De lamp voor den voet
Dr Zuidema is ook boos om wat dhr Zijlstra heeft gezegd omtrent de beteekenis van de Schrift, b.v. op politiek gebied. We zullen dus veiligheidshalve dr Zuidema zelf zich laten interpreteeren. Hij had gesproken over de bekende plaats (Ps. 119) van Gods woord als lamp voor den voet, licht op het pad. Prachtig. Daarvan zegt dr Zuidema (een beetje grof-vaderlijk tegen den heer Zijlstra) : als u nou eens een dominee vraagt (denkt dr Z. in de kategorie , , leek-clerus"? ), dan zult u ten antwoord krijgen, dat dit een beeld is, ontleend aan een wandeling in het nachtelijk duister. Maar gelukkig, de wajidelaar heeft een lamp bij zich, en die lamp schijnt vlak voor zijn voet op het pad, dat hij gaan moet. En als hij verder gaat, gaat die lamp mee. Hij hoeft zich dus „voorts" niet in het duister te redden. Want als hij verder voortschrijdt, gaat die lamp mee. Hij houdt het licht bij zich.
Tot zoover dr Zuidema. Waarom hij nu zóó boos is, dat hij in een zeker paroxysme vervalt (ik laat die nonsens maar weg) ? Wel, hier is het: U, mijnheer Zijlstra, U maakt van die lamp een licht, dat heel het leven beschijnt van het begin tot het einde. Dat heeft in dit verband alleen maar zin, als U er mee bedoelt (nou gaat Zuidema weer Zijlstra „interpreteeren" en zoo sukkelt de wagen weer verder), als U, mijnheer Zijlstra, bedoelt dat wij met het licht van Gods Woord duidelijk en precies kunnen aanwijzen, wat ons op politiek terrein b.v. over twintig jaar te doen staat. Niet in het algemeen, maar in het bijzonder. Dat ontken ik. En dat ontkent U ook. Want Gods Woord is een lamp voor m'n voet, en niet voor vergezichten op panorama's tot in détails.
Let op dat eerste zinnetje: hr Zijlstra zondigt, volgens prof. Zuidema, als hij de Schrift een lamp noemt, die heel het leven beschijnt. Van begin tot eind. En dan heeft die arme heer Zijlstra niets anders gezegd, dan wat Calvijn opmerkt bij Ps. 119 : 105. Die zegt: ier staat wat elders Petrus zegt: et Woord een licht, schflnende in een duistere plaats. En dat zegt die arme Greijdanus Komm. op 2 Petr. 1 : 19 ook al, bl. 278.
Om misverstand te voorkomen, ik heb er niets tegen, als prof. Zuidema zich op een politieke vergadering krampachtig vasthoudt aan dat mooie plaatje In James Neil, van dien man die langs een smal bergpaadje loopend, dat handlampje meeneemt.
Maar Uc word kopsehuw, als ik prof. Zuidema hoor werken met een dilemma: het mijnwerkerslampje vlak voor je voeten, EN GEEN LAMP VOOR VERGEZICH TEN OP PANORAMA'S. Nu zeg ik, foei, professor. Br zijn meer zelfgetuigenissen van den bijbel over den bijbel. En ook veel andere beelden dan die van dat lampje, b.v. van de morgenster, en de zon, en dat zwaard, en dien rechter, en zoo heel veel meer. En wij zelf komen in nog veel meer konkrete situaties dan die van den man, die op een gevaarlijk bergpaadje naast afgronden loopen moet. En wat die perspectieven betreft; ik dacht dat er nog een Openbaring van Johannes was.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 1951
De Reformatie | 8 Pagina's