviseeren, noch de bestaande regeling, noch die van de Zuid HoUandsche commissie, noch eenige andere regeling, die boven het bepaalde in de kerkenordening uitgaat, bij de kerken aan te bevelen. Van dit gevoelen met een enkel woord rekenschap gevend, merkte de commissie ten aanzien van de bestaande onderlinge hulpverleening op, dat een zoodanige regeling aan te bevelen niet op den weg der synode ligt, aangezien dit geen zaak betreft, die volgens artikel 30 de kerken in het gemeen betreft.

Tegen het Rapport der Zuid HoUandsche commissie, hoe uitnemende gedachten dit overigens ook bevat, was bovendien naar het oordeel der commissie onder meer nog aan te voeren:

a) dat het woord „nooddruft" in artikel 13 niet beteekent „behoefte" uit welke opvatting dan wel geconcludeerd wordt, dat er geen sprake is van emeritaatsgeld als de emeritus ruimschoots in zijn levensonderhoud kan voorzien •— maar dat dit v/oord beteekent „levensonderhou d", en dat het niet de vraag is, of de Dienaar het emeritaatstractement wenscht te ontvangen, maar of het de roeping der kerk is, het a a n t e 'b ieden;

b. dat het niet juist is, als men van de kerken, die voorheen door een Dienaar bearbeid waren, een emeritaats-tractement zou vragen naar het (in den regel hoogere) traetement van de emeriteerende kerk; egn dergelijke verantwoordelijkheid hebben die kerken nooit aanvaard;

c) dat de regeling geen uitkomst biedt in geval­ len, waarbij de predikant slechts één kerk of twee kerken diende; >

d) dat een warnet van verbintenissen zou ontstaan, indien een kerk geregeld candidaten beroept; stel, dat zij in veertig jaar acht candidaten had en deze daarna om de vijf jaar van standplaats wisselden, dan zou zulke kerk met tientallen kerken*een emeritaatsregeUng hebben uit te voeren;

e) dat voor ambts-invaliditeit de oorspronkeUjk voorgestane regeUng geen oplossing heeft; voor deze gevallen zou toch weer een algemeen fonds gevormd moeten worden, waarin alle kerken zouden moeten storten.

Afgezien van den bijzonderen inhoud van dit voorstel was de commissie van oordeel, de synode te moeten ontraden, eenige regeling aan te bevelen, die uitgaat boven hetgeen in onze kerkenordening artikel 13, 11, 41 e n 44 b e p a a 1 d i s.

De Kerken van Jezus Christus zijn niet als onmondige kinderen, die voor zich laten denken en laten zorgen; niemand verzwakke haar zelfstandigheid. Men belaste haar niet met een eindelooze reeks bepalingen, als adviezen bedoeld, maar die ongemerkt al meer het vrije leven der kerk drukken en belemmeren — niemand belage haar vrijheid. Met „gebod op gebod'* en „regel op regel" maakt men het kerkelijk leven niet gezond, en houdt men het niet gezond; hoe grooter het getal regelingen, en bepalingen, hoe, meer het gevaar dreigt, dat de zaak waar het om gaat, veruitwendigd wordt. De vraag is hier: leven de kerken bij het Woord, zoeken ze het licht van het Woord? Indien neen, dan < !^ordt de toepassing van het artikel 13 een „zaakje"; indien j a, dan zal elke kerk het haar duren plicht achten, den eens van God geschonken Dienaar eerlijk, dat is: met eere, en niet karig te verzorgen; ze zal het als een voorrecht zien, den getrouwen Dienaar een levensavond zonder financieele zorgen te bereiden.

Op deze dingen kan naar het oordeel der commissie niet genoeg de nadruk worden gelegd. Het „zuchten" onder emeriteerings-„lasten" moet voorgoed onze kerken uit; de vreugde der geloofsgehoorzaamheid, waarbij het moeten is: mogen, en het mogen is: moeten dient weer haar koninküjken intocht te houden.

EiT dan is een uitgebreid getal bepalingen niet noodig: onze kerkenordening, die zoo trouw het Schriftuurlijk licht weerkaatst, zegt ons genoeg.

Ze eischt in artikel 13, dat, zoo eenige Dienaar door ouderdom, ziekte of anderzins onbekwaam mocht worden tot uitoefening van zijn dienst, hij niettemin eer en naam van een Dienaar zal behouden — hij is toch voor zijn leven geroepen; hij gaf zich immers voor zijn leven in dienst van zijn Zender •— wie kan hem zijn titel ontnemen, wie durft hem zijn eere rooven? Gehjk het voor de Gemeente een eere is, hem te onderhouden, ia het voor hem een eere, zijn Koning te dienen zoolang hij kan — is het niet meer in voUedigen dienst, dan misschien in een deel van het dienstwerk. En niet, als de rust hem bekoort, b.v. na veertig jarigen diensttijd, maar als onbekwaamheid hem noopt, legt hij den herderstaf neer. Dan ontvangt hij van de kerk, die hij diende, zijn nooddruft. Dat is: wat hij noodig heeft, levensonderhoud. Is hij s^chts zeer kort in het ambt dienstbaar geweest, en overvalt hem ziekte of ongeval, waardoor hij tot den dienst onbekwaam wordt, hij heeft recht, niet op een aalmoes, maar op nooddruft, even goed als een Dienaar, die op hoogen leeftijd geëmeriteerd wordt. Die nooddruft zal voor den één ruimer moeten berekend worden 'dan voor den ander: de Heere schikt vaak de omstandigheden verschillend en maakt de behoeften niet altijd gehjk, en evenals de Dienaar eerUjk dient verzorgd, zoo hebben ook zijn weduwen en kinderen recht op voldoend levensonderhoud.

Want wat de Dienaar of zijn nabestaanden genieten, is naar het oordeel der commissie voortgezet traetement; daarom spreke men niet van pensioen, of uitgesteld loon, maar van em.eritaats-tractement. Dit traetement is het eerste honorarium, dat uitgekeerd moet worden. Eer men bij emeriteering kan denken aan een nieuwen predikant, heeft men te denken aan den predikant dien men heeft: den emeritus. Hij heeft de oudste rechten; voor hem moet eerst gezorgd. En dat kan. Het emeritaats-tractem.ent is doorgaans belangrijk lager dan het gewone traetement; kan een kerk dit laatste betalen, dan zeker het eerste. Het is dus niet juist, dat een kerk hulpbehoevend wordt door emeriteering; neen, ze wordt dit eventueel door de komst van den nieuwen predikant. Wanneer dus een Gemeente in zorgen komt, geschiedt dit niet door het emeritaats-tractement, maar de moeihjkheden komen dan, als men zorgen moet voor het traetement van den tweeden predikant.

Wanneer een kerk tot dit laatste niet in staat is, wordt ze hulpbehoevend. Een schande? Allerminst. Dit niet-kunnen is geen schuld, maar lot, namelijk indien zulk een kerk niet nalatig is geweest in het treffen van voorzorgen. Ze heeft nu echter het recht, de hulp der zusterkerken in te roepen, die haar volgens artikel 11 onzer Kerkenordening, dat is naar de regel der liefde, hebben te helpen. Vanzelf dient die hulp niet te worden ingeroepen, als de Gemeente zelf niet het mterste gedaan heejt. En tot dat doen van het uiterste behoort ook, dat men het niet late aankomen op het moment, dat de tweede Dienaar zijn intrede doet, maar dat men zoo vroeg mogelijk en zooveel mogehjk maatregelen neme, om bij de komst van dien tweeden Dienaar niet verlegen te staan. Bijtijds zorgen, bijtijds voorzorgsmaatregelen nemen, wordt in Gods Woord nooit afgekeurd, maar aanbevolen.

Zoo vult artikel 11 artikel 13 aan. En wanneer de kerken zich houden aan hetgeen ze in de kerkenordening naar Gods Woord overeengekomen zijn, Imnnen ze elke nadere „regeling" ontberen. Heeft een kerkeraad raad noodig? Artikel 41 wijst hem den weg. Dreigt bij eenige kerk verslapping in te treden? Artikel 44 noemt hen, die geroepen zijn haar broederhjk te vermanen, en met raad en daad alles tot vrede, opbouvmig en het meeste profijt te dirigeeren.

•Al deze dingen overwegende, meende de commissie concludeerende de vergadering niets anders te moeten adviseeren, dan eenvoudig de kerken op te wekken ten aanzien van de emeriteering naar art. 13, getrouw de Schriftuurhjke regelen, vervat in het gemeen accoord van kerkelijk handelen, namehjk onze kerkenordening, na te leven.

Tot zoover het rapport. Men ziet, dat hierin velerlei is, dat als nieuw, beter als reformatorisch en dus in feite toch weer als oud valt te waardeeren. Met name wat prof. Greijdanus heeft verdedigd, is hierin tot zijn recht gekomen.

Bij de bespreking kwamen nog onderscheiden vragen op. Zoo b.v. hoe het moet met de verzorging van emeriti, die door vrijmaking gereformeerd gebleven zijn, maar wier gemeente, door de vrgmaking na te laten, zijn overgegaan tot de Scheur- Kerk. Een andere vraag was, of niet, als de Ujn van dit rapport aanvaard werd, de collecte voor „emeriti predikanten, predikantsweduwen en - weezen" af te schaffen en alleen te collecteeren voor hulpbehoevende kerken. Een derde was, of niet de in dit rapport aangegeven gedragslijn, indien eenmaal aanvaard, eenerzijds meebrengt, dat de kerken worden vrijgesteld van de stipulaties, die op ondercheiden beroepsbrieven werden aangegeven (daann

w5rat~aoörgaans verwezen naar de hiermee ter zijde gestelde extra-regeUng) en anderzijds een opwekking wenschelijk maakt aan het adres der kerken om heusch diligent te zijn in den hierboven aangegeven zin.

Over deze vragen werd door den rapporteur gesproken; wat de synode zelf te doen had, had uiteraard zich te houden binnen de grenzen van haar in de kerkenordening beseheiden gehouden mandaat.

Ook na zijn antwoord wees één der synodeleden erop, dat de emeriti, die er thans zijn, toch moeten worden verzorgd. De kerken waartoe zij behoorden, zijn, zooveel ze niet met de vrijmaking meegegaan zijn, met de beschikbare gelden gaan „loopen". Er moet dus een overgangsmaatregel zijn in zulke gevallen. Want voorop staat de roeping om getrouw te zorgen voor de betrokkenen.

Hiertegenover werd opgemerkt, dat in het rapport de synode niet werd gezien als het lichaam, dat van boven af bepalingen oplegde; maar dat juist daarom regelingen van een bepaalde kerk of groep van kerken deze zelf hebben aan te gaan. Er is dus geen sprake van dat de synode bepaalde regelingen van locaal of regionaal belang af zou schaffen. De synode trekt zich alleen maar terug van een terrein waar ze niet thuis hoort. Maar nu we in veel gevallen van emeriteering geplaatst zijn voor het feit, dat de oude regelingen getroffen zijn van vóór de vrijmaking, moet bijzondere zorg worden besteed aan de voorziening in hun behoefte, opdat verkregen rechten geëerbiedigd worden. Aan aangegane verplich t "pn gen mag niet worden getorn ^ Dit was zóó .algemeen gevoelen, dat op dit punt nog afzonderlijk de aandacht zal worden gevestigd

Omdat ter synode algemeen de hoofdgedachte van dit rapport instemming ontmoette werd de conclusie aanvaard; een kleine formulewijziging zal verwerkt worden in het persverslag dat in ons

blad een plaats vindt. .

(Dit persverslag bereikte ons te laat voor dit nummer).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's