GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

OnbegrijiJelijke klacht (vervolg).

Twee weken geleden bleven we staan bij 't eerste, dat volgens de onderteekenaars der Oosterbeeksche stukken den H. Geest „moest" „bedroeven". Zelfs „zeer bedroeven".

Nu, als ik aan den H. Geest denk, dan staat voor mijn geest dadelijk kerk-vergadering, Woord-dienst, bezegeling van Christus' heerschersrecht In door den Geest geleide feiten, en wat dies meer zij.

Nu heb ik aan den steller van het hier besproken stuk, dat in substantieven en adjectieven sterk aan Ds B. A. Bos doet denken, en in elk geval aan hem als mede-onderteekenaar èn het verst naar voren geschoven woordvoerder in het doorbreken van de mede door Ds. B. A. Bos in de Groninger synode benoemde deputaten, alleen nog maar dit te zeggen:

Indien uitgekomen is, wat wij voorspeld hebben, dat men u n.l. zou gebruiken, Inzooverre ge eraan meewerken kondt, om de deputaten van uw eigen kerken voor de voeten te loopen, en dat men u verder zou verloochenen, zoodra 't op zaken doen aankwam, u net zoo hard als ons; en indien uitgekomen is, dat door de tijdelijke verwarring in uw denken en doen, gevolg van één der grootste kerkrampen (ik zou ook kunnen zeggen kerk-krampen), n.l. van de verkeerde probleemstelling, de conscientie bij den één is ingesluimerd, bij den ander afgestompt, bij den derde onrustig gemaakt, en de kerkvergaderln g weer gehinderd en bemoeilijkt is,

wel, dan is de H. Geest „wel zeer bedroefd" door die valsche probleemstelllngs(k)ramp.

Kom, Ds Bos, indien van dat heele geval-Oosterbeek — ik zeg niet: ondanks dat geval — iets goeds terecht komtr dan heeft ^e Schrift door mfl in dezen niet gesproken.

Ik lees m een synodocratisch orgaan, dat het met Oosterbeek nu wel „afgeloopen" is. Weet u nog de vertoornde exclamaties, toen ons blad dat aan niemand ook maar iets. gevraagd had, zonder een hand er naar uit te steken, op tijd de conclusies van Oosterbeek I ontving en publiceerde en van kommentaar voorzag? Het werd heel erg gevonden: want: later was er nog een zinnetje bijgekomen, en dat stond niet m den tekst dien ons blad ontvangen had. Weet u dat zinnetje nog? Het luidde zoo ongeveer, dat er nog een hééle massa kwesties meer zouden moeten behandeld worden. Nu, we hebben dat er netjes bijverteld, natuurlijk, maar wisten: dat wórdt niets. Kwam het niet uit? Na dien eersten keer bent U nog één keer den Pletersberg m Oosterbeek wezen beklimmen; en met veel hangen en wurgen hebt ü het bekende recept u laten opdringen: zeg wat tegen dl e n kant, dan zullen wij ook wat zeggen tegen den anderen kant. En toen hadt u wat gezegd, en nauwelijks konden de kommentaren van de tot biddende overweging door den H. Geest uitgenoodigdé lezers van Oosterbeek verschijnen, of uw eigen medeonderteekenaars verloochenden het geschreven woord m de krant. Als u nu wilt spreken over bedroeven van den H. Geest, wel, dan zeg ik U: de orde verstoren in de kerken (deputaten doorbreken), vlak vóór een synode langs onwettigen weg haar voor feiten plaatsen, die neerkomen op eigenmachtige kerkpolitiek, dat zijn allemaal dingen, waaraan Ik denk, als ik het motief van het „bedroeven van den H. Geest" hoor noemen. Een paar scherpe woorden, of die dan niet den Geest bedroeven? Ja, als ze meehelpen in de p r o-bleemverschulving. Neen, als ze) den spijker op den kop slaan.

En dan, Ds Bos, als Uw medeonderteekenaars een stuk over scherpe critiek met U onderteekenen, dan vrees ik, dat zij bij dat moment niet zwaar hebben gerekend met IJ. Want als ik me herinner, hoeveel onware en uiterst scherpe critiek uit Uw pen gevloeid is (en het meeste ervan ontvang ik met eens), dan zeg ik met Ds Verleur: wie boter op zijn hoofd heeft, moet niet m de zon gaan staan. Stel eens even, dat Ds Bos, publicist, die zelf publiek „deputaten doorbreekt" (d.w.z. de kerkelijke apparatuur op zti zet) eens er toe komen zou, broeders langs den kerkelijkeu weg, met gebruikmaking dus van diezelfde apparatuur, laat ons zeggen: wegens scherpe bestrijding van deze zijn openbare daden aan te klagen, zij zouden het zonder eemge moeite hem ook kunnen doen; want men kan zóómaar ettelijke citaten uit zijn geschriften halen, die onwaar én ongeloofelijk scherp zijn. En als zij het niet zouden doen, dan zou het zijn wegens een intens onbehagen om een methode, die met een druk op de knop de kerkelijke apparatuur in-en uitschakelt, al naar het uitkomt. Maar daarom begrijp ik niet, dat een gedeelte der Oosterbeekenaren nog met ds Bos klaagt over wat hijzelf doet.

Maar hooren we verder, wat volgens het stiik den H. Geest móet bedroeven. We lezen:

dat wij daar anonymen laster hebben gesproken over een groot deel van onze vrijgemaakte broeders en zusters.

Ook hier schijnt me de zaak op haar kop gezet. Wie heeft gezegd, dat de onderteekenaars persoonlijk de vrijmaking als acte van trouw hebben aangevallen? Br is gezegd, en dit overduidelijk, dat „O o s t e r b e e k" een aanval was. En eveneens overduidelijk, dat anderen aan de touwtjes trokken. En dat kwam uit. Zoo is het ook hier. „Anomeme laster? " Dat kan met beteekenen-, dat de beschuldigers hun naam verzwegen, maar wel, dat zij den naam der door hen beschuldigden verzwegen. De broeders hebben toch onderteekend, dat er WEDERZIJDS een „eenzijdig" mterpreteeren en hanteeren was van art. 31? Ik geloof er geen woord van. Aan de overzijde hebben ze dit artikel niet geïnterpreteerd, houd op met dat goddelooze modewoord, maar gewoonweg geschonden. Geschonden. Geschonden. En den éénen keer dit, den anderen keer dat ervan gemaakt (artikelen P. Groen, en van vele anderen). En wij hebben het artikel alleen maar gehandhaafd, naar zijn redelijk verstaanbaren tekst. En ik wil namen weten van wie onzerzijds art. 31 eenzijdig hebben geïnterpreteerd en zoo voort. Dan moeten we zulke menschen bestrijden. Eén onjuiste interpretatie weet ik al: dr F. L. Bos, ia combinatie met ds v. Teylingen. Daarom hebben we ook dezen broeder besproken, met argumenten, toen hij op een onjuist pad was' gaan staan. En nu vraag ik, of we maar liever niet met kiezelsteentjes willen gooien, maar de stukken op tafel leggen.

Eu dan is daar dat andere puntje. Alle broeders hebben met hun naam onderteekend, dat de kerkelijke gemeenschap werd ondermijnd (in de dagen toen men aan de schorserij en zoo begonnen was) door de wijze, waarop vele bezwaarden agitatie hebben gevoerd. ' Dit zinnetje, volgens mede-oosterbeekenaar Volten onthuld als koehandel-resultaat, noemt ook geen namen, onttrekt zich dus aan bewijs. (Wat ds de Waard aanhaalde is geen bewijs, evenmin als wat de Groningsche synode zelf schreef.) We willen weten, wie, en waarin ondermijnende agitatie gepleegd is. We herhalen, dat we den gehoorzamen handel niet willen aangeduid zien als ongehoorzamen agitatiehandel. En wij weten heel zeker, dat het kerkelijk leven ondermijnd is door de hiërarchie, , en niet door wie tegen den stroom hebben opgeroeid me* stukken, waarvan dr H. H. Kuyper's secondanten nooit een letter hebben weerlegd. Dit klagen over een-perscampagne kan ik niet bewonderen, zoolang niet bewezen' wordt, wie agitatie pleegden, en waarin. Kunnen de broeders niet verstaan, dat vrijwel niemand onder ons him bijvalt, als zij, om aan de heeren Toornvliet en Volten en zoo toch nog aan 't eind een hand te kunnen geven — waarnaar overigens niemand onder ons verlangen heeft, zoolang deze heeren blijven die ze zijn —, dan maar „eventjes een verklaring teekeneu, die niets bewijst, maar alleen maar synodocratische camouflagepropaganda dient? Hadden de broeders maar „de v ij f vragen" behandeld. En de schorsingsgronden, b.v. van Greijdanus. En het boek H. J: Schilder, waarover Toornvliet, medebidder van hen allen, zoo droevig .geschreven heeft, omdat hij 't niet aan kan.

Verder bedroeft ook dit den H. Geest, volgens onderteekenaars, dat gezegd wordt:

dat wij Gods normen hebben igerelatlveerd tot menselijke meeningen; dat wij gebeden hebben om van de jnensen gezien te worden; dat wij met mond en hart de vrijmaking reeds hebben verloochend, ja zelfs verraad plegen; dat wij de vrijmaking niet meer belijden als een werk Gods doch slechts zien als een noodlottig gevolg van eenzijdigheden over en weer; dat wij over van alles en nog wat hebben gepraat en niet over de eigenlijke feiten, die de scheuring veroorzaakten; dat wij acheurraakers zijn, die de gelovigen willen bewegen tot het trekken van een nieuwe scheur in onze eigen kerken.

Dat deze en dergelijke onware beschuldigingen In onze kerken worden geschreven en geloofd, is wel zeer krenkend en het heeft ons diep - gewond. Maar, gelijk gezegd, veel erger is dat hierdoor Christus en Zijn Geest worden bedroefd en tegengestaan. Het is ondoenlijk de lange lijst van onware beschuldigingen compleet te maken. Het is ook niet doenlijk alle beschuldigingen en verwijten, die ons bekend werden, te weerleggen: hiertoe zou wellicht een geheel boek moeten worden geschreven.

Was ds Bos dan maar eens begonnen met 't waar-maken van die krasse beschuldigingen, die hij met onderteekenaars, anoniem (maar dan in boven omschreven zin) heeft gepubliceerd. Inplaats van daaraan te beginnen klaagt' hij nu: er kwam geen eind aan de antwoorden op de persreacties. Kan wel zijn, maai: de a c t 1 e komt v 6 ó r de r é a c t i e; niet wij hebben ds Bos aangepakt, maar hij Is zijnerzijds gaan aanpakken, en zei toen: wacht maar eens, en let maar eens op. Kom, waarom dan geklaagd? We zouden elk van de hier bijeengepikte zinnetjes of uitdrukkingen moeten bekijken in hun veftand, om te weten, wat de auteurs ermee bedoeld hebben. Wat helpt dat? Maar uw „conclusie s", daar is weken lang over gedokterd immers? En laten we pas later eens praten over de persreacties. Eu ga dan geen bezwaren opperen over een paar termen. Ik ken een eritiek op Oosterbeek II, die van a tot z gespannen was, en van a tot z vroom, en van a tot z Geestelijk. En als ds Bos nu voortdurend roept: hebt toch respect voor onze gebeden, en dan met „conclusies" (!) komt, die kemt noch wal raken, moet hij dan, zijn conclusies onbewezen' latende, op een paar woorden af vliegen?

Den Geest bedroeven? Ik vrees, dat wij Hem soms niet eens meer „proeven".

Eln overigens: wie sprak over „eenzijdig ihterpreteeren", en dus over , , m'e nschelijke meeningen"? Onderteekenaars toch zeker? Zij als de eersten? Wie beroept zich voortdurend op het feit van het samenbidden? De Oosterbeeksche conclusies zelf toch zeker? En dit na een propagandacampagne der tegenstanders, die deden, alsof met samenbidden, d.w.z. met een eerst op hun standpunt overkomen (dat de feiten moesten worden bedekt) alles in orde was? Wij hebben 't gezien: men bad samen in Oosterbeek, men zei dat hardop, en meteen sprong de heele zaak uit elkaar, omdat er „iets" was gezegd (en toch nog niet eens gezegd volgens 'Volten) van die scheurende synode (die dan niet iiet kerkelijk leven ondermijnt? ). Kom, laat de onderteekenaars liever hardop bonjour zeggen tegen de synodocratisehe prijsgevers van hun gebeden, en weer vroolijk meedoen in de rij. R e v i s 1 e ë i s c h e n k r ij g t de gindsche synode tóch wel; ze heeft heusch geen behoefte aan een stootje ook van „vrijgemaakte" zijde ditmaal in de richting van een nieuwe vervangingsformule (Bos-van Teylingen, voorstel-Amersfoort-Ridderbos, conclusie 7 en 10 van Oosterbeek II). De broeders zullen toch nog wel weten dat hun conclusies 7 en 10 precies wijzen in de richting', die thans door het holle voorstel Ridderbos-Amersfoort wordt gewezen? Wat wij in 1946 van de vervangingsformule zeiden (onzedelijk) gaan we niet terugnemen, nu het den synodocraten gelukt is, een paar van onze menschen te belezen, hun onzedelijk gedoe van 1946 onbewust in 1949' te recommandeeren.

Kwesties bijbelvertaling.

In het „Maandbericht" (Ned. BijbelgenootscKap) komt een artikel voor van den Heer J. J. Kijne over de nieuwe vertaling van het N. Testament. We ontleenen daaraan:

In 2 Petr. 3 : 10 luidt de Staten-Vertaling: n de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen "verbranden.

De nieuwe vertaling heeft hier: Maar de aarde en de werken daarop zullen overblijven.

M.a.w. precies het tegenovergestelde. De tekst, die bij de nieuwe vertaling gevolgd is — evenals trouwens bij vrijwel alle moderne vertalingen — de tekst Nestle, heeft hier een heel ander woord dan de tekst, die aan de Stat. Vert. ten grondslag ligt.

Een ander voorbeeld inzake Hand. 10 : 18:

De mannen door de hoofdman Cornelius naar Joppe gezonden om Petrus te halen hebben het voorportaal van het huis van Simon bereikt, yers 18 luidt nu In de nieuwe vertaling: en zij trachtten door roepen te - weten te komen, of Simon, bijgenaamd Petrus, daar verblijf hield. De Statenvertaler had: en iemand geroepen hebbende, vroegen zij etc. De Stat. "Vert. had daarbij nauwkeuriger vertaald, want inderdaad staat er in het Grieks een verleden deelwoord, zodat „na geroepen te hebben" juister is dan „door roepen". Toch hadden ook de Statenvertalers de bedoeling niet helemaal begrepen, blijkens het feit, dat zij het woordje iemand ingevoegd hebben. De Classicus Prof. Sizoo maakt er de Commissie echter op attent, dat het hier gaat om het gebruik door een bepaalde roep de aandacht van de bewoner van het huls te trekken. In Athene b.v. luidde die roep: poèè. We zouden het dus enigszins kunnen vergelijken mét onze gewoonte ergens „volk" te V roepen om onze aanwezigheid kenbaar te maken. Dus is de vertaling „door roepen" onjuist en moet het ^ijn „na geroepen te hebben".

Een kwestie, op ander niveau liggende, is deze:

Een ander punt, waarover nogal eens vragen komen. Is dat van de weergave van enkele namen van goden en godinnen. Het gaat ^oomameltjk om de namen: 'Zeus, Hermes erj Artemis, door de Statenvertalers weergegeven met: Jupiter, Mercurius en Diana. Vooral met betrekking tot het bekende verhaal uit Hand. 19, van Demetrius de zilversmid, wordt meermalen gevraagd, waarom Diana daar in Artemis veranderd ia Van „veranderen in" is natuurlijk helemaal geen sprake. In het Grieks staan uiteraard de Griekse vormen, Zeus, Hermes en Artemis. Nu zit het geval zo, dat men in de tijd van de Stat. Vert. meende, dat deze goden identiek waren met de goden Jupiter, Mercurius en Diana, die door de Romeinen vereerd werden; en daar deze Latijnse namen beter bekend waren dan de Griekse, hebben de Statenvertalers die gebruikt. De bestudering der verschillende oude godsdiensten heeft beter inzicht gegeven in het karakter der verschiUenda godenfiguren, waardoor o.m. gebleken is, dat Artemis niet zonder meer gelijk gesteld kan worden aan Diana, evenmin als Zeus aan Jupiter en Hermes aan Mercurius Dit is dus de reden, dat u in de nieuwe vertaling niet meer vertrouwde Latijnse, maar de minder bekende Griekse namen aantreft.

We blijven de nieuwe vertaling met voorzichtige belangstelling volgen.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's