GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenvoud.

Misschien is het niet ongeoorloofd, hier aan te halen wat „Kamper Kerkbode" publiceerde in een kort herdenkingswoord van mijn hand:

Gaarne voldoe Ik aan het tot mij gekomen verzoek, in de Kamper Kerkbode een enkel woord te geven in verband met het sterven van onzen broeder dr S. Greijdanus, in leven hoogleeraar aan onze Theologische Hoogeschool. De zitplaats in ons kerkgebouw, die, naar ik meen te weten, zoo goed als steeds op het vaste uur voor hem gereserveerd bleef, zal voortaan voor een ander zijn. Zet daar den trouwsten kerkganger op, maar trouwer dan prof. Greijdanus zal in het - • bezetten van die plaats in door den kerkeraad overeenkomstig het vierde gebod belegde diensten de nieuwe bezetter van dat plaatsje in de kerkbank niet kunnen zijn.

Hiermee heb ik al meteen de hoofdzaak aangeroerd van wat ik in dit blad op te merken heb. In onze Kamper gemeente zullen het uiteraard niet zoo heel velen zijn, die in staat zijn ongeveer te overzien, welk een geleerde daar in de bank zat: een man van bizondere en blijvende beteekenis voor de uitlegging van het Nieuwe Testament, en bovendien doorkneed in het Gereformeerde Kerkrecht en de Dogmatiek, en — slechts weinigen kregen de kans, dit op te merken — dan óók nog op de hoogte van allerlei détails op andere gebieden dan het theologische. Maar in diezelfde gemeente zullen wel allen m staat zijn, getuigenis te geven aan den christelijke!} eenvoud van dit geleerde lid der Kamper Kerk (het bijvoeglijk naamwoord „geleerd" is veel meer •waard dan de titel „hooggeleerd"). Bén van de mooiste momenten die ik me uit onzen omgang herinner, was op dien avond, toen ik op zijn studeerkamer zoo ongeveer tegen bedtijd nog toegelaten werd, en hem daar aantrof met een gewone volksuitgaaf van den Statenbijbel voor zich op een zorgvuldig geordend sohrijfbureau. De geleerde, die het Grieksche Nieuwe Testament zoo ongeveer van bulten kende, naar ons altijd docht; en die in de dagen der vrijmaking, toen hijzelf, en dr R. J. Dam, en ik, alleen gelaten waren, noodgedwongen moest examineeren in het Hebreeuwsoh, dit doen kón met een punctualiteit, die menigen geexamineerde zal hebben doen zweeten; . en die èlken dag imët de vaklitteratuur omtrent het Nieuwe Testament zich intensief hezig 'hield, en z'n hoofd vol met latijnsche, hebreeuwsche, grieksche, fransche, duitsohe, engelsche citatep over Nieuwtestamentische woorden en begrippen had, die man wou 's avonds, als de dag werd afgesloten, net als ieder ander kerklid, zijn Statenbybel lezen. Als ik over eenvoud zou hebben te schrijven, zou ik lang aan prof. Greijdanus denken, eer ik van wal stak.

Dien eenvoud heb ik altijd in hem liefgehad: hij kón niet doen, wat men „konkelen" noemt. Ik heb dien grondlgen puren eenvoud op zijn gezicht gezien, de laatste uren van zijn leven hier beneden, toen de snelle en pijnlijke sloopmg van zijn in christelijke zelfbeheersching ^oed geconserveerde, dus krachtig op de sloopingskraohten reageerende, lichaam was laegonnen. Als midden In den nacht da D. van Dijk hem iets uit den Bijbel wil lezen — grèdg! is het bescheid van den doodzieke — «n als hij dan voorslaat psalm 23, dan is het antwoord uit den van pijn vertrokken mond: dien psalm hebben we gisteren gelezen. Niet alleen wist blijkbaar de zieke lioe laat het was („gister"), maar óók had hij gewerkt, den vorigen dag, met den psalm, ofschoon hij hem natuurlijk van buiten kende. De eenvoud, die zijn kleedtog kenmerkte, en zijn houding, en ook zijn zeggen waar liet op staat, hoe lief hebben we hem daarom gehad. Wie tegen het einde van zijn leven — we zagen het aankomen — hem gingen danken voor wat hij voor hen 'beteekend had, die brachten het niet verder dan enkele volzinnen: de aangesprokene zelf feleek zóó schuchter, dat de spreker vanzelf met danken ophield. Die eenvoud was zóó sprekend, althans tot wie zelf ooit als kinderen zouden vermogen te worden, dat voor hun besef geen „synode" zich grandioser kon blameeren, dan toen zij van dezen man zoo iets als een „overschrijden der creatuurlijke grenzen" (!) „constateerde". Zooals ook voor het besef van diezelfde menschen niemand verder de plank mis kon slaan dan die synodocratische dominee in Dordrecht, die heeft durven beweren, dat terzake van de vrijmaking alles te voren „in kannen en kruiken was" De man kende blijkbaar van onzen broeder Greijdanus ziel noch geest.

We zullen niet dieper op dezs dingen ingaan: degenen, die hem tot in het diepst van zijn hart gewond hebben In het jaar 1944, hebben den glans, dien in zijn laatste uren God bij herhaling op zijn gelaat gelegd heeft, evenmin kunnen wegnemen, als de kwellende pijnen zulks vermochten. Die heerlijke eenvoud was er weer, toen naast zijn ziekbed de vertrouwde zakbijbels en het psalmboek ter eener, het portret van zijn zoo geliefde hem voorgegane echtgenoote ter anderer zijde bij de hand waren. We gedenken hier ook haar, die zóó duidelijk in alles met hem ééns geestés was, dat hij nooit een woord heeft willen spreken over het — zacht gesproken — volkomen ondeskundige loslippige woord van dien Kamper dominee, die het tot twee keer toe gewaagd heeft, Mevrouw Greijdanus te betrekken in den kerkstrijd, vóór welks kwade dagen God haar weggenomen had.

Het moet eens gebeurd zijn — zoo althans is mij verteld — dat de kerk van Kampen prof. Greijdanus riep tot het ouderlingschap, en dat hij toen ontheffing van zijn benoeming verzocht heeft op dézen grond, dat hij als hoogleeraar in dienst van alle kerken stond, en mitsdien niet ééne van die alle kon dienen in een bijzonder ambt. Deze fundeering van een ontheffingsverzoek was ; geen aangenomen pose. Zij bracht alleen maar anderen in herinnering wat hij zelf dagelijks bedacht: dat God hem in dienst van de gezamenlijke kerken had willen stellen. Het blijde besef van deze indienststelling van Godswege heeft hem nooit verlaten. Wij weten van nabij, hoeveel schoons en heerlijks na 1944 (het jaar der vrijmaking) God hem heeft doen zien in de vrijmaking der kerken, ook in de classis Zwolle, en in de weer herstelde Theologische Hoogeschool.

Moge onze gemeente zelf de schoonheid en de genade blgven eeren, die zijn levensavond juist dSdrom zoo licht maakten — wijl hij met haar verbonden zich wist in Christus Jezus, onzen Heere.

Tot zoover „Kamper Kerkbode". Niet vaak bezoek ik de diensten jn Kampen; maar zoo vaak als ik daar Greijdanus zag zitten, in zijn eenvoud, dacht ik schier altijd aan dien anderen nieuwtestamenticus, dien ik herhaaldelijk in de kerk opmerkte, te Erlangen: Theodor Zahn.

Ook van dezen man straalde de eenvoudigheid af, als hij in de bank schoof, of opstond om de twaalf artikelen te zeggen. En ook deze kreeg een kleur, als iemand eens een paar hartelijke woorden van waar­ deering tot hem sprak.

Bij het heengaan van Prof. Dr S. Greijdanus.

Ds Vogel schrijft in de Kerkbode van N.-HoUand: Prof. Greijdanus was een geleerde. Maar dat was niet het eerste, wat bij hem opviel. Want bij al zijn geleerdheid was hij zo Christelijk eenvoudig. Met elke student, die bij hem kwam om een tentamen te doen, sprak hij een eenvoudig gebed uit. En na afloop een eenvoudige dankzegging. Bn die gebeden en dankzeggingen zullen zijn leerltagen nooit vergeten.

Een voorbeeld was hij in nauwgezette plichtsbetrachtmg. Geen uur en geen minuut liet hij ongebruikt voorbijgaan. Want hg wist, dat Christus, zijn Hoofd, grote haast had. Wie 's Maandagsmiddags met de trein uit Zwolle om 2.07 lu Kampen^ aankwam, kon precies op tijd verschijnen op het college in de Exegese van het N.T., wanneer hij heel hard liep. Want Prof. Greijdanus begon geen minuut te vroeg en geen minuut te laat.Nu' begrijpen wij dat wel. Christus riep hem immers daar op die tijd, en dan moest hij er toch zijn?

Men heeft mij verteld, dat het kerklid Greijdanus, toen hij ziek werd, op Zaterdagavond aan zijn wijkpredikant een brief deed toekomen met de mededeeltng, dat hij de volgende Zondag wettig verlünderd was om, naar het vierde gebod, op te gaan met de gemeente Grods tot de dienst des Woords en der gebeden Ik zet hier maar een paar stlppeltjes achter, want Ik meen, dat leder van ons hier even tijd moet nemen om na te denken.

Dit is kerk-stijl.

Zo is ook zijn sterven geweest. In het ziekenhuis lagen op het tafeltje aan de ene kant zijn zakbijbels en zijn psalmboek. En op het tafeltje aan de andere zijde stond het portret van zijn zo geliefde vrouw, die hem reeds was voorgegaan. Zo is hij heengegaan tot Christus, zijn Hoofd. Wie zou niet met Innige dank vervuld zijn jegens , , de Vader der geesten", en jegens , , Zijn getrouv/e Getuige" en jegens „de Zaakbèzorger der Kerk" ?

Mensen hebben veel leed in zijn leven gebracht. Zij hebben het nog niet weer goedgemaakt. Nog niet. Ons gebed blijve voor hen uitgaan. Maar zijn Hoofd heeft wel ontzaglijk veel goed gemaiakt. Hij gaf Zijn kind genade en ere. En nu de eeuwige heerlijkheid. Nu mag hij rusten van zijn arbeid. Bn zijn werken volgen met hem.

De Kerken verliezen veel. Maar zij behouden ook zo veel. De gedachtenis van deze rechtvaardige zal tot zegen zijn. Zijn boeken zullen worden bestudeerd, mogelijk tot de dag van Christus' wederkomst. En Christus' gave in Prof. Greijdanus zal het mede mogelijk maken. Zijn Woord trouw te bewaren en daarto zalig te zijn.

Professor Greijdanus is niet meer. Hier niet meer. De verantwoordelijkheid van hen, die bleven wordt zwaarder. Vernieuwen wij dan onze gebeden. God zij met onze Theologische Hogeschool, met haar hoogleraren en lectoren, en met hare studenten.

De eenzame in een huisgezin.

Ds P. Keizer schrijft in het Gron. Kbl.:

Gisteren hebben we hem (d.i. Prof. Greijdanus) begraven. Vlak vóór mij liepen enkele ouderlingen uit het Noorden van Groningerland. Vlak achter mij liepen er uit Zeeuwsch-Vlaanderen.

Bloedverwanten waren er niet bij deze groeve, niet één. Ze waren hem voorgegaan. Maar een onafzienbare rij volgde de baar, geestverwanten, huisgenooten des geloofs. Hoe heeft God deze eenzame gezet in een huisgezta, Ps. 68 : 7. Vooral de laatste jaren is dat gebleken. Zijn , , eenzaamheid" nam toe! Zijn „huisgezin" groeide!

Wat bond ons toch zoo aan dezen hoekigen onbuigzamen humor-loozeu geleerde?

Laten we liever vragen, bij zijn baar, wat bmdt ons toch tezamen?

Praat me toch niet in de ruimte ovör „eenheid" en „de boel bijéén houden": de léér, het zuivere evangelie der zaligheid Gods, de waarachtige vreeze des HEBREN, de liefde voor Z\jn Naam en Zaak, dat houdt bijeen, dat brengt bijeen, dat is de eenigheid des Geestes, de eenigheld des waren Geloofs!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 juni 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 juni 1948

De Reformatie | 8 Pagina's