toestanden blootgelegd.
D. E. C. heeft een goeden kennis, een dominee, die een dienstbode zoekt. Op zichzelf is dat niets bizonders. Dat men een goeden kennis heeft. Ook niet dat die goede kennis een dominee is. En nog minder, dat die dominee een dienstbode zoekt. Het laatste is zelfs een algemeen verschijnsel. Dat zoeken naar een dienstbode n.l. Dat komt in de beste families voor. Is een teeken des tijds. Was het vroeger zoo, dat het oog der maagd was op haar vrouw geslagen, thans is het omgekeerd „om hulp of gunst te vragen". Maar de dominee deed wat de dömineesche gebood: hij ging zoeken. Kwam bij een zuster der gemeente. Een welgedane , blozende zuster. Met een even welgedane, blozende dochter. Beiden Hollands welvaren, zoo gezeid. Na enkele inleidende opmerkingen kwam de dominee met het verzoek, geen aanzoek, voor den dag
Maar het kan onmogelijk.' Dominee, ik kan ze niet missen! Dominee kon dat weliswaar aan Moeder niet zien, maar Moeder was zwak. Leed van tijd tot tijd erg aan de gal. En Leentje zelf was ook niet sterk. Hetgeen ook aan Leentje niet te zien was. Maar Moeder kende Leentje. En Leentje was om zoo te zeggen geen knip voor den neus waard. Dominee begreep het al. Of beter: Dominee begreep er niets van. Maar. hij begreep: met begrijpen zal het niet gaan en nam het onbegrepen aan
Even later kwam het eruit, waar eigenlijk de schoen wrong. Vader was zwak. Echt zwak. Trok steim. En als Leentje ging dienen, dan werd er van „'t steun" gekort. En Moeder kan toch Leentje niet laten werken „voor den Staat". Hetgeen, Dominee, verslagen, begreep. Het gesprek over het dienen van Leentje was geëindigd. Dominee's hoop in rook vervlogen. De hoop van de Dömineesche ook.
Toch wou Moeder nog wel even doorpraten. Omdat het tegenwoordig in de Kerk allemaal zoo licht was: wind en veren, anders niet. En Dominee was ook al zoo aan het verlichteren in den laatsten tijd. Het was maar geloof, geloof, maar Dominee mocht wel toezien, dat de menschen niet met een ingebeelden hemel verloren gingen! Moeder hoorde den laatsten tijd nog al eens Dominee die. Eten lieve man! Zondag aan Zondag een kostelijke waarheid. Moeder k-^am daar zoo bij te vallen, als die man 's Zondags haar toestand kwam bloot te leggen. Neen, dominee, zoo maar gelooven, daar kom je er niet mee. Daar 2; al wat anders gekend moeten worden...
Dominee begreep.
Dat Moeder toch wel echt ziek was.
Erger dan „aan de gal".
Moeder had het aan het hart
Dominee begreep óók, dat hij nu verder zoeken moest.
Niet naar een dienstbode, maar naar een schaap.
Voorzichtig heeft hij geïnformeerd, of de lieve man dien Moeder zoo graag hoorde, nog méér deed dan toestanden blootleggen. En bescheiden heeft hij gevraagd, of Moeder tevreden was met een dokter, die wel wist bloot te leggen, dat Moeder het" aan de gal had, maar naliet haar medicijn te geven en alleen een week later nóg eens kwam om den toestand bloot te leggen, en nóg eens
En vervolgens is Dominee gaan spreken uit Zondag 7 over het ware geloof. En heeft aan Moeder verteld wat dat geloof is: alles voor waarachtig houden, wat ons God in zijn Woord geopenbaard heeft. Bang zijn voor zijn toorn, als we kwaad gedaan hebben tegen Hem. Blij zijn als we wandelend in zijn wegen vrede met den HEERE mogen hebben door den Heere Jezus Christus. Daarna heeft Dominee Moeders toestand blootgelegd. Dat ze klaarblijkelijk niet heelemaal eerlijk was geweest. D& t Leentje niet zoozeer thuis moest blijven vanwege Moeder's gal als wel vanwege Vader's steun. En dat dat niet recht voor den HEERE was. Niet uit het geloof. Dat Moeder, als ze geloofde, in die zonde van liegen en profiteeren van „de staat" niet leven kon.
Moeder trok wit weg.
Niet vanwege de gal.
Of misschien tóch van de gal.
In elk geval vanwege dominee's woorden.
Hoewel dominee het heusch niet boos zei.
En heelemaal niet boos was.
Maar Moeder was giftig.
Vond, dat Dominee zich niet met haar huishouden bemoeien moest.
Waarop Dominee antwoordde, dat laatste ook niet te begeeren, maar dat het alleen zijn bedoeling was, den toestand van Moeder bloot te leggen.
Hetgeen Moeder als een indiscretie beschouwde.
Maar Dominee hield van discretie.
Niet alleen voor collega's naar artikel 8.
En was overtuigd, dat een discrete dominee ook maar héél concreet moest zijn.
Toen is hij huiswaarts gegaan.
Met het zekere gevoel, dat Moeder hém geen „lieve Man" vond. Hij heeft later vernomen, dat Moeder verteld heeft, dat Dominee boos was, omdat ze Leentje aan zóó'n huishouden niet wagen wou. Zoo'n kind
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1948
De Reformatie | 8 Pagina's