GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat tot op den derden dag overblijft moet met vuur verbrand worden. Lev. 19 : 6.

DEN EERE-ZETEL NIET BEZETTEN!

Het is een moeiUjk te honoreeren ding: de tafel des Heeren

Is dat een tafel, die de Heere heeft neergezet alleen maar voor de menscihen, o zeker, dan valt de tafel-schikking nog wel mee. Dan kunnen de menschen alle beschikbare plaatsen bezetten, en wie onder hen het meest geacht wordt, neemt dan den eere-zetel in.

Maar, is het een tafel, die de Heere heeft neer laten zetten voor Zichzelf èn tevens voor zijn menschen, een tafel dus, waarta Hij mede aanzit, en met zich ook de deelgenooten van'zijn verbond een plaats laat innemen, dan wordt ineens alles anders. Dan moet Hij de gastheer zijn, en dusi den eere-zetel hebben. En de anderen, al zijn ze nóg zoo voornaam onder de menschen, behooren dan htm plaats te hebben onder de zijne. De eerezetel, gereserveerd voor den meest-geëerde, is dan altijd voor Hém. Niemand anders mag die plaats bezetten. Zoo als in den bezettingstijd er menschen wanen, die het hoekje, rechts boven, op de enveloppe, leeg lieten voor den postzegel met den beeldenaar der Koningin; zooals er gala-maaltijden zijn, waar de eere-zetel, als de Eerste Personage niet verschijnt, toch niet bezet wordt door een ander maar onbezet blijft staan, zóó moet aan de tafel der Gemeenschap van God-met-sajn-volk de onzichtbare God toch altijd als praesent geëerd worden. Geëerd, wijl ondervonden.

De religieuze tafel-schikking, waarbij de Onzichtbare mêe moet tellen, is ook de steeds weerkeerende moeite, zoo dikwijls als onder Israël een d a n k- of fer wordt gebracht. In Leviticus 3 wordt van die dankoffers gesproken, en in verband daarmee van de offermaaltijden, waarvan het dankoffer zelf een onderdeel vormt. Bij zulk een offermaaltijd, zulk een „tafel des Heeren", wordt de Bondsgod, Jahwe zelf, gedacht als gastheer. Het offerdier vormt de spijze, door den offeraar den Heere aangeboden. En deze geeft nu een deel van die spijze woer terug aan den offeraar; — ook déze immers is aan de tafel aanwezig, (Mj als gast ? Het vet is het voornaamste, en is dus voor den Gastheer, en komt dus op het altaar. Het vleesch is voor den offeraar (de priester ontvangt overigens ook zijn deel).

Twee'aan één tafel: de Eene wordt niet, de ander wèl gezien.

O zware tafelschikking

En, o moeilijke portie-verdeeUng.

Want immers, nu moet dat vleesch gegeten worden — door den mensch, den zichtbaren Tafelgast. Slechts heeft hij, etende en drinkende, te bedenken, dat het niet zijn tafel, doch de tafel des Heere n is, waaraan hij aanzit om te eten. En aan die tafel mag hij niet de' plaats van den Onzichtbaren Gastheer zelf gaan bezetten. Die Gastheer is aanwezig, zoolang hij eet naar den regel des verbonds. En aan dien onzienJijken Gastheer moet de menschofferaar zich dagelijks weer gewennen. Dat wil niet zeggen: aan Hem „gewend" raken, doch: door een aparte attentie-daad, die steeds terugkeert, , en altijd „versclb" is, zich telkens weer naar Hem richten, zich permanent aan Zijn praesentie conformeeren. Niet: zich-gewend-hebben. Maar: zich-gewennen. Staat er van Mozes: als ziende' den Onzien- Ujke? Maar Mozes beveelt zulk zien aan ieder van zijn offeraars: schik de tafel, gij israëUetische man, schik haar als ziende den Onzienlijke. Het valt niet mee, in 't verbond te wezen, en een Bondstaiel récht te schikken.

Want aan een tafel, waar ds Onzicihtbai-e mee geteld wordt, „eet" men. Doch men „schrokt" er niet. Men „profiteert" niet, vleeschelijk, van de onzichtbaarheid van den Onzienlijke, doch men ontziet Hem steeds als Israël en leert vertrouwend wachten. En men maakt zichzelf niet tot den eeregast, voor wien eigenlijk alles is, al laat men ook anderen mee-eten, doch men laat Hem den Eeregast, den Gastheer bUjveru Hij gaf eigenhjk alles. Hij heeft eigenlijk alles, voorHemis eigenlijk ook alles. Hij laat den mensdhi-van-vleeschen-bloed met zich mee-eten. Niet omgekeerd.

Daarom moet ook (Lev. 7 : 17, 19 : 6) de bepaling worden aanvaard, dat geen vleesch vein 't offerdier mag overblijven tot den derden dag. Wat van dat vleesch alsdan nog over is, dat moet verbrand worden.

Is dat een sanitaire maatregel voor warme landen ? Och, waarom niet? de wet is altijd in alles heilzaam.

Maar in sanitaire bepalingen, die niet meer dan dat zijn, verliest de wet zich niet. Bovendien regelt 2dj geen „kwesties van smaak" als zoodanig; want de gewone man van 't Oosten houdt van vleesch dat lang gestaan heeft.

Daarom is ook deze bepaling meer dan een gezondheidsvoorschrift. Ze komt ook niet op uit „den volkswil", nooh uit het gewone „Volks-empfinden". Neen, de wet regelt de verbondsgemeenschap. En dat doet ze óók in deze bepaling.

V/ant ook als de offeraar het hem toegewezen vleesch mee naar huis genomen heeft, dan mag hij daar in hius zich niet af-grenzen tegen de suggestieve werking, die het altaar op zijn verlegen geest heeft uitgeoefend. Wéét 'hij 't nog wel, hoe aUes toeging bij dat altaar? Toen dat vet — de ééne portie van het dier — op 't altaar kwam, was dat „voor den Heere". Het was een offer, heel dat beest. Nu hij met het vleesch — de andere portie •— naar huis getogen is (Lev. 7 : 19), moet hij zijn gezins-tafel met dat altaar van het h e i- ligdom in verbinding bhjven stellen; de zichtbareeters-thiuis dienen zich dat offer-moment, en dus hun saam-hoorigheid met den onzichtbaren-Gastheer-bóven bewust te bhjven. •— Ze deelen de porties onder elkaar? Zeker, dat mag. Maar — ze hebben eerst gedeeld met Jahwe. Of eigenlijk: Hij deelde van het Zijne mee aan hen! Hij was en bleef de Gastheer, ook thuis, ver van Ihet heiligdom. Zou nu het vleesch — hun portie — tot den derden dag bewaard bhjven — ook al vindt men het dan smakehjk •— dan zou de mensch 't einddoel zijn, au niet de Heere; dan zou immers het vleesch als eet-waar-voor-den-mensch in gedachten worden losgemaakt van ihet offerdier-als-spijze-voor-den-Heere. Dan zou het „schransen" onder elkaar het „eten" voor het aangezicht van Jahwe verdringen. Dan zou — in 't Oude Testament reeds — de mensch Gods aan een tafel, die toch eigenüjk tafel des Heeren is, de zonde bedrijven, waartegen het Nieuwe Testament hem zoo nadrukkehjk waarschuvrt: niet onderscihieiden het lichaam des Heeren (1 Oor. 11 : 29, Bertholet, Noordtzij e.a.). De aanwezigheid van den Onzichtbare stelt aan het eten de grens, die het g: lzig© schransen buitensluit; de grens, die Gods-erkenning scheidt van. zelf dienst; de grens, die de feesten van „agape", beschermt tegen de fuiven van „eros"; de grens, die in de sfeer van het gezinsleven de a 1 t a a r-geheimenissen, en in de sfeer van het tabernakelen t e m p e 1-ritueel de g e z i n s rechten in aanmerking doet nemen, niet scheidende, maar wel onderscheidende het één van het ander.

Zóó eet men dus „üphné Jahwe", voor 's Heeren aangezicht. Zóó bereidt Israël de wegen van Messias, die nimmer eten zal tenzij Hij den Heere God als Eersten Aanwezige heeft aangeroepen. Zóó wordt de spanning gansch natuurhjk in en van het woord: hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij gij iets anders doet, doe het al ter eere Gods. Zóó wordt een tafelgebed met het kerkgebed „organisch" verbonden. Zóó ook leert men huiveren bij voorbeeld voor het doen van kerkelijke Ueden, die eerst aan tafel thuis, en straks ook aan de tafel des Heeren in den avondmaalsdienst beginnen den Onzichtbaren Gastheer over 't hoofd te zien, om straks te ontdekken, dat zij onder drukke gebeden een avondmaalstafel hebben ingericht, waar geen plaats is voor gasten, die de OnzienUjke Gastheer niet bij reglement heeft uitgesloten. Ze hebben den Koninkhjken eere-zetel laten bezetten, zonder het

zelf te weten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 augustus 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 augustus 1946

De Reformatie | 8 Pagina's