GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IS ER EEN „TUSSCHENTOESTAND" ?

door Prof. Dr K. SCHILDER.

XVIL

Wij allen kennen de uitspraak van Paulus, die ik hier aanhaal in de weergave van de nieuwe Bijbelvertaling, uit 2 Tim. 4:8: „voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welken te dien dage de Heere, de rechtvaardige rechter, niij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook' allen, die zijne verschijning hebben liefgehè-d".

Ook deze plaats schijnt schrijver bewijs voor de juistheid van zijn opvattingen.

Het voornaamste steunpunt biedt hem het woordje, dat door „voorts" is vertaald.

Wie „voorts" zegt, trekt — aldus zijn betoog — in gedachten een streep. Daarvóór valt dan handeling nummer één. En daarachter valt handeling ntmimer twee. Men zegt dan: handeling één is voorbij, en „voorts" volgt nummer twee.

• Het is nu maar de vraag, aldus schrijver, waar in het geval van dien tekst de streep dient getrokken te worden.

Het kan bij het moment van Pè, ulus' SCHRIJVEN. Het kan óók bij het oogenbUk van zijn VER­ SCHEIDEN. Hij heeft immers in vers 6 gezegd: reeds word ik als plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur?

Schrijver gaat nu wikken en wegen.

Valt de streep bij het moment, waarop Paulus deze woorden schrijft, dan krijgen we (volgens schrijver) deze voorstelling:

lo. op dit oogenbUk, waarin ik schrijf, is mijn verscheiden aanstaande;

2o. maar na ditzelfde oogenblik (waarin ik dus nog in leven ben) ligt de krans (de kroon) voor mij gereed in den hemel;

3o. zoodra ik sterf, word ik in den hemel in het bezit gesteld van dien krans.

Men gevoelt: dat is de gewone gedachtengang van iedereen, die den „tusschentoestand" aanneemt. Schrijver wil dan ook bij dit moment geen streep getrokken zien. yolgens hem behoort de streep te worden getrokken bij het moment van Paulus' VERSCHEIDEN. En hij verkrijgt dan dezen gedachtengang:

lo. op het oogenblik van mijn sterven is alle vroegere leed geleden;

2o. maar na het oogenblik van mijn sterven ligt er een krans voor mij gereed;

3o. ik krijg het geluk van het krans-dragen evenwel niet dadeUjk; er is nog een „voorts" na mijn sterven;

4o. die krans wordt mij op 't hoofd gedrukt zoodra Christus wederkomt;

5o. want dan krijg ik dat geluk t e g e 1 ij k met alle anderen.

Hier moeten ons enkele. opmerkingen van het hart.

De e e r s t e is deze: heel' deze laatste redeneering zou, indien ze juist ware, nog niets bewijzen tegen den tusschentoestand. Want indien die „krans" nu eens metterdaad één van die geschenken is, die specifiek behooren tot de in den jongsten dag uit te keeren goederen, dan is daarmee toch heelemaal nog niet bewezeli, dat er geen andere goedéren tevoren worden geschonken ?

De tweede opmerking is: het woordje „voorts" wordt door den schrijver veel te zeer belast met schrijvers eigen inhoud. Het grieksche woordje (loipon), dat hier door „voorts" vertaald is, wordt door schrijver krampachtig verbonden aan VERS 6: mijn verscheiden is aanstaande. Maar er is nog een VERS 7, en daar schrijft hij geen wooi'd over. Toch ligt dat vers er, en men m, oet daaraan het woordje „loipon" (in vers 8) verbinden. Het zevende vers kennen we allen: „ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den wedloop beëindigd, ik heb het geloof behouden". En dan volgt er: „vports Ugt die krans voor mij gereed". Het „voorts" sluit zich dus aan bij het moment waarop Paulus ziet in VERS 7, en de „streep" van daar straks moet dus getrokken worden na zijn gestreden-hebben, zijn bereiken van het eindpunt van de loopbaan, zijn bewaring van het geloof. En omdat Paulus op het oogenbUk van zijn schrijven zich ziet als iemand, die dit alles reeds achter den rug heeft (hij is immers van het PUBLIEKE leven uitgeschakeld, zit te Rome geva^ngen, voor de laatste maal, den dood voor oogen, en schrijft nu zijn „zwanenzang"), daar weet Paulus, dat reeds NU, terwijl hij nog leeft, de krans voor hem gereed Ugt. Dezelfde HeUand, die „plaats bereidt", legt ook „krsftisen" gereed — in den hemel.

Als dus de schrijver constateert, dat het woord , , de krans ligt gereed" niet zou passen indien Paulus de kroon zou krijgen in een z.g.n. hemelschen tusschentijd, dan wijzen wij zijn bewering af. Gereed liggen deed die kroon reeds vóór Paulus' sterven ; en Paulus WIST dat. Daarom kan deze plaats niet „bewijzen", dat het oninogeUjk is, dat ook na zijn sterven de krans gereed zou blijven liggen m dat Paulus dat zou blijven WETEN.

Schrijver gebruikt een vergelijking. Het is met Paulus als met iemand, die op „Zaterdagavond" zegt: het is Zaterdagavond, en het is tijd om te gaan slapen, en' voorts liggen mijn Zondagsehe kleeren klaar, om ze op Zondag aan te trekken.

Maar ook dit beeld zou o.i. passend zijn: stel, dat Christus' opstanding valt op 1 Januari van he{ jaar I, en dat Zijn wederkomst valt op 1 Januari van het jaar n, dan kunnen allen na 1 Januari zeggen: de Zondagsehe kleederen, de witte kleederen, de kreuis, alles ligt gereed; dat kunnen zij zeggen, die sterven in Januari, en zij, die in Februari, Maart, April enzpovoort heengaan en ook zij, die op 30 December, ja op 31 December worden weggenomen. En aHen zeggen zij, ik heb mijn werktijd volbracht, en „voorts": de kleeren liggen klaar. Maar dat zij, die in Januari I heengaan, of in Februari, niets zullen wf^ ten, niets zullen ondervinden tot aan 1 Januari II toe, dat is daarmee allerminst gezegd. Men ga toch voorzichtiger om met de Schrift, en , , legge" niets „in", doch alleen maar „uit".

Tot deze verzuchting brengt de schrijver me ook, als hij spreekt over Hebi'. 9: 27: gelijk het den menschen gezet is, éénmaal te steirven en daarna „het" (of: „een"? ) oordeel, alzoo ook Christus

Voor velen heeft deze plaats steeds gegolden ^als bevestiging van het geloof in „een" oordeel dadeUjk na het sterven, dat juist daarom van „het" publieke, algeheele, laatste oordeel is te onderscheiden.

Maar onze auteur werpt die gedachte verre van zich. Volgens hem is „oordeel" hier niets anders dan het eindoordeel (de term , , eind-oordeel" is misschien nog een erfenis tdt zijn theologisch verleden? hij moest op ZIJN standpunt eigenlijk dien term vermijden). En zonder eenig bewijs poneert hij, dat het woordje „daarna" in het gedrang komt, indien men vóór het eindoordeel een tusschentijd aanneemt.

Maar men kan ook het omgekeerde steUen. Men kan immers óók zeggen: de mensch sterft maar éénmaal, en daarna komt er een oordeel, een besUssing, een rechtspraak, en die wordt dus ook niet meer veranderd, want zijn leven overdoen, dat kan geen mensch. Leest men zóó, dan dringt zich vanzelf de gedachte aar| een dadelijk na het sterven volgend oordeel op, hetgeen dan door het uiteinde- Ujke publieke oordeel van den jongsten dag a 1- 1 e e n maar bevestigd worden kan.

Naar onze meening wordt die gedachte ook hierdoor aanbevolen, dat er in het grieksch niet staat: „het oordeel", doch „oordeel" zonder Udwoord. Éte vertaling: „een oordeel" ligt dus eerder voor de hand dan die andere: „het oordeel". Er zijn er velen geweest, die het zóó hebben verstaan: een naar de hoofdzaak niet meer veranderUjk, doch alleen maar te bevestigen oordeel dadelijk na het sterven. We hebben geen behoefte aan een volledig overzicht. Doch wij noemen van de vele getuigen slechts de navolgende: de Kantteekeningen (een oordeel „van elk een in het bijzonder terstond na den dood en van allen in het algemeen hiernamaals ten uitersten dage"), F. Turrettinus^), D. Pareus 2), Jac. CappeUus^), G. Bonnet*). Naast hen staan vele anderen, die Hebr. 9: 27 achten te^ien op het partieuUere oordeel alleen, of ook op dat particu- Uere in combinatie met het universeels; „bUjvende nochtans deze twee altijd onderscheiden". Zoo b.v. naast de Kantteekeningen ook B. de Moor^), Fr. Spanhemius-^), en anderen.

De exegetische kwestie blijft voor ons verder hier buiten beschouwing. Hoofdzaak blijft, dat z^fs als „oordeel" hier zou aanduiden het definitieve van den jongsten dag, dan nog niets is bewezen tégen een daaraan voorafgaanden tusschen-toestand.

1) Inst. Theol. El., III, Genevae, 1689, p. 668 (indicium particulare, occultum, & partiale, quod quisque mortalium 'experitur post mortem, respeetu animae)-

2) Conim. in. Hebr., Op.. Theol. IV, Erancofurti, 1647 (singulis dies mortis est dies .judioii mortis hora ad judicium citatio est).

3) Aangehaald in G. Lüremann (Kommentar Meyer), Hebr., 1867, .-308; vgl. Biblia Critica, in loco, kolom 1056.

4) Hebr., Utrecht, 1798, bl. 346, vgl. 341/2.

ö) B. de Moor, VI, 70S: De Judieio Particular! & Universali simul locum huue exponunt B e 1 g a e, cum quibus facere videri potest Coccejus.

8) Spanhemius, Operum t III, Lugd. Bat., 1703, 259.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's