De hemelvaart van Maria
Op 1 November 1950 is door den Paus als goddehjke waarheid afgekondigd de ten hemel opneming van Maria.
Deze afkondiging heeft in Roomsche en Protestantsche kringen heel wat pennen in beweging gebracht. En dat is ook heel begrijpelijk. Want in dit leerstuk hebben wij een typisch voorbeeld van Roomsche dogmavorming.
Reeds lang wordt het feest van Maria's ten hemel opneming gevierd. In het Westen wordt het reeds in de zesde eeuw in Frankrijk gevierd (onder den titel: het ontslapen of het pauseeren of de overgang van de H. Maagd), in de zevende eeuw in Italië en Spanje, in het begin van de achtste eeuw in Duitschland, in de negende eeuw in Engeland; de Oostersche Kerk kent het in de zesde eeuw in Palestina en Syrië, in de zevende eeuw allerwege behalve in Macedonië. Uit de preeken daarbij gehouden blijkt, dat men niet alleen aan de ziel maar ook aan het Uchaam van de H. Maagd als voorwerp van het feest denkt ^).
De dogmaverklaring van dit feit werd dan ook reeds lang verwacht. Prof. Bavinck schrijft in zijn Dogmatiek „In het hiërarchisch systeem der Roomsche Kerk en theologie past de leer van de onbevlekte ontvangenis, de zondeloosheid van Maria, en daarom is deze er allengs in opgenomen; zelfs de leer van hare hemelvaart is eene quaestie van tijd^).
Als Protestanten zijn we belangstellend op welke wijze dit leerstuk kan worden gefundeerd.
Prof. Friethoff schrijft in 1937 „Het feit, dat geheel de Kerk het feest viert van Maria's ten hemelopneming geeft ons de meest volkomen zekerheid, dat Maria dan ook inderdaad met ziel en lichaam de vreugden des hemels geniet, en daarom is ook ieder, die op den naam Katholiek aanspraak maakt, volstrekt gehouden deze leer als waarheid aan te nemen zonder dat nochtans vaststaat, dat deze waarheid ook een door God geopenbaarde waarheid is. Dat kan eerst absoluut en onwankelbaar vaststaan, wanneer de Heilige Kerk haar eindoordeel geeft door een dogmaverklaring ^).
Een eigenaardige redeneering. Men gaat uit van het feit, dat de Kerk viert het feest van Maria's ten hemelopneming en concludeert er uit, dat het dan ook wel waar moet zijn.
Prof. Berkouwer heeft eens gezegd: Rome heeft altijd den strijd willen aanbinden tegen het subjectivisme in allerlei vorm. Maar wie de Roomsche evolutie van het dogma bestudeert, ontdekt, dat er een sterke verwantschap met deze subjectivistische beschouwing van Schleiermacher valt aan te wijzen. Het spreekt vanzelf, dat Rome hier geen subjectivisme wil erkennen, en dit subjectivisme uitgebannen ziet door de autoriteit van de kerk, maar het is niet voldoende deze overwinning van alle subjectivisme te poneeren, vooral niet, wanneer men eerst aan de volksvroomheid en het geloofsbewustzijn een leidende rol heeft toegekend en dan aposteriori dezen ontwikkelingsgang stelt onder de veUige schutse van de leiding des Geestes *).
Als een typisch voorbeeld van deze evolutie van het
dogma noemt hij dan ook de opneming ten hemel van ]tóCaria=).
Voor de hemelvaart van Maria kan men zich niet op de Schrift beroepen. Maar men voelt wel, dat dat eigenlijk niet gaat. „Nu is het wel ons mogelijk de voorfiguren van Maria's hemelvaart uit de Heilige Schrift — het brandende braambosch, de ark des verbonds, 4e ladder van Jacob — op zichzelf beschouwd voor bewijskrachtig te laten doorgaan; ook als men ze met de leer van de Kerkvaders en Kerkleeraars verbindt, blijkt wel, dat ze in de overlevering alleen illustratief werden opgenomen. Zelfs het zooveel meer belangrijke Proto-evangelie (Gen. 3 : 15) en de begroetingen van den engel en van Elizabeth (Luc. 1 VS 28 en 42) verkrijgen slechts, met de overlevering verbonden, geheel hun waarde. Doch dan blijkt het ook, hoe zij de traditioneele voorstelling van Maria's genadevolheid stevig steunen, en daaruit wordt haar ten hemel opneming toch afgeleid" ").
„Ze rust niet op historische getuigenissen, noch op de overlevering der eerste eeuwen, noch op een mededeeling der Heilige Schrift, maar ze moet hebben plaats gehad, omdat alleen de hemelvaart van Maria in overeenstemming is met de waardigheid van Maria als moeder Gods"''). „Was het niet passend, dat de Zoon het maagdelijk lichaam, waaruit Hij zijn vleesch - en bloed had aangenomen en door hetwelk Hij gevoed was, voor het bederf bewaarde, en dat Hij haar, die op aarde zoo trouw met Hem het lijden gedragen had, de kroon des hemels schonk? Zoo is Maria als het ware door de triomfpoort van haar onbevlekte ontvangenis haar aardsch bestaan binnengetreden, om het door een tweede triomfpoort, haar glorievolle ten hemel opneming weer te verlaten" ^).
Het is héél duidelijk, dat de Roomsche Kerk het dogma van Maria's hemelvaart niet bij machte is uit de Schrift af te leiden. Het is een puur verzinsel. Op deze wijze kan men zien hoe dwaling ontstaat. Een meening, die in den loop der eeuwen is opgekomen en langzamerhand algemeen ingang heeft gevonden, wordt geproclameerd tot Goddelijke waarheid. En dan probeert men nog wel door dit dogma de Godheid van Christus te ondersteunen^).
Maar hoe is het mogehjk door een zelf uitgevonden feit de heilsfeit^n van de Schrift te ondersteunen ? Zou men op deze wijze niet veeleer afbreuk doen aan hetgeen in de Schrift aangaande de Godheid van Christus is beleden?
De opneming-ten-hemel van Maria, zooals deze door Rome ten dogma is verklaard, is een zeer gevaarlijke ketterij. „Immers, vele Roomsche theologen zien de Maria-vereering niet als een geïsoleerd hoofdstuk der leer, een periferisch deel der waarheid, maar als een bron van leven" ^°).
„Daarom nemen de praedicaten, aan Maria toegekend, hoe langer hoe meer in aantal en in qualiteit toe: zij is dochter des Vaders, bruid van den Zoon, tempel en orgaan des H. Geestes, complementum, Erganzung der Dreieinigkeit; die instrumentale und theilweise die meritorische Ursache unserer ewigen Auserwahlung, de voornaamste reden der natuurlijke en bovennatuurlijke schepping, Miterlöserin, Cor édemptrice; de wijze, alle wonderen werkende, met onbeperkte heerschappij toegeruste, almachtige, regeerster der kerk, gelijk God de wereld regeert.
De Mariolatrie verdringt bij Rome de ware christelijke Godsvereering hoe langer zoo meer"^^).
Dit zal ons bhjken, wanneer we in enkele artikelen het boekje van Prof. Friethoff over Maria, onze Middelares naast Jezus bij God zullen weergeven.
K. MEIMA.
1) Prof. Dr A. H. Maltha O.P., De Ten hemel opneming van Maria, 1950, p. 49.
2) ni2 p. 300.
3) Katholieke Marialeer, p. 103.
•4) De strijd om het Roomsch Katholieke Dogma, p. 190.
5) A.W., p. 191—200.
«) Bm. Janssen S.J., De moeder Gods In De Katholieke Kerk, Deel I, p. 599.
'') C. G. Berkouwer, a.w. p. 199.
8) I. Kluf, Het Katholieke Geloof, 1939, p. 243.
») Maltha, a.w. p. 24.
10) C. G. Berkouwer, GonfUct met Rome, p. 206.
11) H. BavlQck, a.w. IIP, p. 300.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 augustus 1951
De Reformatie | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 augustus 1951
De Reformatie | 4 Pagina's