GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een stem uit de studentenwereld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een stem uit de studentenwereld

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds kenden we den tekst van het adres, dat door 31 studenten uit de synodocratische kerkgemeenschap gericht was tot hun synode, en waarin allerlei klachten werden geuit. We wisten evenwel niet, of we er uit mochten citeeren en lieten het dus rusten. Maar thans heeft „Polemics" het stuk in extenso gepubliceerd. Het mag dus zijn weg tot onze lezers vinden.

Adressanten meenen, dat een belijdeniscrisis zich voordoet in hun kerkelijken studentenkring. Zij spreken uit, dat velen-, die als Gereformeerde studenten aankomen weinig of geen' besef hebben van wat Gereformeerd is. Een vereeniging als S.S.R., openstaande voor allen die van Gereformeerden huize zijn, gaf vroeger daarmee tevens een duidelijke grens aan. Thans is het dikwijls zoo, dat Gereformeerde studenten binnen S.S.R. Gereformeerd gemaakt moeten worden, aangezien zij het bij aankomst aan de Universiteit of Hoogeschool niet zijn. Schrijvers kregen den indruk, dat zij thuis en op de catechisaties niet voldoende zijn voorgelicht over wat Gereformeerd is, dat zij er weinig hebben moeten leeren en meer „algemeen Christelijk" gevormd zijn dan onderwezen in de Gereformeerde leer.

Bovendien hebben onze studenten welhaast waardeering voor alles wat zich met den naam „Christelijk" aandient, behalve voor het eigene, waarvoor zij zich óf veelal schamen, óf ze kennen het niet, dan wel wijzen het af als ouderwetsch en , , uit den tijd". Er is een ontstellend gebrek aan geestelijk onderscheidingsvermogen; de meeningen, de beginselen, de geesten worden niet beproefd bij de betrouwbare Schrift, zelfs weet men veelal niet wat zulk „beproeven" is, omdat men er niet in geoefend werd.

Adressanten willen hierbij opmerken, dat niet alleen S.S.R. aan dezen ongereformeerden levensstgl onderworpen dreigt te worden; öok een vereeniging als „Jeugd en Evangelie" beteekent voor velen een vlucht uit de beginselstudie. In plaats van confessioneele trouw aan de Drie Formulieren van Eenigheid, prijst men er de „breedheid", de „ruimheid van blilt", terwijl men vergeet of zelfs nooit geleerd heeft, dat een getrouw naspreken van de Schrift de eenige, voot Gods Aangezicht mogelijke, breedheid en ruimheid is. Want dat ééne Woord Gods spreekt héél de wereld aan. Respect hebben de schrijvers voor de bedoeling van , , Jeugd en Evangelie", maar zij betreuren het, dat het „getuigenis" in dien kring dikwijls samengaat met de relativeering van de Gereformeerde levensbeschouwing. In plaats van dat men ei", onder bekwame leiding, eerlijk en trouw de strakke Gereformeerde, Schriftuurlijke lijnen trekt, raakt door gebrek aan kennis het Gereformeerd karakter van deze vereeniging op den achtergrond. Voor de krachtige doorwerking der Gereformeerde beginselen naar , .binnen" en naar „buiten" bestaat bij de jeugd weinig enthousiasme. Zelfs wordt trouw aan het Gereformeerd belijden soms als bekrompenheid beschouwd.

In nauw verband hiermede wijzen adressanten met ver-• entrusting op den grooten iudirecten invloed van de hoogleeraren Barth, Miskotte, en Van Niftrik op hun jeugd, en naar zij vreezen ook op verscheidene predikanten. Juist onder het mom van , , Gereformeerdheid" werken deze invloeden veel meer door dan de Synode, naar zij meenen, vermoedt. Relativisme en twijfel werken, vooral sinds de kerkscheuring, in hevige mate door. Ten prooi aan de leeringen van Barth geraakt de jeugd, omdat welhaast niemand b.v, inzake de Kerk vandaag concreet weet, wat hij moet beginnen met Gods Woord. Daar zoowel „Vrijgemaakten" als de mede-kerkleden van adressanten beweren zich op Gods Woord te gronden, trekt de jeugd veelal de conclusie: Barth heeft gelijk, dat men in concrete zaken uit Gods Woord mets zeker weten kan.

Deze situatieteekening schijnt ons juist. En het komt niet daarvan, dat men „bindt" aan den éénen en deze bindmg fel afwijst aan den anderen kant. Maar het is alleen te wijten aan het feit, dat men aan één kant speelt met zijn bindingen. De jeugd kan 't niet meer volgen, dat een heele kerkgemeenschap vijf jaar nadat men tot op eiken gekloofden haar bond aan dit en dat, den teugel viert en maar laat kraaien wat kraait, mits men maar „blijft". Zij gelooft niet dadelijk dat er geknoeid is: 't zal wel goed bedoeld zijn. Maar ze kan de haarkloverijen ook niet volgen, er zit trouwens geen pathos meer in als De Bondt of Ridderbos nu heusch nog willen vertellen, dat die candidaat van 1944 niet mocht preeken van den Heere: zij gelooven het misschien nog wel, mSar gelóóven' doen zij het niet. En het gevolg is, gelijk adressanten constateeren, dat juist na 1944 de verwarringen in hun kerkelijk leven een goeden voedingsbodem voor het Barthianisme, voor relativisme en twijfel schiepen. Zij maken tevens attent op het algemeen voorkomend verschijnsel, dat zelfs de aan de synodale beslissingen meest getrouwen onder de jeugd, lang niet altijd „uit de Schrift tot overtuiging gekomen zijn" (dat kan trouwens niet, K. S.), maar veelal uit conservatisme en vanzelfsprekendheidsgeloof en vooral uit antipathie tegen sommige Vrijgemaakten. Er zijn, om het kort te zeggen, meer jongeren in him Kerken gebleven door psychologische beschouvsrlngen aangaande de Vrijgemaakten, dan door zekerheid vanuit de Schrift over de juistheid der synodale besluiten. Wat de jeugd in die kerken niet meer leert, is hoe men dat nu in de praktijk doet: zich gronden op Gods Woord. Relativisme en twijfel zijn het gevolg, ja zeUs wordt dit als deemoedig en dus als Christelijk aangeprezen.

Door deze onbekendheid met den inhoud der confessie, door den generalen twijfel, en het algemeen relativisme, verkondigt men dan een interpretatieleer: ieder mag zoo zijn eigen opvatting hebben over de belijdenis, over wat God van ons vraagt en daarover mag men elkander niet lastig vallen. Maar van Gods Woord, dat eenheid schept, onder die menschen, die bij verschil van meening daaraan i'asthouden, daarvan weet de jeugd vrijwel niet. Dit alles is het gevolg van het innerlijk gebrek aan geloofszekerheid over den te kiezen weg door het leven. De jeugd „zit" met het verschil tusschen den heer J. Schouten en Prof. Dr J. H. Bavinck waarbij de Anti-Kevoluöonaire beginselen in geding waren; de , , jeugd" , , zit" met de leeruitspraken en de artikelen 27—29 over de Kerk, en heeft geen uit de Schrift verkregen zekerheid in deze zaken. Des jeugd krijgt zoo geen duidelijke leiding. Dus concludeert men nu maar, dat beiden natuurlijk Gereformeerd zijn en dat het dus kan, dat menschen het tegenovergestelde doen en toch beiden Gods wil ten uitvoer brengen.

Adressanten gelooven dit niet, en zien b.v. in de Zendingskringen groote gevaren, (mede onder invloed van Prof. Kraemer) minstens zoo ernstig als de Synode te Leeuwarden in 1920 reeds zag in de N.C.S.V. Ik zelf (K. S.) meen: VEEL ERNSTIGER. Men weet niet meer van de doeltreffendheid, de genoegzaamheid en de doorzichtigheid van de Schrift.

Dit alles stemt adressanten tot groote bezorgdheid voor de toekomst en doet hen, ziende op de aanvallen van Rome en Barth, vragen: hoe zullen de jongeren van vandaag, die veelal een vaag besef slechts hebben van wat Gereformeerd is, daarin staande moeten blijven?

Onder den schijn van Kuyper's erfenis te redden, dreigt men in den kring van schrijvers, zoo zeggen ze, de grondtrekken van deze erfenis almeer uit te wisschen. Zij wijzen op zijn vöortdurenden strijd tegen de „Verflauwing der Grenzen" tusschen Calvinisme en onsohriftuurlijke leeringen.

Hier leggen adressanten den vinger bij de wondeplek. Het is zoo'n zielig gezicht geweest: een paar theologen grepen onder leiding van een familielid van wijlen dr A. Kuyper naar*de keel vEin menschen, die enkele theologische constructies (al lang aangevochten door v/ie toen doodgezwegen werden) v/eerspraken op een hun daartoe onwelgevallige plaats, en tegelijk lieten ze Kuyper in zijn grondgedachten rondweg prijsgeven door anderen, als ze maar van het heilige huisje van het welgevallige machtscentrum afbleven.

En de gevolgen? Hoor adressanten:

Als zij de duidelijke leiding van b.v. Dr Kuyper en Ds Sikkel, tégen de dwalingen aan het eind van de vorige eeuw, vergelijken met de huidige publicaties uit hun kring, dan zien zij een ontstellend verschil in voorgaan van het volk in de confessioneele vraagstukken. Zij moeten zelfs vaststellen, dat een getuigenis aangaande confessioneele, trouw vaak wordt tegengewerkt. Want wie eenmaal op de tioogte komt van de werkelijke crisis onder het kerkvolk en wie daarin een getrouw getuigenis laat hooren, wordt schouderophalend bejegend, ontvangt zelden daadwerkelijken steun. Adressanten kunnen zich niet onttrekken aan den indruk, dat dit veelal geschiedt omdat zij dezen strijd zijde aan zijde met Vrijgemaakten leveren. Him is niet ontgaan de groote ergernis, die er leeft jegens al die Vrijgemaakten, die durven zeggen en schrijven, wat ze zien en denken. Een ergernis, die dan ook weer gevolgen heeft voor hen, die samen met die Vrijgemaakten willen strijden. Met grooten ernst moeten zij hier de functie van dié studentenpredikanten noemen, die voor het Gereformeerde gehalte van de studenten funest hebben gewerkt. Juist confessioneel gezien, zijn b.v. Ds K. C. Harder en Ds G. Toornvliet ernstig te kort geschoten. Ds-R. C. Harder van Wageningen. glimlacht om alle Gereformeerdheid bij hen die nog strijden voor een confessioneele S.S.R. Uit zijn heele optreden aldus de schrijvers — blijkt, dat hij ten, bate van „het apostolaat" de Gereformeerde (bedoeld door • hen als: Schriftuurlijke) levensbeschouwing relativeert. Door dit optreden stimuleert hij een N.C.S.V.-Christendom, waartegen de Synode in 1920 zóó gewaarschuwd heeft. Het „apostolaat" — de nieuwste domme modeterm voor wie niets eigens heeft

Ds G. Toornvliet heeft in Leiden de, op humanistische eenheldsbasis gegronde, Clvitas Academica gesteund en de Gereformeerde S.S.R. tegengewerkt; juist hierdoor doet hij weinig meer dan tweedracht zaaien in de Gereformeerde studentenwereld, waar ook hij ten bate van „een apostolaat", (welja, dan schrijf je ook 'tegen een

candidaat, die niet preeken mag!) het, voor beglnselstudle noodzakelijk, Isolement wil prijsgeven.

Schrijvers constateeren, dat een her-evangellsatle eerst noodlg zal zijn om de eigen jeugd weer Gereformeerd te doen worden. Dit zal slechts mogelijk zijn, als bepaalde studentenpredikanten radicaal van richting veranderen, aangezien zij de studenten ongerelormeerd maken.

Als wij om ons heen zien, dan valt — aldus de onderteekenaars — voor ieder te constateeren, dat vele vrijgemaakte studenten zelf in staat zijn door studie van Schrift en Belijdenis een uitnemend „belijdenisfront" te vormen. Dikwijls zijn, zeggen ze, hun meuschen daartoe nauwelijks in staat wegens gebrek aan kennis en inzicht. Worden zij ooit tot-optreden gedrongen, dan wordt hun door ouderen meestal aanbevolen om tegen de Vrijgeraaakten te strijden. Het Barthianlsme In S.S.R. groeit zoo, omdat vele ouderen het steunen uit reactie tegen de Vrijgeihaakten. Soms zonder dat zij het weten, en ook omdat een eerlijk belijdenisgetuigenis onzerzijds, door hen gezien wordt als „extremisme". Het makkelijke één-dagsscheldwoordje is dat.

Schrijvers constateeren, dat juist op dit punt onder de studenten aan de Vrije Universiteit de toestand zeer ernstig Is. Zij weten, dat deze confessioneele strijd onder de studenten in dien kring nog moet aanvangen. Zij vragen zich af, of men na den krachtigen princlpieelen opzet van Dr A. Kuyper, van de Vrije Universiteit thans een algemeen Protestantsche Universiteit aan het maken Is, waarvan weinig principieele kracht uitgaat.

Wat de verhouding van deze niet-vrijgemaakte studenten tot „de vrijgemaakten" betreft, ze schrijven:

„Juist bij vele Vrijgemaakten ontdekken wij een confessioneele trouw, die noch het royaal gesprek, noch den gezamenlijken strijd schuwt. Dikwijls hebben zij ons den rijken inhoud van onze geloofsbelijdenis doen verstaan.

Het staat zoo, dat Ih dezen strijd-een hechten confessioneelen band gevoeld wordt met vele Vrijgemaakten, terwijl die band nu juist-piet gevoeld wordt met, vrij weten wat wij schrijven, de meerderheid onzer studenten". Vooropstellende, dat zij sterk bezwaar hebben tegen bepaalde daden en uitlatingen van sommige Vrijgemaakten, zooals o.a. in het weekblad „De Reformatie", verklaren zij zich verantwoordelijk voor wat in hun Kerken officieel kerkelijk-blndend geschiedde. Nadrukkelijk vrillen zij verklaren, dat zij, als studenten, een hechten steun ontvangen van en zich sterk verbonden weten aan den opbouwenden arbeid van o.a. Prof. Dr K. Schilder, waar hij in vele redevoeringen, in van zijn hand verschenen en verschijnende werken, zeer belijnd en trouw de Gereformeerde beginselen uitdraagt, zooals b.v. dit jaar ook weer geschiedde in zijn colleges over het Apostolicum aan de Rijks Universiteit te Utrecht. Zij bemerken juist in zijn o.m. hierboven genoemden arbeid een duidelijk inzicht in de urgente problemen van Barthianlsme en Irrationalisme. En ze moeten dus dagelijks juist in den bovengenoemden strijd den band van confessioneele eenheid constateeren met vele Vrijgemaakten. Zij moeten dagelijks constateeren, dat zij in hun kerkelijk leven door de scheuring een zeer principieele en beiijnde groepeering zijn kwijt geraakt. Die scheuring zien zij bovenal voortgekomen uit de noodlottige bindingen aan de leeruitspraken, met de door de Synode gegeven interpretatie, die een struikelblok vormen op den weg tot bijeenhouden van wat confessioneel bijeenbehoort. Zij achten deze breuk confessioneel niet verantwoord. Zij wijzen daartoe vooral op de briefwisseling, gepubliceerd in het van de hand van Ds H. J. Schilder verschenen werk , , Op de grens van Kerk en Secte" en op de door Ds J. A. Schep geschreven brochure , , Te eng gebonden. Wat nu? ", op de publicaties in „Waarheid en Eenheid". Zij achten uit de, in de hier vermelde publicatiesafgedrukte officieele stukken, een te enge binding bewezen. Zulk een te enge binding achten zij onschriftuurlijk. Zij achten ook, dat de Synode in 1946 met de bekende .vervangingsformule zulk een te enge binding aan de leeruitspraken van 1942 zélf bewees; want óf nu al de vervangingsformule een verruiming inhield van 1942 (en naar overtuiging van de onderteekenaars is zulk een verruiming gegeven in het feit, dat de veelomstreden zinsnede: „te houden voor wedergeboren" vervangen is door: „Beschouwen en behandelen als zulken die deelen in de wederbarende genade van den Heiligen Geest", waarbij dan in een toegevoegde noot verklaard wordt, dat deze uitdrukking is gekozen om o.m. ruimte te laten voor een wedergeboren zullen worden), óf, zooals van Synode-zijde herhaaldelijk is gezegd, slechts een verduidelijking, zij stellen vast dat in beide gevallen in 1942 te eng gebonden is. Wezenlijk te eng, of door onduidelijkheid te eng.

Zij achten dus den eisch, vervat in de aan de bezwaar-"*den gestelde vragen: „Niets te leeren wat niet ten volle in overeenstemming is met de leeruitspralcen van de Synode Sneek-Utrecht" ten onrechte.

Zij achten dien eisch, waaruit de breuk is voortgekomen, voor het Aangezicht des Heeren onverantwoord.

Dit is des te ernstiger waar zij bemerken, dat binnen hun Kerken deze leeruitspraken door vrijwel alle jongeren en door zeer veel predikanten niet meer serieus genomen worden; dat men ze meestal niet kent, laat staan daarvoor als voor een Blijde Boodschap wenscht te getuigen, terwijl juist velen, die ze ernstig namen er mede In de moeite geraakten.

Ze hebben bovendien sterk den Indruk, dat in hun Kerken dit oorspronkelijk confessioneel geding thans gezien wordt als een soort , , wereldlijke ordezaak".

Maar zij voor zich stellen vast, dat het confessioneele leven er door in wanorde is gekomen.

Ze vragen zich ernstig af, of de Synode de vijf duidelijke, aan Prof. Dr K. Schilder gestelde vragen wenscht te handhaven ook als vandaag wéér „tegen deze leenjitspraken op velerlei wijzen actie wordt gevoerd" door predikanten; ook als vEmdaag daartegen in dé wekelijksche publicatie van „Waarheid en Eenheid" door Ds J. A. Schep e.a. geageerd wordt, ook als zeker niet op alle kansels „niets geleerd wordt wat met die leerultsprakeu niet ten volle in overeenstemming is".

Ze zien zich daarom dagelijks voor de vraag gesteld, of de leeruitspraken van de vorige Synodes uit den Hemel of uit de menschen zijn. Dus, of ze zijn acte van gehoorzaamheid aan de Schrift, met alle consequenties van dien, in heden en toekomst voor diegenen die niet ten volle daarmede overeenstemmen, of ze zijn bindingen van gewetens asm opvattingen, die niet duidelijk op de Schrift gegrond zijn, bindingen dus, die naar art. 32 onzer Confessie niet dienen om de eendrachtigheid en eenigheid te voeden van allen die onzen Heere Jezus Christus liefhebben.

Zij zien in de tallooze inconsequenties na 1944, dat de Gereformeerde Kerken niet staan voor de in de leeruitspraken neergelegde beschouwingen over verbond en doop, zóó als b.v. een Synode in 1618—'19 stond voor de consequenties van de 5 artikelen tegen de Remonstranten.

Zij zien juist inzake de toepassing van bindingen aan leerultspraken binnen hun Kerken een duidelijk meten met twee maten. Dit meten met tweeërlei weegsteen is den Heer der Kerk een gruwel. Zij willen met bovenstaande niet dwingen tot de consequenties van een la 1944 ingenomen standpunt, want dat zou, verklaren ze, het kerkelijk leven nog meer verwoesten. Zij willen juist uit de geschiedenis na 1944 wijzen op de onhoudbaarheid van dit standpunt. Zij wijzen op de ontzettende breuk, die door deze bindingen ontstaan is, en, zoo ze consequent worden volgehouden, weer ontstaan zal tusschen hen die confessioneel bijeenbehooren. Zij kunnen juist hierom voor het Aangezicht des Heeren onmogelijk volhouden, dat het goed en rechtvaardig was, wat sinds 1944 in hun Kerken is geschied. Zij kimnen voor Zijn Aangezicht danken voor de bewaring der Kerk, voor de gehoorzaamheid, voor de confessioneele trouw in de jaren 1618 —'19, 1834, 1886, 1926. Zij kunnen zoo niet danken voor 1944. Zij kunnen er zelfs niet mee voor Hem verschijnen, als zij in den sindsdien verloopen tijd dagelijks ervaren dat confessioneel zeer getrouwe ambtsdragers zijn geschorst en afgezet, omdat ze een binding aan leeruitspraken niet konden aanvaarden. Leeruitspraken, die thans in him Kerken naar Inhoud vrijwel vergeten zijn, althans niet leven bij de jeugd en bij het kerkvolk, veelal als „orde-kwestie" slechts verdedigd worden door predikanten en hoogleeraren. Leeruitspraken, die blijken (voor zoover er nog over gesproken wordt) slechts gespreksobjeet te zijn en zoo struikelblok voor de eenheid der Gereformeerde belijders, en zeker geen blij geloofsobject. Zij achten heel de probleemstelling in de leergeschillen irreëel.

Daarom komen zij aan het slot van hun adres toe aan enkele concrete vragen, die zij hxm Synode vrtllen voorleggen:

„1. Geeft de Synode zich voldoende rekenschap van de doorwerking van bovenvermelde dwalingen en aperte afwijkingen van de Gereformeerde confessie bfl de jeugd, binnen studentenkringen, bij vele ouderen? "

„2. Geeft de Synode zich voldoende rekenschap van den funesten invloed van zekere „leiders" op onze studenten. „leiders", die zeker niet meer de klare Schriftuurlijke taal spreken van Dr A. Kuyper, zooals deze zich b.v. uitte in zijn vermaarde oratie „De Verflauwing der Grenzen"? "

„3. Wil Uw Synode maatregelen nemen, opdat ernstig gewaarschuwd worde tegen een, thans zoo veel voorkomende, reactiehouding ten aanzien van die Vrijgemaakten, die juist met ons willen strijden voor een Gereforrneerde studentenwereld-in een gemeenschap, die door ons dagelijks gevoeld wordt te zijn naar Zondag 21 Heidelbergsche Catechismus, tweede vraag en antwoord? "

„4. Wil Uw Synode alles doen wat mogelijk is om deze gemeenschap ook kerkelijk-ambtelijk weer te herstellen met al die Gereformeerden, die met de belijdenis volle ernst maken?

Waarmede wij U dus verzoeken te komen tot opheffing van de sinds 1942 genomen besluiten inzake leeruitspraken en schorsingen, die om de door ons vermelde redenen zondig zijn, waar ze binden „boven hetgeen geschreven staat", 1 Cor. 4 : 6, waar de consequenties er van niet kunnen worden gehandhaafd, waar daardoor verdeeld zijn trouwe en schriftuurlijke belijders van onzen Heer Jezus Christus".

Onderteekenaars waren:

H. van Harten, Wageningen; C. Goldschmeding, Amsterdam; H. A. van Riessen, Utrecht; J. van der Waal, Rotterdam; P. P. H. Dijksterhuis, Groningen; Mr S. Oudkerk, Rotterdam; W. C. D. Hoogendijk Jr, Utrecht; Mej. A. T. Cnossen, Arnhem; C. M. J. Blok, Utrecht; J. van der Kraan, Wageningen; S. Oudkerk, Rotterdam; ; Ir H. M. Penning, Eindhoven; P. Lever, Utrecht; H. J. van der Maas Jr, Delft; W. Swankhuizen, Rotterdam; Ir J. Ph. Poleij, Utrecht; Mej. M. A. Brouwer, Utrecht; M. Geerlnk Bakker, Hilversum; P. J. van den Hout, Utrecht; P. de Hoog, Delft; C. van de Kerk, DeUt; C. van de Fliert, Delft; A. Buys, Utrecht; Mej. J. Dijkstra, Groningen; K. K. de Vries, Groningen; W. M. Blok, Utrecht; K. van Duuren, Amsterdam; Mej. G. Koning, Amsterdam; J. Schuurman, Den Haag; Mej. S. E. Oudkerk, Rotterdam; Mej. M. van Vliet, Utrecht.

Tot zoover het stuk. We hebben het zooveel mogelijk letterlijk gevolgd. We willen afwachten, wat dit alles uitwerkt. En we denken hier aan dien onzaligen groepshoogmoed van dr H. N. Rldderbos. Deze wierp onlangs een aasje uit naar zijn smaldeél — en had het daarbij over een kerk waar je nog adem halen ktmt. Adem halen? Laat hem naar zijn Haagsche vrienden gaan. Vijf jaar geleden werden de menschen geschorst, die iemand in een doodgewone lezing lieten spreken voor een comité, dat zulke dingen dacht als hier gezegd wordt. En vandaag?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Een stem uit de studentenwereld

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's