Eenheidsmogelijkheid, I.
(Steinmetz-Riphagen-Braaksma en de eenheidsgebaren.)
(Steinmetz—Riphagen—Braaksma en de eenheidsgebaren.)
Benige weken geleden hebben wij in „De Reformatie" geschreven over allerlei eenheidsgerucht'en, die de ronde doen in den kring van de synodaal-gebonden kerken.
We hebben toen op grond van ons bekende feiten als onze overtuiging uitgesproken, dat er binnen die synodocratische gemeenschap velen zijn, die, hoewel ze nog niet kwamen tot de geloofs-en bekeeringsdaad der kerkelijke gehoorzaamheid, in vrijmakingzoo-haast-men-die-hebben-kan bestaande, het toch ontzettend moeilijk hebben met het feit der jongste kerkscheuring, en die onmogelijk den HEERE danken kunnen voor de bekende leer-en tuchtbesluiten, die om Gods wil en onder Geestesleiding zijn genomen naar het heet.
Daar zijn tallooze , , bezwaarden", omdat zij, als zij eerlijk zijn, moeten toegeven, dat zij van dien wil Gods • en van die leiding des Heiligen Geestes ten aanzien van de Synodale besluiten van 1942 en daarna b ij - lange na niet zeker zijn; aangezien het den wil Gods is, dat wij gerechtigheid zullen liefhebben en omdat de Heilige Geest de kerk in all« waarheid leidt en haar niet al zigzaggende vóórgaat op de kronkelwegen der kerkelijke diplomatie en der vleeschelijke zelfhandhaving.
Want het is toch niet zóó, dat van geen der uitgeworpenen ooit bewezen is, dat hij met Gods Woord in strijd kwam? Ja, en wat nog meer te denken geeft: Worden er vandaag niet ettelijke predikanten volkomen ongemoeid gelaten in hun ambtelijken arbeid binnen de synodaal-gebonden kerken, terwijl zij ten aanzien van Verbond en Doop en wedergeboorte precies hetzelfde leeren en prediken als de dienaren des Woords in de vrijgemstakte Gerefoirmeerde Kerken, en evenals zij n i e t s moeten hebben van veronderstelde wedergeboorte en aanwezige inwendige genade als grond voor den Doop der kleine kinderen, noch ook van het beschouwen en behandelen dier kinderen als te deelen in de wederbarende genade van den Heiligen Geest? En denken ook verschillende „bezwaarde" ambtsdragers niet precies eender over de beteekenis van Art. 31 van de K.O. als hun vrijgemaakte collega's? Al bleef bij hen de practische naleving ervan tot dusverre helaas achterwege.
Welnu, daarom behoeft het allerminst verwondering te wekken, dat al die „bezwaarden" in de gebonden kerken snakken naar hereeniging met onze Gereformeerde Kerken, die door Gods genade tot reformatie zijn gebracht.
Want, hoewel het zoo heel erg jammer is, dat die „bezwaarden", doordat zij tot op heden het eenvoudige en concrete Goddelijke gebod der bekeering laten liggen en weigeren, met de gruwelijke kerkzonden der laatste jaren om Gods wil radicaal te breken, zich almeer verstrikken in wanhopige moeilijkheden, en door eigen schuld in een beklagenswaardige positie geraken, waarbij zij soms niet meer weten, welken kant zij uit moeten —, tóch moeten wij niet vergeten, dat de meesten van hen op staanden voet bereid zijn om zoo spoedig mogelijk kerkelijk met ons te gaan samenleven, omdat, ' volgens hun eigen volle overtuiging, wij, evenals z ij, staan op de basis van Gods Woord en de drie Formulieren van Eefiigheid.
Nog eens — hun methode van almaar „bezwaard" zijn en protesteeren tegen gepleegd kerkelijk onrecht, zonder te komen tot de vervulling van het eenheidsgebod der vrijmaking om Christus' wil, we kunnen voor dat slaan met een lam handje in het geheel geen bewondering hebben en moeten dit doen bestempelen als z o n d i g en tevens als zeer gevaarlijk, omdat men zoo licht, al protesteerende, de „bezwaarde" oogen straks voorgoed zal hebben geloken. „Bezwaard" - zijn wordt zoo gauw een door den kerkelijken slaap bezwaard zijn, zoodat men aan de gehoorzaamheidsdaad nooit toekomt.
Maar dat neemt toch niet weg, dat velen ons beschouwen als met hen te stoelen op denzelfden wortel van Schrift en belijdenis; waarom wij dan ook eerlijk meenen, dat wij bij elkaar behooren in éénzelfde kerkverband.
Zij zien dus inderdaad eenheidsmoge1ied, naar zij zeggen.
Maar nu rijst deze belangrijke vraag: In' hoeverre vertolken deze menschen in dit opzicht d e h, e e r - shehde meening in de synodaal-gebonden kerken?
Wij voor ons gelooven, dat daar in die kerken ook een zeer belangrijk deel is, en dan vooral in de leiding gevende kringen, dat ergansch anders over denkt dan bovengenoemde „bezwaarden", en dat een aanzienlijk percentage van het synodocratische kerkvolk, mede Onder invloed van een intensieve propaganda en een uiterst bedenkelijke „voorlichting", ons zoo langzamerhand werkelijk voor zeer ongereformeerd verslijt.
Vrijgemaakten worden geheeten: Aanhangers van een dwaalleer! Afwijkers van de aloude Gereformeerde belijdenis! Aanranders van het Woord des HEB REN!
Nu zijn er misschien al „bezwaarden", die zeggen, wanneer ze dit lezen: „O! is het weer zoover? Kier heeft mijn lezing van dit artikel een einde. Want wie onder ons zegt zulke ongehoorde dingen? Hier hebt ge weer zoo'n staaltje van dwaze en onware propaganda van vrijgemaakten, die rondloopen met een zeker soort „complex". Ik weet-het al weer en heb er voor ditmaal weer schoon genoeg van".
Tegen wie zoo spreken, zouden we willen opmerken: „Wacht U heusch nog even met „De Reformatie" weg te leggen. Leest alleen nog dit ééne, dat U een tastbaar bevnjs (één uit vele trouwens!) in handen geeft, dat wij daarnet de volle waarheid spraken zonder één korreltje overdrijving".
Dezer dagen kwam ons onder de oogen de z.g.n. conclusie van repliek van mr R. Steinmetz, advocaat en procureur te Groningen, raadsman van de synodaalgebonden kerk te Bedum inzake het voeren van het z.g.n. bodemproces betreffende de kerkelijke goederen van de Gereformeerde Kerk te Bedum, welk proces ons is aangedaan nadat een door ons tot driemaal toe aangeboden miimelijke schikking door de tegenpartij onvoorwaardelijk jjerd van de hand gewezen.
Welnu, , in genoemde conclusie van repliek staat de volgende zinsnede:
„Eischeres" (dat is de synodaal-gebonden kerk, vertegenwoordigd door ds H. J. Riphagen, praeses, en G. Braakmsm, scriba, G. A. H.) „wil reeds nu zeer positief en nadrukkelijk stellen, dat zij van meening is, dat de opvattingen, die bij gedaagde (dat is de Geref. Kerk van Bedum, G. A. H.) „heerschen ten aanzien van Verbond, Doop en Wedergeboorte, volkomen in strijd zijn met Go|ds Woord en de Gereformeerde Be-, 1 ij d e n i s s c h r i f t e n (d. w. z. de drie Formulieren van E e n i g h e i d)".
Ziezoo, nu weten we waar we aan toe zijn!
Scherper formuleering is ook wel niet denkbaar. Er staat b.v. niet: „Sommige opvattingen niet in alle opzichten op Gods Woord gegrond"; maar: „de opvattingen, die daar heerschen"; dat is samenvattend: de leer, die aldaar geleerd wordt. En die leer is maar niet , , onvoldoende gefundeerd in Gods Woord en de Geref. belijdenis"; maar: „v o 1 k o - men daarmee in strijd". Onze leer aangaande Verbond, Doop en Wedergeboorte is derhalve geheel o n-schriftuurlijk en ongereformeerd. Maar dan is het ook een goddelooze dwaalleer, die' de aanhangers ervan ten verderve voert. Want wie een ander Evangelie predikt en aanvaardt, dan wat in de Heilige Schrift ons is geopenbaard, die is vervloekt, zegt Paulus. Nu is E v a n g e-1 i e prediking bediening'van het Verbond des H E E R E N. En wie dus over het Verbond Gods met Zijn volk denkt en spreekt volkomen in strijd met de Schrift, die verkondigt een valsch Evangelie; die is een leugenprofeet; die staat in dienst van Satan. Wat men nu verder ook van deze schrikbarende uitspracik moge zeggen, ze heeft tennjinste één groot voordeel, en wel, dat ze aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat. „Volkomen in s t r ij d m e t".
We gaan niet uitvoerig in op de overigens wel belangrijke vTaag, hoe en w/anneer dit door ds Riphagen c.s. geconstateerd kon worden van de leer, die in de Gereformeerde Kerk van Bedum geleerd wordt. We merken alleen dit op, dat n a de vrijmaking, in Bedum op 8 December 1944 men van "synodalistischen kant nimmer heeft geïnformeerd of onderzoek gedaan naar eventueele veranderingen, door ons sindsdien in de leer aangebracht. Men kan b ij ons ook nooit gehoord hebben van het aannemen van b.v. een vierde Formulier van Eenigheid of van een vervanghigsformule of van een nog weer daarna komende verklaring van meer of minder punten. Van dergelijke dingen hoorden wij wèl bij a n d e r e n, omdat de politiek van enkele kerkelijke leiders zulks voorschreef, en het tevens door allen, die graag in slaap wüden worden gezongen, begeerd werd. Iemand als ds Riphagen zal er wel aardig goed van op de hoogte zijn, willen we veronderstellen.
In ieder geval, men kan dit volkomen in strijd zijn van onze opvattingen inzake Verbond, Doop en Wedergeboorte met Gods Woord en de Gtereformeerde belijdenisschriften hier in Bedum nooit geconstateerd hebben na de vrijmaking. Dus dan moét hst daarvóór geweest zijn.
Ai ziet! hoe wonderlijk! Hoewel den uitgestooten ambtsdragers wel veel dingen verweten zijn door ds H. Kakes c.s. (ds Riphagen kwam pas na 1944 om, zooals men dat noemde „de ledige plaats" van ds Hoekstra weer te vervullen), nooit of te nimmer is ons ten laste gelegd, dat wij in onze opvattingen betreffende Verbond, Doop en Wedergeboorte ook maar op eenigerlei wijze in strijd waren gekomen met Schrift en belijdenis. Wèl werd meer dan eens verzekerd in Bedum's kerkeraad, dat onze opvattingen volkomen Schriftuurlijk waren en daarom ook steeds als Gereformeerd hadden gegolden. Maar daar ging het immers ook niet" om. Het ging hierom: Of wij ons alleen maar even wilden conformeeren en mitsdien beloven, ' niets te zullen leeren wat niet in volkomen overeenstemming was met de gedane leeruitspraken. Als we dat niet deden, , waren we ongehoorzaam. Maar overigens? Neen, ongereformeerd waren we zeker niet! En geen enkele maal werd vóór 8 December 1944 vanwege strijdigheid met Gods Woord en de belijdenis door den dienstdoenden ouderling de hand op de preek geweigerd (wèl tweemaal om een andere reden, en wel omdat door ds Hoekstra „de eer en het gezag van de Synode was aangetast", naar het heette). En wij zagen: na 8 December 1944 is er in de door Gods genade vrijgemaakte Gereformeerde Kerk van Bedum geen tittel of jota toegevoegd of afgedaan aan de aloude Gereformeerde leer, vervat in de drie Formulieren van Eenigheid; en dus: , , b ij ons is niets veranderd"—^w ij kunnen dat naar waarheid zeggen; niet alzoo ds Riphagen c.s.
Desniettegenstaande en evenwel nochtans — vandaag zegt men van ons: „volkómen in strijd met Gods Woord en de Geref. belijdenisschriften"!
Het is ons ten eenenmale een raadsel, waar men den euvelen moed vandaan haalt, , dergelijke dwaze en onware en onbewijsbare dingen neer te schrijven.
Maar het feit ligt er nu eenmaal. En we hebben er terdege rekening mee te houden. En onze gevolgtrekkingen te maken. Ook bij het zich nader bezinnen opde mogelijkheid der kerkelijke hereeniging.
Want laat het dan waar zijn, dat er door de „bezwaarden" in het synodalistische kamp van veel eenheidsverlangen gesproken wordt, tenslotte zijn dat in de meeste gevallen ook nog maar geruchten en verzuchtingen. Maar aan dingen als bovengenoemd, hoe droevig overigens, heeft men h o u v a s t; die staan zwart op wit; die zijn officieel en door iedereen te controleeren.
Hier spreekt de Synodaal-gebonden kerk van Bedum, en vertoont haar ware aangezicht. Althans, zoo spreekt mr Steinmetz namens haar; hij laat , , eischeres" zóó spreken, en ds Riphagen c.s. denken er blijkbaar niet aan, , om hun advocaat in dit opzicht te désavoueeren, maar zullen hem veeleer deze woorden in den mond hebben gegeven.
En dan — zóó spreekt deze kerk voor de rechtbank. Zij doet hier een publieke uitspraak voor God en voor de menschen, een uitspraak, die de kracht heeft van een eed, die de Overheid vordert in dit rechtsgeding. En wanneer ds Riphagen of één van zijn medestanders zou zeggen, of ook alleen maar denken: , , och, dat staat hier nu wel, maar zoo erg meenen we het niet", dan hebben we hier te doen met een geval van meineed, waarbij ten diepste Gods; Naam wordt aangeroepen ter bevestiging niet van de waarheid, maar van de leugen. Maar zooiets durven vsrirj toch niet veronderstellen.
Wij hebben er van uit te gaan, dat de synodaal-gebonden kerk van Bedum hier.als haar eerlijke volle overtuiging welbewust uitspreekt (al is het dan geheel onbewijsbaar en onwaar, zie boven), dat de door ons beleden Gereformeerde kerkleer aangaande Verbond, Doop en Wedergeboorte volkomen in strijd is met Schrift en belijdenis.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 januari 1948
De Reformatie | 8 Pagina's