GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie begrijpt het?

(Prof. Okma, sprekende voor de V.U.)

We weten zelf, hoe weinig verslagen waard kunnen zijn, en willen dat niet vergeten hebben, als we in „Trouw" lezen een verslag van een rede door prof. Okma gehouden (V.U.-dag 1948):

De morgenbljeenkomst werd besloten met een rede van Prof. Dr N. Okma: „Theologische belangstelling voor Staat en Recht". Deze belangstelling Is niet nieuw, aldus spr., maar wel is er de laatste Jaren een hernieuwde belangstelling. Deze spruit voort uit de ontzetting van de kerk over het bruut geweld van het nationaal-socialisme, dat staat en recht tot een speelbal van willekeur maakte. En uit de teleurstelling over de betekenis van het natuurrecht, waartegen men aanleunde, maar dat m den storm van het nationaal-sociallsme op zandgrond gebouwd bleek te zijn.

Voorzoover hier van theologen sprake is, die pas zóó laat wakker geworden zijn, is de opmerking niet overbodig, dat ook vele beroepsjuristen laat wakker geworden zijn, en dat de gereformeerde theologen, voorzoover meesprekend, het al vóór den tijd, door spreker bedoeld, geweest zijn. Het ongeluk is alleen, dat soms het lid van de ééne faculteit van dat van de andere schijnt te denken: waar bemoeit hij zich mee? Hij is geen vakman. Vandaar de schrik over de recente gebeurtenissen. Wie b.v. als jurist „tegen het natuurrecht aanleund e", en toen pas begreep, dat het op zandgrond gebouwd bleek te zijn, die heeft van de gereformeerde theologen, zoover ze met den gereformeerden naam ernst gemaakt wilden zien, niet veel onthouden.. We kunnen ook zeggen : met hen de geloofsgemeenschap niet beoefend.» En we zijn bang — zie het vervolg — dat op dit punt nóg geen algeheele verbetering is ingetreden: dat men nóg niet weet wat gereformeerd is.

We lezen verder:

De vraag is nu: hoe Is de verhouding van menselijk en Goddelijk recht, van recht en rechtvaardiging, van staat en kerk?

We rekenen weer met de zwakheid van een persverslag. Want wat' hier staat, is in geen geval aannemelijk. De parallel:

menschelijk recht goddelijk recht recht rechtvaardiging staat kerk is uiteraard onverdedigbaar.

En dat weet een gereformeerd theologisch student zóómaar duidelijk te maken. We zullen dus liever verder lezen:

Prof. Okma wees op drieërlei antwoord op deze vraag. Op het klassiek Barthiaanse standpunt is er een volledige scheiding. Christelijk recht, staat, politiek is daar een onmogelijkheid. In het radicaal-theocratische systeem van Ruler is de tegenstelling overbrugd. De kerk overmeestert daar de wereld. Ook daar is geen plaats voor Christelijk recht, want dat zou weer wijzen op een antithese.

In de derde plaats horen we ten dele hiermede overeenstemmende, geluiden in onze eigen Calvinistische kring. Ook Prof. Schilder gaat uit van de centrale positie der kerk. Maar hij roept tevens op tot vervulling der Christelijke cultuurtaak. Bij hem staat de Christelijke politiek, Christelijk recht, in volstrekte tegenstelling tot het wereldlijke. Er is slechts een samenzijn, dat mogelijk is door de tempering van de vloek over de wereld.

Ook bij deze tirade zouden we wiUen verwijzen naar de zwakheden van een persverslag. Maar het wordt me toch een beetje moeilijker, - als ik bedenk, dat hier overeenkomstige dingen gezegd worden als in een artikel van , , Trouw", waaraan we onlangs onze aandacht gaven ('t was van prof. Okma zelf, zie De Reformatie van 17 April '48).

Daarom mogen we opmerken:

a) als de auteur van het verslag niet bedacht heeft dat „w e r e 1 d 1 ij k" en „w e r e 1 d s c h" geheel verschillende begrippen zijn, dan mogen wij het bij dezen in herinnering brengen, en meteen inzien, dat daarmede de redeneering geheel en al vervalt; b) als hij het wel heeft bedacht, dan toont hij een miskenning aangaande het standpunt der gereformeerde belijdenis, dat hier gemakshalve als dat van K. S. wordt aangediend. Maar ook dan vervalt zijn redeneering;

c) dat SLECHTS door de „tempering" van den vloek „samenzijn" mogelijk wordt; waar heeft iemand zoo iets beweerd?

Ons eigen geschrift „Christus en Cultuur" zegt het

wel anders. d) In verband met het onder a)—c) gezegde moet het ons van het hart:

lo. dat het alleen maar een ondoordacht zeggen is, als op zulke „gronden" wordt betoogd, dat het standpimt van K. S. ten deele overeenstemt met Barth— v. Ruler. Tenzij men overeenstemming belieft aan te wijzen reeds uit het feit, dat aUe drie b.v. spinazie lusten;

2o. men kan meenen, dat wij ten o n r e c h t e ons standpunt op de belijdenis fundeeren; dan worde dat aangetoond;

3o. zoolang zulk een poging niet ondernomen wordt, en dus ook niet gelukt, constateeren wij, dat in deze rede wel zoo'n beetje degenen, die aan de belijdenis willen herinneren (vgl. kwestie-Diepenhorst) worden voorgesteld als halve barthianen, of als halve zandtianen, maar dat daarmee alleen maar bewezen wordt, dat men de belijdenis niet meer tot de zijne gemaakt heeft, en nu wie haar verdedigen (en dus de taak der V.U. ter hand nemen) in den hoek der rariteiten duwt. Dat moet zich wreken.

Tenslotte:

Hier rijst nu de vraag hoe de juridische faculteit haar taak kan volbrengen. Het recht immers, aan de V. U, gedoceerd, is een product van bozen en goeden. Het Is goeddeels van Romeinse en Germaanse oorsprong. Of hebben de Barthianen gelijk, dat de beoefening van een Christelijke rechtswetenschap slechts een hersenschim is? Dat zeker niet. Wij kunnen, aldus prof. Okma, op het terrein van het recht geen stap doen zonder de Bijbel. Wij zouden niet eens weten wat recht is, als de Schrift het ons niet leerde. De Schrift zegt ons wel wat de inhoud van het recht is, maar niet wat het doel er van is. Daarop richt zich juist de theologie. Het gevaar is, dat de eenvoudige gehoorzaamheid plaats maakt voor menselijke fantasie.

Hier kan ik niet wijs uit worden. Maar als iemand dit verslag wil bestrijden en ons schrijven wat dan WEL gezegd is, ik zal het dadelijk opnemen. K. S.

Interpretatiezwendel.

In het altijd lezenswaardige blad Polemios J. Lever over het monisme. Hij merkt op: schrijft

Voor ieder die zich hiermee bezig heeft gehouden is het duidelijk dat het vraagstuk der evolutie een achtergrond heeft die het in belang ver te boven gaat. Het evolutievraagstuk op zichzelf js een biologisch vraagstuk met feitenmateriaal, beschrijvend en experimenteel onderzoek, met werkhypothesen en theorieën.

Hierover en over de resultaten hiervan hoeft niemand zich te verontrusten. Dit Is een questie vein wetenschap als iedere N^ndere.

Maar hier is het niet bij gebleven. Er is ander element bijgekomen dat met alleen zuiver critisch wetenschappelijk is.

En het is merkwaardig: zodra dit nieuwe element er bijkwam was het kamp der wetenschap verdeeld. Dit nieuwe element is het element van de wereldbeschouwing: de mdivlduële onderzoeker ging de feiten mpasseu in zijn denksysteem en ging zijn wijze van werken en denken hiervan doordringen.

Het is geen wonder dat hierop ledere onderzoeker die een andere wereldbeschouwing had hiertegenover óók zijn wereldbeschouwing m het geweer riep en m dezelfde moeilijkheden verviel als de eerste. Hier komt dan nog bij dat geen onderzoeker die zelf geïnterpreteerd heeft het recht erkent van de ander om ook te interpreteren. Ja, veelal wordt de ander onwetenschappelijk genoemd, of verketterd.

En dan is de voedingsbodem rijp voor allerlei Interpretatiezwendel, die hierop neerkomt dat men niet meer scherp voor zfln uitgangspunt, voor zijn „archimedisch punt" uitkomt, er zich ook veelal niet bewust van is, hiervan uitgegaan te zijn of er het slachtoffer van te zijn geworden. Dan sluit zich de mist en uit de dijzigheid klinkt het gekrakeel van de blinden.

Zo ligt ook In de evolutie-questie het taterpretatiedilemma op de achtergrond, met zelfs het „probleem der schriftcritiek" vlak in de omgeving.

In dit licht bezien zullen wij achtereenvolgens trachten de uitgangspunten van het denken van de drie grote evolutionisten: Lamarck, Darwin en Haeekel te belichten.

Aan en onder dezen zwendel lijdt tegenwoordig ook de kerk. Hij lijkt veel op den aflaatzwendel: je verkoopt jezelf een „indulgentie"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's