De onbevlekte ontvangenis van Maria
Zooals voor de Roomsche Kerk het een dogma is, dat Maria is de Moeder Gods, zoo is het eveneens een dogma, dat Maria onbevlekt ontvangen is. Hieronder wordt dus niet verstaan, dat Maria op onbevlekte wijze den Heiland ontvangen heeft. Ware dit onder de onbevlekte ontvangenis te verstaan, dan was het mogelijk voor dezen term een lans te breken. Want, wanneer Maria bij het Woord van den Engel: Gij zult een Zoon baren, het antwoord geeft: zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar Uw woord, mogen we zeggen, dat Maria den Heiland heeft ontvangen in een rein en onbevlekt geloof. De Heiland is door Maria ontvangen met een rein en onbevlekt geweten. Maar de Roomsche leer is, dat Maria zelf onbevlekt ontvangen is. Tot deze gedachte komt men in de Roomsche kerk door de volgende redeneering.
In de moederbelofte (Gen. 3 : 15) lezen we: atzelve (d.w.z. het zaad der vrouw) zal u den kop vermorzelen. Maar in de Latijnsche vertaling, waarop de Roomsche Kerk graag teruggaat, vinden we ipsa (d.w.z. zijzelf) zal u den kop vermorzelen. Naar de Roomsche Kerk wordt in Gen. 3 : 15 uitgedrukt de vijandschap van Christus en Zijn moeder tegen den duivel. Uit het feit, dat in deze Schriftuurplaats naar de leer der Heilige Kerk sprake is van Maria's verbondenheid met Jezus in den vollen triumf over den duivel, concludeert de Paus, dat derhalve met deze waarheid óók gegeven is de waarheid van Maria's onbevlekte ontvangenis •'^).
We hebben dus hier een redeneering, die wat lijkt op het bewijzen van de waarheid van het supralapsarisme. Wat het laatste is in de uitvoering, moet het eerste zijn in het besluit. Wanneer Maria met Jezus eenmaal den vollen triumf over Satan zal behalen, dan moet zij van den beginne met Jezus ook boven alle zonden verheven zijn geweest.
De waarheid van de onbevlekte ontvangenis van Maria is door de Roomsche Kerk in 1854 tot dogma aangenomen. Deze leer is aanvankelijk niet algemeen aanvaard geworden. Volgens Anselmus is Maria in zonden ontvangen en geboren. Ook zij heeft in Adam gezondigd. In 1140 traden eenige canonici op met de meening, dat Maria zonder zonde ontvangen zou zijn. Zij werden weerlegd door Bernard van Clairveaux, Alexander Halesius, Albertus Magnus. Bonaventura en Thomas stelden zich naast Bernhard, en verklaarden zich voor haar heiliging' in den moederschoot. Langzamerhand is men al verder gegaan in het ontzeggen aan Maria van iedere zonde ^).
Door prof. Friethoff wordt het aldus uitgedrukt: Al brengt Maria's goddeUjk moederschap op zichzelf nog wel niet de volstrekte onzondigbaarheid mede, toch sluit dit moederschap, krachtens de moreele tegenstrijdigheid, die er ligt tusschen het moederschap Gods en de zonde, in zich den eisch van algeheele zondeloosheid ^).
Door de Roomsche Kerk wordt dus aangenomen, dat Maria nooit heeft behoord tot de massa peccati. Zij is niet in de zondige samenhang der menschheid opgenomen, heeft geen deel aan de erfzonde van Adam. Het spreken van de Schrift, dat de zonde tot alle menschen is doorgegaan (Rom. 5:12), wordt dus niet op Maria van toepassing geacht. Maar, dan komt natuurlijk aanstonds de vraag op: oe is het dan mogelijk, dat Maria vrij van zonde was. Dat zij zelfs niet de erfzonde heeft gehad. En dan zien we, dat de Roomsche Kerk eenerzijds Maria vlak tot Jezus laat komen, dat zij in alle opzichten naast Jezus wordt geplaatst, maar dat anderziids toch voortdurend het wezensonderscheid tusschen Jezus als Zoon van God en Maria als mensch in het oog wordt gehouden. Zooals de Roomsche Christus zoowel tot Jezus en
Maria bidt, maar theoretisch een wezenlijk onderscheid maakt tusschen de aanbidding van den Heiland en de vereering van Maria, zoo wordt ook hier gezegd, dat de reden, waarom Jezus en waarom Maria zonder zonde werd ontvangen een geheel andere is. Maria werd zonder erfzonde ontvangen, omdat Grod bij den natuurlijken gang van zaken ingreep. God verhinderde wonderbaar, wat natuurlijkerwijze moest komen. God treedt hier op als een Deus ex machina. Ten gerieve van de Mariavereering moet worden aangenomen, dat Maria zonder zonde was. Het wonder van de onbevlekte ontvangenis van den Heiland, wordt verplaatst. Het groote wonder is eigenlijk niet geschied aan Maria, maar aan Maria's moeder. Het groote wonder is niet meer dat de Heiland onbevlekt werd ontvangen, maar dat Maria onbevlekt werd ontvangen. Uit de onbevlekte ontvangenis van Maria vloeit vanzelf voort de onbevlekte ontvangenis van den Heiland. Door het aannemen van de onbevlekte ontvangenis van Maria wordt aan de grootheid en aan het uniek karakter van 's Heilands onbevlekte ontvangenis te kort gedaan. Rome kan dan wel zeggen, dat Jezus zonder erfzonde ontvangen werd omdat geheel zijn ontvangenis bovennatuurlijk was*), maar door de onbevlekte ontvangenis van Maria wordt toch eigenlijk de bovennatuurlijke ontvangenis van Christus in haar wonderbaar karakter aangetast. Nu Maria rein is, is het niet zoo vreemd, dat uit haar de Heilige geboren wordt. Er ligt in heel deze leer van de onbevlekte ontvangenis van Maria een sterk rationalistisch element. Het mysterie der vleeschwording wordt aangetast. Men kan niet meer voluit zeggen: de verborgenheid der godzaligheid is groot: od is geopenbaard in het vleesch" 1 Tim. 3 : 16.
K. MEIMA.
1) Friethoff, Katholieke Marialeer, p. 37.
2) P.R.E.3 XII, p. 322.
3) a.w. p. 47.
•*) Frlethoff a, .w. p. 51.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 1951
De Reformatie | 8 Pagina's