GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZELFSTANDIG OPTREDEN IN DE POLITIEK?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZELFSTANDIG OPTREDEN IN DE POLITIEK?

33 minuten leestijd Arcering uitzetten

Juist wilden we ons zetten tot het schrijven van ons derde artikel, toen de post, tegelijk met ons vorig nummer, me onderstaanden Ijrief bracht. De Bilt, April 1917.

III.

Hoogeerw. Hooggel. Heer,

Het is met eenigen schroom, dat ik kom met het verzoek om plaatsing van enkele regels in „De Reformatie". In de hoop dat aan mijn verzoek kan wprden voldaan, zeg ik U bij voorbaat dank.

„De Reformatie" heeft ruimte verleend voor een oproep aan Anti-Revolutionnaire leden van de vrijgemaakte kerken. Dit heeft mij zeer bevreemd, omdat een dergelijk onorganisatorisch optreden ook onze kerk in opspraak brengt.

Ik heb jaren „De Reformatie" gelezen en, er veel door geleerd, waarvoor ik zeer dankbaar ben.

Maar na lezing van dien oproep, kwamen er vragen bij mij boven. Wil men in Roomsche richting dringen? Moet de kerk hét in de politieke organen te zeggen hebben? Of is de actie een gevolg van smartelijke ervaringen in het kerkelijk leven?

Ik kan mij niet voorstellen, dat men tot die actie is gekomen om redenen verondersteld in de eerste twee vragen. En wat de laatste vraag aangaat, daarin vind ik ook geen grond voor een dergelijk optreden.

Maar waarom die oproep tot de leden van de vrijgemaakte kerk? Als men zou denken dat die wel mee zullen doen, omdat het van medebroeders komt, dan zal men zich vergissen. Ik hoop dat er maar weinigen zullen zijn, die aan dit werk mee doen. Graag neem ik aan, dat zij het goed bedoelen. Maar toch acht ik dit systeem fout. Deze weg is een kromme. Leden van de partij hebben krachtens hun lidmaatschap te handelen. Mannen, die zich van verbanden en reglementen niets aantrekken, bouwen niet, maar breken. Juist kerkmenschen moeten ook in het vereenigingsleven serieus zijn.

Deze daad is organisatorisch fout en daarmede m.i. geoordeeld.

Maar daarnaast wordt onze kerk en onze partij in opspraak gebracht.

Het schijnt tegenwoordig heldhaftig te staan, als je eens van den regel afwijkt. Zoo licht spelen persoonlijke en gevoelsfactoren een rol, waardoor veel wordt vertroebeld. In welken kring valt er niet wat op te merken? Als er iets in onze partij niet goed gaat, dan zeggen op de plaats waar dat hoort, hoe het dan wel moet, maar dan gaan we toch niet naar buiten om een Indruk te geven hoe slecht de Christenen met elkaar overweg kunnen. Het is al meer dan droevig.

Als de Anti-Revolutionnairen dit systeem gingen volgen, dan was daarmede de partij om hals gebracht. Maar gelukkig, dat niet een kerk de grondslag Vt^n onze partij is, maar uitsluitend de beginselen van 's Heeren Woord. En ongetwijfeld is er in dit werk veel gebrekkigs, ja in welk werk niet. Doch dat gebrekkige is niet te wijten aan de partij, maar aan ons zelf.

Elken dag staat Gods Woord voor ons met Zijn eischen en beloften en die daarbij willen leven en werken met zelfverloochening, die kunnen in 's Heeren kracht ons volk en de Overheden voorhouden den eisoh van Gods ordinantiën.

Dan komt er reformatie in alles, rnaar deformatie zoo we op kromme wegen gaan, waar tijd, krachten en geld, wat alles Godes is, worden verknoeid en 's Heeren Naam gelasterd om onze ruzies.

Hoogachtend,

H. OUDEKERK.

Tot goed verstand worde iDedaoht, dat schrijver van dezen brief ons artikel van nr. 29 nog niet had kunnen lezen, bij het schrijven van dit stuk; of hij dat van nr. 28 heeft gezien, blijkt niet. We gaan ervan uit, dat hij alleen zich verzet tegen het feit, dat er een (door ons blad gepubliceerde) oproep is tot A. R. leden van de vrijgemaakte kerken, zooals het duidelijkheidsialve heet.

Het zal Hie wel niet kwalijk worden genomen, als ik ditmaal, terwiUe van inzender, en van anderen, die met de door hem geopperde vragen „sitten", den draad van mijn artikelenreeks eren laat vieren, en aan zijn stuk den voorrang geef.

Of inzender de situatie precies teekent, als hij bedoelden oproep gericht ziet tot „A, R, leden van de vrijgemaakte kerken"? Er zullen voorzeker ook mensohen welkom zijn, die niet of niet meer tot de A. E, . partij behooren. Want een feit is het, dat er zijn, die niet meer bij eenige A. R. kiesvereeniging aangesloten zijn. Ik viajs erop, dat ook de tekst van den oproep zelf doet uitkomen, dat niet leden der A. R. partij, doch leden der (vrijgemaakte) Gere f. kerken zijn lütgenoodigd; en dat dus ieder welkom is, die zich van uit zijn Christelijke belijdenis, en van uit zijn door en in de vrijmaking verscherpte aandacht voor de noodzaak van hernieuwde toetsing der bestaande christelijke organisaties, voor de vraag geplaatst ziet, wat hij doen moet op politiek terrein. We zijn bovendien geïnviteerd door een A. R.(!) studieclub.

Dat op te merken is geen muggenzifterij. Het beteekent immers al aanstonds, dat wij inzenders klacht over „onorganisatorisch optreden" moeten afwijzen als hier niet ter zake.

Begrijpen we inzender goed, dan komt bij hem deze Klachf op uit de overtuiging, dat, vóór men zïcTi gezamenlijk bezint over de vraag, wat op politiek terrein ons te doen staat, eerst deofficieele partij-instanties (der A. R. partij) te r3, adglfgên, c.q. te „kennen" zijn. ^ïlf^'l

Maar dat bezwaar deelen we niet.

Primo, omdat ik meen te weten, dat zoo iets al gebeurd is, b.v. te Berkel-Rodenrijs, waar naar aanleiding van zeer scherpe, wijl consequent-getrouwe synodocratische uitlatingen van een dominee over leden der A. R. partij de leiding der partij gemengd is in een ter plaatse uit 4ien hoofde gerezen.geschil.

Secundo, omdat 'aah ieder het recht vrijstaat, met anderen te beraadslagen over de vraag, welke de concrete roeping Gods is in een zeer • concrete en uiterst verwarde situatie, waarin deA. R. partij als zoodanig geen positie gekozen heeft, ten aanzien waarvan ze ook geen principieele leiding geeft, noch geven wil, en waarin toch de individueele belijders zich tot scherpe positiebepaling over en weer kunnen geroepen voelen.

Inzender zal waarschijnlijk zich overtuigd houden, dat alleen vrijgemaakten zich afvragen, of zij, zonder verdere vijven en zessen in één politiek partijverband met synodocraten kunnen samengaan. Maar hoe weet hij dat? Ik kan me voorstellen, dat er synodocraten zijn, die niet graag meer met vrijgemaakten willen samenwerken. Zooals ik het publieke gedrag der H.H. Ridderhos, Nauta, Dijk etc. verschrikkelijk vind, en hun deswege een leidende plaats in een zedelijk, principieel-bouwend lichaam niet toevertrouw, noch aan hun verkiezing daartoe meer meewerken zal, zoolang zij zich van wat ik hun z e d e 1 ij k e en openbare misslagen noem, niet openlijk bekeeren, zóó moeten zij mij wel een versohrikkeiyk mensch vinden, en mij zulk een leidende positie om 's Heeren wille evenmin willen toevertrouwen. Dat doen ze trouwens niet. Alleen maar: zij zeggen het niet openlijk. Ik wel. 't Is toch geen kleinigheid: openlijke verachting der orde Gods? Publieke revolutie? Muiterij? Als ik muiter ben in de kerk, en nu al zooveel jaren in die fundamenteel revolutionaire houding volhard, dan ben ik voor elke christslijke organisatie een direct gevaar. En dan zijn alle „vrijgemaakten" het niet minder. Wie zou nu aan synodocraten het recht betwisten, daar eens over te praten? Deden ze 't maar eens — maar dan publiek! Ze hebben toch zeker niet verv/acht, dat wij in de kerk hen zouden hooren in hun profetisch-koninklijk vloeken, tegen ons, en op a, nder gebied hen zouden wiUen latep zeggen.: kom in: gij gezegende des Heeren? Heusch, wij zijn op dit punt grimmig ernstig.

Zouden wij als gereformeerde menschen niet eens mogen spreken over de houding tegenover de V. U. ? Alblians niet zonder eerst curatoren en directeuren daarin te kennen? Maar die k e n n en we al lang. We zien, vne zij benoemen, en wie ze besehermen, en wie zs maar laten praten, als zij bezwaren bekend maken of aanbieden, deze te motiveeren. En zóó zien we ook, hoe vele vooraanstaande i)ersonen in de A-R. partij en vele, zeer vele leden, zich verhouden tegenover wat al sinds 1944 publiek de aandacht eischt als een kwestie van leer en leven, van Kerk en Koninkryk Gods, van orde ep ordeverstoring, van bouw en braak.

in de derde plaats: noch inzender, noch ondergeteekende weten, of de oproep, door hem bedoeld, niet tot gevolg zal hebben, dat op een of andere wijze officieel de A. R. partiJTÏnstanties zuïlen worden „gekend" in een of anderen handel.

Men moet jnet Ihet woord „actie" voorzichtig omgaan. Pe dominees, die we verleden week op het oog hadden, toen we spraken over de acties-Weggemans, Apeldoorn, Rotterdam, Bloemendaal, hebben toch ook niet den oi'ganisatorischen weg gevolgd? Zij verlieten , dien juist: ze moeten bidden om zegen op de g e-S c 11 i e d e schorsing, en probeerden juist de g e - schiedeniste doen vergeten. De lieden, die vóór de synode een. vóór-„synode" hielden (in Amersfoort) gingen daarin toch ook rüet den organisatorischen weg ? Laat men ook ónze christelijke vrijheid niet aan banden leggen, die onze eigen verantwoorde! ij kheid zouden overdragen aan een part ij bestuur of iets derge 1 ö k s. Er wordt al zooveel individueele verantwoordelijkheid afgeschoven op de organisatie.

Dat „onze kerk" in opspraak komt, is dat goo erg? Hiet zou erg zijn, als het niet zoo was. Dacht iemand, dat we niet in opspraak zouden komeji, als we ons alleen maar voor kerk el ij ke zaken interesseeren? Zelfs, indien we tot dit kwaad van bijnaalgeheele werkstaking vervallen zouden, bteven we nog in opspraak. Het zijn toch zeker Anti-revolutionairen, die, als ik ei-gens kom p r e e k e n, vooraf een stelletje krantjes van ds Toomvliet sturen met allerlei nonsens erin? Het zijn toch Anti-revolutionairen, die dominees uitsturen om te werken onder studenten, tegen ons, d.w.z. tegen degenen, die onwelgevallig zijn aan hen, die den principieelen opbouw der christelijke organisaties willen helpen beschermen tegen de l»rtihianen, de lieden van de Partij van den Arbeid, met wie zij even genoegelijk fratemiseeren als ze ons zwart maken ? Het zijn toch Anti-revolutionairen, die de V.U. meer en meer drijven in een aan onzen beginselstrijd over heel de linie koppig-vijandige richting? Het zijn toch antirevolutionaire hoogleeraren, en anderen, die voor de rechtbank staan te loochenen de beginselen, waarvoor Kuyper vocht in 1886, en dit, omdat t h e o l o g e n het in hun hoofd haalden, iemand uit te werpen, die op Kuyper eenige correcties meent te moeten aanbrengen? Dacht inzender, dat we niet in „opspraak" komen zouden bij hen, die ons nu al jaren lang met kapitaal van De Strijdende Kerk georganiseerd gaan zwart maken? Kom.

Laat hem dit gelooven: het eenige middel, om dien blinden haat in zijn uitlatingen te remmen, is: t o o - nen, dat hetonsmeenensis. Zooals vrijmaking het eenige middel is, om de synodes te doen nadenken over wat ze gedaan hebben, zoo is de aankondiging, dat we ook op nietrkerkeUjk terrein het met de reformatie gemeend hebben, het eenige medicijn, om de „opspraak" waarin we komen, een klein, beetje te dwingen, minder onzakelijk te worden. Meer bereiken we niet, want de tegenstellingen liggen tenslotte op ethisch terrein.

Velen vergeten, dat de wijze, waarop men van KERKELIJKE zijde ons heeft weg-gewerkt, ook op POLITIEK terrein gevolgen heeft en hebben wil. Kijk nu maar eens naar die z.g. oecumenische „synode" in Amerika en naar wat daarop volgen zal. Officieele vyoorden spreekt men in Nederland, die den indruk geven, alsof men uiterst begeerig is, met ons saam te spreken. Nadat men ons eerst heeft uitgeworpen. In werkelijkheid echter gaat men mensehen van ondersciiiel(ten werelddeelen samenroepen, z.g. vopr een oecumenische synode. We hebben destijds in de dagen der Groningsche synode in De Reformatie verteld, dat die zaak samenlüng met de oprichting van een tweede dusgenaamde gereformeerde universiteit in Amerika. Men heeft enkele weten geleden in „Trouw" kuixaen lezen dat dat ook zoo uitgekomen is. Maar in het critieke oogenblik heeft men cns weggewerkt. Dacht men soms dat zoo'n nieuwe universiteit geen gevolgen had voor het POLITIEKE leven? Natunrlijk. Maar men heeft eerst de richting, die in Nederland, en daarna verder, heeft getuigd of zou hebben kunnen getuigen voor diepergaande principieele, reformatorische bezinning, weggewerkt. Dat zijn de naakte feiten; en wij Kluiten ons oog daarvoor niet, als op een enk^ postje een man van ons wordt neergeaet, daar waar hij toch geen kwaad kan. Wij willen de waarheid Gods zeggen kimnen ook op gebieden, wetenschappelijk, en politiek, waarop het hard noodig is dat weer geluisterd wca^t naar het Woord. Maar men sluit bij voorbaat ons uit. En men benoemde daar studiecommissies, waar wij, vrijgemaakten, ons een beetje in verkneuteren, zoolang het vleesch ons bekoort, en waar we ons over bedroeven, zoodra wé weer emsUg worden. Studiecommissies. We kennen ae in Nederland. De pluriformiteit b.v. Die moest, naar het in 1936, toen de aanval officieel geopend werd, heette, o zoo bitter• bitter-noodig worden bestudeerd, want o, er was zoo'n onrust en zoo'n afval. Eindelijk kwamen de heeren in Sneek met een rapportje voor den dag, dat van den onzin wriemelde, dat dan ook hopeloos strandde. Maar als ae in ütrecbt een nüddel hehben om „den lintworm"

toch w«g te werken, niet wegens kerk-theöretische stellingen, maar zoogenaamd wegens or-de-ver-sto-ring, dan kan ineens die heele pluriformiteitskwestie terzijde geschoven worden. In Nederland is 't niet meer noodig. Maar de oecumenische synode wordt er vóór gespannen, wat natuurlijk straks weer op Nederland moet inwerken; en zij benoemt kalmpjes weer Hepp en Dijk en Nauta in een studiecommissie over ' de kerk. Hepp, die in zijn te Sneek ingediend rapport een poging waagde, om Schilder vanwege zijn kerkbegrip in staat van beschuldiging te stellen, 'wat hem grandioos mislukte. Die evenwel met dr H. H. Kuyper aanstonds in 1933 de wereld had verrast met de antireformatorische uitlating, dat wie de pluriformiteit bestreed, sneed in het hart der reformatie. En dan Dijk, die de meening der meerderheid verkent, en deze in sdhoone woorden giet. Én dan Nauta, die de heele zaak van de „tucht" bedorven heeft met zijn hiërarchisch kerkrecht. Die menschen moeten nu de zaak op pooten zetten inzake de kerk. De strooming, die reformatorisch werken wilde, wat ook voor de POLITIEK effect zou gehad hebben, is weggewerkt. Vollenlhoven en Dooyeweerd worden geïsoleerd, op alle manieren genegeerd, en hebben de eenigen, die hen in bepaalde grondverlangens haddeii willen verstaan en helpen, losgelaten; — waarmede hun invloed-naar-buiten tevens is gebroken. En en passant worden de zaken in „oecumenisch" verband zoo geregeld, dat de reformatorische actie voor lange tijden vaa de beïnvloeding der meening onder hen, die de principieele bezinning het hardst noodig hebben, wordt uitgesloten. En zoo komen er studiecommissies over KERK EN STAAT, zelfde recept, over de HUWELIJKSETHIEK, zelfde recept. En zoo voort. En zoo voort.

Laat men toch zien wat er gebeurt.' Men sluit ons zeer bewust uit van elke medewerking op principieel gebied. De t, egenstand, dien men in Nederland, zonder het met argumenten te kunnen winnen, bood aan de reformatorische beweging, is tenslotte taai en koppig voortgezet tot in een uitwerping op belachelijke gronden. Men heeft heel wat menschen tot verraad omgepraat; persoonlijke lasterpraat, ellendige probleemverschuiving deed de rest. De goede mensdhen denken: er wordt zoo geschreid om hereeniging. Maar wie iets weet van wat er werkelijk gebeurt, die beseft: heel nadrukkelijk worden we UITGESLOTEN ook op PO-LTTIEK TERREIN, wat betreft de principieele studie. Juist inde kerk!!

En zouden onze menschen dan niet eens mogen praten? Juist als kerkleden? Ze hebben tooh een roejang? Ook voor den principieelen nieuwbouw?

Volgende week het slotstuk over den brief van in­ zender.

K. S.

GEDENKT HET MOTTO VAN MEJUFFROUW KUYPER.

De spreekwoordenmakende gemeente zegt, negatief: „moed verloren, al verloren". Gods kerk antwoordt, positief: beginsel herkregen, moed herkregen.

Zoo is het ook in de vrijmaking. We hebben in een door niemand onzer gezochten strijd ons fundament hervonden, en nu geeft God ons ook weer goeden < noed. Dien te wéten in ons hart, dat hebben we ook weer nóódig. Opdat we niet vertragen.

Daarom denk ik vaak in deze dagen aan het motto, waarmee mejuffrouw Kuyper destijds hetzij de meisjes, hetzij de vrouwen, toen ze tot een eigen organisatie (of tot den stemplicht) kwamen, heeft opgewekt. Ze haalde toen een woord van Mordechai tot Esther aan: ie weet of gij niet om zulken tijd als deze is tot dit koninkrijk geraakt zijt? (Esther 4:14). Hij wil Esther er op wijzen, dat Jahwe een wijze bedoeling gehad heeft met juist in den beteekenisvollen tijd, waarin Israël, de kerk, gevaar liep te worden opgeslokt, haar een plaats te geven in de eerste gelederen. Een plaats daar, waar — een tyran in Susan kan elk oogenblik explodeeren — met scherp geschoten worden kan. Maar, waar tevens de mogelijkheid is, instrument te zijn tot behoud der bedreigde kerk.

Ik denk aan dit woord, als ik tob over onze plaats als belijders te midden van politieke verzwakking en inzinking. Ik denk er aan, als ik zie, hoe het met de intellectueelen — denk maar eens aan ons middelbaar onderwijs en aan de onderwijzers — achteruit-vliegt. Ik denk er ook aan, als ik kijk naar Batavia en Curagaoi

Batavia. We hebben, om onze broeders ginds te sterken, wetende, dat ze gevaar liepen, verstrikt te worden in de diplomatie van hen, die ginds al zoo geruimen tijd aan de gereformeerde belijdenis ontzonken zijn, over Batavia geschreven. Verleden week brachten we het bericht van vrijmaking, en in dit nummer citeert prof. Veenhof een officieel bericht. Dit laatste komt hierop neer: de synodocraten beleefden een zwarte „Indonesische" week. Enkele duizenden, heel een groep, die een particuliere synode repraesenteerde, is zoo maar officieel weggeloopen. Ze hebben (ongemoeid gelaten) tien-en honderd-maal meer gedaan, dan ondergeteekende, die een gesloten brief schreef aan de kerkeraden, blijvende in den kerkelijken weg, met het oog op de volgende synode. Ze hebben zoo maar publiek gezegd, en dit zeggen ook publiek voorbereid: dat heel de grondaxioma's, waarop de z.g. nVp& Qlssen" yan 1944 rustten, geen kniR yoor den neus waard waren (a. de bindendverklaring der leéruitspraken, b. de these, dat wat de synode besloten had, door alle kerken ipso facto besloten was). Daar staan dus Ridderbos, Dijk, Nauta, met hun axioma's in de Indonesische kou. Ze hebben medestèmmers verloren, maar medestanders waren het nooit geweest. Ze ondervinden de gevolgen van de tactiek der „overstemming" zonder overeenstemming. De linksche flank heeft hen geholpen, om de rechtsche bij synode besluit weg te werken; de linksche dacht daarbij links, en de aanvoerders der synode dachten alleen maar niet-rechts. En nauwelijks is het plan der uitwerping gelukt, of men ziet de groep uiteenvallen. Men • houdt velen over, maar hoevelen zijn er onder hen, die weten waar het om gaat, en die hartelijk het eens zijn, en danken voor het beleid-Ridderbos c.s.? Zoo maar een heele particuliere synode, die rondweg verklaart: het was maar onzin, die binding (al heeft die groep overigens zjch ook miserabel gedragen).

Curagao, Daar is dr de Bondt heen gestuurd; en de tragiek van zijn synodalisme heeft hem ook daar tot de consequenties gevoerd: gebedel aan den trouwen ouderling v. d. Marck om toch als-t-u-blieft hem niet te noodzaken, den Naam des Heeren tegen hem te moeten aanroepen, en toch maar uit den ambtsdienst weg-te-lóópen. En toen de man het niet deed, toen natuurlijk: hem het ambt „ont-némen".

En zie, terwijl nu in Oost en West de toch al verzwakte synodocratische behuizing in elkaar zakt, daar komt in Batavia en Curasao een vrijmaking. We houden hier niet van militaire beeldspraak; maar men zou kmmen zeggen: terwijl zij, die hun ontbindende kerkscheur-politiek aandurfden, een heel dominion kwijt zijn, daar krijgen wij in hetzelfde gebied steunpunten. Onze menschen weten waar zij terecht kunnen in Batavia; de synodocratische menschen niet.

Wie weet, of niet straks, als de aan „insiders" al lang duidelijke afwijking der Indisdhe menschen, ook velen hunner te gortig wordt, ze straks bij de oude (Gereformeerde kerk van Batavia, die weer artikel 31 onderhoudt, om steun moeten aankloppen?

Och, neen, veel zullen het er niet zijn. De haat is te diep. Het bederf te onduidelijk. De belangstelling te matig.

Maar die door allerlei vooroordeelen tegen ons zijn opgehitst — ook daar komt ééns een eind aan —, en dan tenslotte de feiten zich te machtig zien worden, die zullen toch, voorzoover ze zelf nog niet weggezonken zijn in het negativisme, waartegen Dijk, de Graaf, en al die anderen, niets meer beginnen kunnen, tot nadenken komen.

Overal is er achteruitgang.

Maar als wij ons geroepen weten tot een positieve taak: volharden in de reformatorische lijn, dan grijpen we moed: Mordechai, juffrouw Kuyper, ze willen ons niet uit den zin.

K. S.

BATAVIA.

Wie in staat is wat meer van nabij te volgen, wat in de Gereformeerde Kerken van Ned. Oost-Indië geschiedt, vraagt zich met steeds meer groeiende zorg af wat de ontwikkeling der dingen daar brengen moet. Moeten de Indische Gereformeerde Kerken nog sneller dan in het Moederland ondergaan door eigen zonde en schuld?

In „Trouw" van den 22sten April kon men het volgende bericht lezen:

De classis sprak uit, de zelfstandigheid der Geref. Kerken in Ned. Oost-Indië te begeeren. Zij weet, dat hierbij bezwaren genoemd kunnen worden, maar meent, dat toch dit staan naar zelfstandigheid roeping van de Geref. Kerken in deze landen is. Zij is van oordeel, dat een beslissing alleen genomen kan worden in overleg met de Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland, maar wenscht wel, dat deze beslissing valt op de te houden Zendingssynode.

Ten aanzien van het kerkelijk conflict in Nederland sprak de classis uit dat zij, afgesloten van Nederland in de jaren van het conflict, met droefheid heeft kennis genomen van de verscheurdheid, waarin zich het kerkelijke leven in Nederland bevindt, en hoopt, dat aan deze verscheurdheid zoo spoedig mogelijk een einde' zal komen. Zij acht zich thans niet in staat, een oordeel uit te spreken over de in Nederland aanhangige vragen; spreekt de hoop uit, dat de pogingen, die in Nederland worden aangewend tot eenheid te komen, zullen worden gezegend; verklaart, dat zij, evenals in vroegere jaren, de attestaties van de leden van alle kerken, die de Drie Formulieren van Eenigheid belijden, die bij de kerken dezer classis worden ingediend, blijft aanvaarden.

Kerkelijk gesprek.

De verhouding der Geref. Kerken in Indië tot de Prot. Kerk in Indonesië overwegende, sprak de classis uit, ten diepste overtuigd te zijn van de noodzakelijkheid tot samenbundeling'van alle krachten in den strijd voor Christus' Koninkrijk in Indonesië. Zij constateert met blijdschap, dat in de Prot. Kerk zich het streven openbaart, zich sterker te bezinnen op vragen van belijdenis en kerkorde, en is van oordeel, dat het dientengevolge noodzakelijk is, dat ook de Geref. kerken zich nader op deze vragen bezinnen, in nauw contact met de Prot. Kerk. Zij acht den opbouw van eigen kerkelijk leven aan dit doel uitermate dienstbaar en besluit, drie deputaten te benoemen voor de voort-, zetting van het kerkelijk gesprek met de Pröt. Kerk in Indonesië. Zij beveelt vooral ook plaatselijke samenspreking aan.

Ten opzichte van het zendingswerk in Zuid-Celebes deed de classis de volgende uitspraak: Gezien het groote belang van den zendingsarbeid in Zuid-Celebes in verband met de toekomstige ontwikkeling van Oost-Indonesië, overwegende 'de draagkracht van de zendende kerk Soerabaja en de met haar samenwerkende kerken Malang en Semarang, wenscht zij zich in haar geheel, met Soerabaja als zendende kerk, achter dit plan te stellen. , ,

De classis besloot zich tot de overheid te wenden met een getuigenis over de gezinshereeniging als eerste voorwaarde voor een herstel van de samenleving.

We willen op dit bericht enkele kantteekeningen geven.

Ie. De classicale vergadering van de Gereformeerde Kerken in Indië sprak uit zelfstandigheid te begeeren. Wat bedoelt ze daarmee? Wat voor concreten inhoud heeft deze zelfstandigheid? Ziet zij soms de Indische Gereformeerde Kerk (enkelvoud) als een „afdeeling" van de Nederlandsche Gereformeerde Kerk (enkelvoud) en wil ze zich nu als zelfstandig „lichaam' organiseeren? Is zij reeds geheel en al door de idee van een „landskerk" ingepalmd? Of, nog erger, leven de menschen in Indië. er reeds onbewust, en dus als vanzelf, uit?

Ik wil eerlijk zeggen, dat ik die heele idee van het „begeeren van zelfstandigheid" nonsens acht. Wie oog, of liever: hart heeft voor de schriftuurlijke prediking t.a.v. de kerk weet, dat alle Indische kerken reeds van den aanvang af zelfstandige kerken zijn geweest, althans hadden moeten zijn. Net als de waarlijk Gereformeerde Kerken in heel de wereld! De Indische Kerken leefden alleen met de Nederland-^ ache Kerken in een verbond om verschillende gemeenschappelijke belangen te verzorgen. Natuurlijk is het mogelgk, dat zaken, die men voorheen gemeenschappelijk regelde, in het vervolg beter afzonderlijk geregeld kunnen worden — wat voor belemmering ia 'er dan, dat in het vervolg ook te doen? Ja, wat willen de Indische Kerken eigenlijk? Willen ze geen ton meer voor het werk onder de verstrooiden? Collecteeren ze liever niet voor de Theologische Hoogeschool en de Vrije Universiteit? Het zou te begrijpen zijn, maar is dat zelfstandig-wording? Gaan ze een eigen Hoogeschool oprichten? Sturen ze geen afgevaardigden meer naar de Nederlandsche Generale Synodes? Maar nog eens — al wil ze dit alles, is dit zelfstandig-wording? Ik begrijp er niets van, want die zin over het begeeren van zelfstandigheid wordt geschreven, terwijl men — vooral ook in Indië — weg is van de oecumenische bewejging en droomt j van een internationale Synode. Gaat men een, naar ' Gereformeerde opvatting organisatorisch (gelukkig!) zeer los contact beëindigen, terwijl men op hetzelfde moment misschien zeer bewogen, ja, vooral „bewogen" pleit voor een internationale synode?

Of zit er misschien meer achter dit streven?

2. Ja, zit er meei; achter dat „begeeren" naar zelfstandigheid ?

Ik durf die vraag stellen, omdat onmiddellijk na dien zin over het zelfstandigheids-begeeren der Indische Kerken over het conflict der Nederlandsche Kerken wordt gesproken.

Dat wordt aanvankelijk heel „netjes" en „christelijk" gedaan — daar niet van! Er is „met droefheid kennis van genomen" en er wordt „gehoopt" op een „einde", en dan wel een „zoo spoedig mogelijk" einde van de „verscheurdheid". Het kUnkt inderdaad óók zeer „burgerlijk"! Dat komt misschien wel vanwege de aanwezigheid van Ds Verkuil in Batavia. Die had van jongsaf al zoo veel op met de burgerUjkheid der kerk.

Maar na dit nette, gladde zinnetje komt er wat anders. We lezen namelijk voorts, dat de classis „zich thans niet in staat acht, een oordeel uit te spreken over de in Nederland aanhangige vragen".

Ja, zóó staat het er.

Laat ik met de deur in huis vallen — ik vind deze uitspraak in een woord: schandelijk.

Ik wil het scherp zeggen: dit zinnetje is de openbaring van dien on-christelijken en on-kerkelijken geest, die de kerk in Nederland bezig is in een ijltempo te verwoesten!

Laat me er wat meer van zeggen.

Het is voor een groot deel de schuld van de afgevaardigden der Indische Kerken, dat we in de ellende zitten.

Waarom? Wel, op de geheime synodevergadering van 1942, waarop beslist moest worden of men zou verder gaan met de behandeling der leergeschillen stonden de afgevaardigden der Indische Kerken op de wip. Hadden zij „goed" gestemd, dan zo'u van een behandeling der leergeschillen nooit sprake geweest zijn en was deze ellende ons bespaard. Maar zij stemden slecht en de misère, welke ze in Indië nu betreuren, kwam.

Voorts: op de laatste Zwolsche synode der synodocratische Kerken waren de afgevaardigden der Indische Kerken aanwezig. En — als gewoonlijk — ze zeiden niet veel, maar ze stemden wel. En als maar vóór, vóór, vóór. Voor de handhaving der schorsingen en het weerzinwekkend gedoe rond en met de vervangingsformule. En er werd ook toen gebeden en gewerkt in het „besef" van de leiding des Heiligen Geestes.

Verder: laten we elkaar recht in de oogen kgken: de Indische menschen vinden die heele geschiedenis van de leeruitspraken en wat daarmee samenhangt

groote nonsens. Innerlijk ergeren ze er zich verschrikkelijk aan. Ze hebben er wel degelijk een oordeel over, en wel een zeer gepeperd. Ik durf dit schrijven, omdat ik schrijf wat ik zelf heb gelezen en gehoord. In een openhartige bui zeggen ze tegen de Nederlanders: probeer toch die rommel op te ruimen. Is dat een kerk, die zóó doet in dezen tijd? Je schaam je tegenwoordig Gereformeerd te zijn! (Die laatste zin komt, geloof ik, toch niet uit een goeden geest — dit tusschen haakjes.)

Dan: de Indische Kerken hebben eenvoudig het recht niet zoo te schrijven. Ze hebben van Godswege den plicht tot oordeelen. Ook hun wordt van God toegedreund, dat zij moeten beoordeelen wat ook in haar naam en dus door haar zelf (indien ze niet positief spreken) gedaan werd .en wordt. We hebben in de Kerk van Christus het recht niet, om ons bezig te houden met die zaken en kwesties, waarover we eens graag zoo ons eigen woordje willen spreken, om dan de andere, die ons niet „liggen" en die we akelig en naar vinden, maar aan den kant te schuiven. Ja, de Indische Kerken moeten oordeelen. Ze zeggen v/el, dat ze zich niet in staat achten een oordeel uit te spreken. Maar dat is een leugen. Ze zijn er wel toe in staat, net zoo goed als de Nederlandsche Kerken. Wellicht nog beter. Want zij zitten er niet boven op! Er worden van haar immers geen diepe, zware en gecompliceerde Kerkhistorische studiën verlangd. Ze moeten z a k e 1 ij k kerkelijke besluiten en handelingen beoordeelen, met officiëele stukken.' Ze zijn er van Godswege toe verplicht en ook volkomen toe in staat, als ze de moeite maar nemen te doen wat haar is opgelegd. Minstens zoo goed als ze in staat zijn tot een oordeel over Linggadjati — want dat is — althans ten deele — politiek. Maar dit gaat puur en alleen, maar ook ten volle over de Kerk.

En eindelijk nog eens: het is niet waar wat de classis Batavia schrijft. Ze oordeelt wèl over de zaak! Want ze schrijft in hetzelfde stuk, dat ze, zonder eenige reserve attestaties van die Kerken, welke de Drie Formulieren onderschrijven, blijven aanvaarden. Dit is een feitelijke en zakelijke veroordeeling van de daden van de eigen kerken, ook van de Indische Kerken, in Zwolle vertegenwoordigd. Of is God en is Christus voor Nederland soms een andere dan voor Indië en is zijn verbond en doop een andere?

Dit alles overwegend, vraag ik nogeens:

zit achter het begeeren naar zelfstandigheid soms wat meer? Zit er iets achter, wat niet wordt uitgesproken, maar degelijk bedoeld? Is deze , , zelfstandigwording" soms een verkapte „vrijmaking"? Als dat zoo is, is ze een zoo afschuwelijk gedoe, dat ik er geen woorden voor heb. Ze is dan niet koninklijk, niet oprecht, ze is vlucht uit, de verant-, woordelijkheid, ze laat kerken van Christus, waarmee men in een verbond en in de gemeenschap der heiligen leeft, in de ellende zitten. Ze is dan uiting van den Kains-geest.

Ik zou de Indische Kerken uit alle macht, en ik ben er diep van overtuigd: in Gods Naam, willen toeroepen: U mag niet „zelfstandig worden" vóórdat U aan de Nederlandsche zuster-kerken den grooten liefdedienst hebt verricht van het zich met haar confronteeren voor Gods aangezicht ten aanzien van wat in de Gereformeerde Kerken van Nederland is geschied. Het is vlucht, het is verraad van Gods zaak en van zijn kerk indien Unlet spreekt. U moet. U moet. Hoe dat spreken zal uitvallen is een tweede. Maar indien ge niet spreekt verloochent ge Christus!

3. Helaas is het bovenstaande niet het eenige wat we schrijven moeten.

Er wordt in dit besluit van de classis Batavia ook over de Indische Protestantsche kerk gesproken.

En als we dit schrijven weer goed overwegen, is het weer zoo slecht, zoo on-kerkelijk, Z90 on-waarachtig, dat men er van schrikt.

Vooreerst: de eigen Indische Kerken, vertegenwoordigd door haar eigen afgevaardigden, hebben ongeveer een half jaar geleden over die samenwerking enz, met andere kerken een besluit genomen.

In dat Besluit stond vooreerst, dat bij alle zoeken van eenheid en samenwerking met alle christgeloovigen moet vastgehouden worden aan dezen eisch, dat de „belijdenis van Jezus Christus als God en Zaligmaker — in haar onverzwakten en schriftuurlijken inhoud gehandhaafd worde" en dat niet alleen „formeel" maar zeker ook „materieel".

Gebeurt dat in de Indische Protestantsche Kerk?

Men weet in Indië, dat dit niet geschiedt. Bovendien, dezelfde synode verklaarde, dat het streven naar eenheid en samenwerking van de geloovigen „een zaak is welke niet alleen haar aangaat, maar alle Geref. Kerken die naar het oordeel der synode zich hierover zullen te beraden hebben in de Oecumenische Geref. Synode D. V. in 1948 te Amsterdam te houden."

Nu wil ik aanstonds zeggen, dat gezien de historie der Geref. Kerken deze decisie niet erg betrouwbaar aandoet. Precies hetzelfde is eenmaal besloten omtrent de leergeschillen, maar toen het zoo uitkwam, knapte men het zaakje toch maar zélf op.

Maar men moet in ieder geval beginnen met een besluit uit te voeren als men er zich niet publiek van heeft vrijgemaakt!

En eindelijk: dit besluit is onwaarachtig! Men spreekt nog van een , .kerkelijk gesprek" — maar men is veel verder. Men heeft de kerke 1 ij ke samensmelting reeds volledig tot stand gebrac h. t. Want het hart, de ziel, ds kern, het een en het al'in Christus' kerkvergaderend werk is de p r e d i k i n g. Wanneer men daarin één is, is er de eenheid. Aï is men „öi"ganisai6oH risch" en „administratief" nog geheel gescheiden. Wat doet een organisatie en een administratie in Christus' kerk? Die zijn volkomen secundair. Waar men elkaar over en weer in den ambteüjken dienst des wpords erkent en aanvaardt, is de kerkelijke eenheid principieel, wijl voor Gods aangezicht en onder de aanroeping van Jezus Christus, een feit geworden en bezworen. E n dat heeft men in Indië reeds gedaan.

Wat bazelt men dan nog over een „gesprek" en houdt men zichzelf en anderen op met modetermen als „samenbundeling van krachten in den strijd voor Christus' komst in Indonesië" en „bezinnen , op vragen van belijdenis en kerkorde"?

4. Zit er wat achter dit besluit, wat niet gezegd wordt ?

We vragen dit nogeens, terwijl we nogeens den neus drukken op dat stukje uit Trouw.

Want het ontgaat ons niet, dat in den aanvang van dit Aneta-bericht even gesproken wordt over de Geref. Kerken in Ned. Oost-Indië, maar dat in het vervolg gesproken wordt over Indonesië.

Dit overwegend moeten we weer - vragen: waarom vraagt men „zelfstandigheid" — die men reeds heeft? Waarom - wil men een contact dat er is en een verbond dat bestaat verbreken, ter-wijl men hgt leggen van een dergelijk contact en het sluiten van een dergelijk verbond met alle Gereformeerde Kerken van de heele wereld als een schoone vrucht van het Oecumenische streven en als de doorbraak der „Oecumene" zou bejubelen?

Wil men ook „kerkelijk" met Gouverneur Generaal van Mook méé, of liever, - wil men hem met alle geweld vóór zijn?

En dit alles overwegend zien we het gebeuren: de kerk zinkt weg. "

Ja, ja, toen de Nazi's het hadden over Gods stem, Gods opdracht, tot ons komend uit de groote, historische wending, toen hebben ze braaf gescholden.

Maar nu: de Kerk van Indië draaft achter de feiten aan en laat er zich door normeeren, dat het een lieve, neen, een vreeseUjke lust' is. Spreekt God niet in de Revolutie? Ja, ja, ik begin ds Verkuil te begrijpen, toen hij zei: een reformatie is .nooit heelemaal goed en een revolutie is nooit heelemaal verkeerd.

Ja, God in de historie, in de revolutie. Ik bedoel „god" in de historie, ' in de revolutie.

Maar Jeremia riep: HEEREN woord! O, land, land, land hoort des

En de Kerk die niet in al haar spreken en handelen in heel haar strijd en stijl door dit woord beheerscht wordt, gaat onder. Ze wordt een N. V. tot exploitatie van (onstichtelijke) stichtelijkheid, een re-' ligieuse gemeenschap van hen die de „wending" in de geschiedenis verstaan, een godsdienstige exponent van de „groote doorbraak" of iets van dien ^ard.

kerk wordt een hoer, die door de wereld dwaalt, probeerend zich zelf aan den man te brengen.

C. V.

THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL-DAG.

Vriendelijke raad: neem uw agendum en teeken het volgende aan.

In overleg met het College van Hoogleeraren heeft de commissie tot voorbereiding van den Theologische Hoogeschool-dag besloten, te voldoen aan den van vele zijden geuiten wensch, om den Hoogesohool-dag niet in Juni of Juli, doch in September te houden. Velen zijn van oordeel, dat er in September meer belangstellenden tijd zullen vinden voor een reis naar Kampen dan in begin Juli öf eind Juni. We krijgen dus den Schooldag n i-e t na de sluiting van den éénen cursus, doch vóór den aanvang van den anderen. Het zal, naar ondersteld wordt, met name voor de bewoners van het . platteland, welkom zijn. En het platteland is altijd de conserveerende kracht geweest voor kerk en school; de stad wordt door het land gevoed.

Daarom deelen we nu reeds mede dat de bidstond vóór den Schooldag is bepaald.op Woensdagavond 24 September, en de Schooldag zelf op Donderdag 25 Sept. Op Vrijdag 26 Sept. is dan des morgens inschrijving van nieuwe studenten, des middags recensie van de reeds eerder ingeschrevenen, en des avonds 8 uur opening van den cursus. MISSCHIEN is er predikantenconferentie op Woensdag 24 Sept., maar daar hebben anderen over te beslissen. Over het prograrmna volgen later wel mededeelingen. We hopen de oude en nieuwe getrouwen weer te zien. Het is in 1946 aan allen goed bevallen. En al is er niet meer zooveel nieuws te beleven als toen, toch vernieuwt zich nóg onze jeugd van dag tot dag. We kunnen niet genoeg den Heere dankbaar zijn voor wat Hij in onze uitgeleide Hoogeschool aan ojize Kerken geeft. Het is een lust, er te verkeeren en te werken.

K. S.

STICHTING VOOR DE FINANCIEELE VER­ ZORGING VAN DE OPLEIDING TOT DEN DIENST DES .WOORDS IN DE GEREFOR­ MEERDE KERKEN IN NEDERLAND. (Vrijgemaakt naar Art. 31 K.O.)

Het Bestuur der Stichting deelt mede, dat door wijlen br. M. KOELEWIJN te Bunschoten-Spakenburg aan haar is gelegateerd een bedrag van f500 minus 5 pet. suecessierecihten, zijnde dus f475, dat met groote dankbaarheid door haar is aanvaard.

C. LETTINGA, Penningmeester.

VERZOEK AAN ALLE KERKERADEN DER GEREF. KERKEN IN NOORD-HOLLAND.

Op Zaterdagmiddag 10 Mei a.s. wordt er in het gebouw „De Zuidpool" te Amsterdam-West een contactvergadering gehouden, uitgaande van de Afd. Noord-Holland van J. V. op G. G. (Vrijgemaakt) en de P. P. C. der M. V. op G. G. in Nederland. Op deze vergadering worden verwacht 2 afgevaardigden van eiken kerkeraad in Noord-Holland en de leden van de beide besturen. Ds. H. Vogel van Amsterdam-Zuid zal op deze vergadering een kort resumé geven over het Jeugdwerk (J. V. en M. V.). Het doel dezer vergadering is: Het Jeugdwerk meer onder de aandacht van de kerken te brengen! Laat daarom geen enkele kerkeraad ontbreken. Kerkeraden, die door omstandigheden geen aparte uitnoodiging ontvingen, gelieven dit bericht als zoodanig te beschouwen. Vanaf het station is het gebouw te bereiken met lijn 13.

H. P. VAN HELDEN Ie Secretaris.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

ZELFSTANDIG OPTREDEN IN DE POLITIEK?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's