GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE SCHOOLDAG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE SCHOOLDAG

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Schooldag was, wat opkomst, blijde en dankbare stemming betreft, zeker weer riiet minder dan de voorgaande Schooldagen. Dinsdagmiddag arriveerden reeds de eerste bussen met feestgangers uit he< -verre zuiden. De stad had zich, evenals voorgaande jaren, tot royale, enthousiaste gastvrouwe opgemaakt en de hele organisatie functioneerde perfect.

Doordat er op het laatste ogenblik nog wijziging kwam in de beschikbare vergaderlokalen, moest ter elfder ure nog worden omgezien naar nieuwe localiteiten om de vele duizenden onderdak te verlenen. Omdat, als gevolg van deze wijziging, ook het aantal sprekers moest worden uitgebreid, moest ook hierin nog op het laatste nippertje worden voorzien. Het kwam echter allemaal goed in orde.

We geven U thans een der redevoeringen, terwijl we volgende week ons verslag hopen te vervolgen.

De vredesverstoorder

Dte Heer A. Zijlstra te Groningen sprak de volgende rede uit:

Ik wil tot U spreken over de vredesverstoorder van onze tijd.

De twee delen van mijn rede zijn door de titel reeds aangegeven.

Het moet gaan over de vrede in deze dag, en daarna over de verstoorder van die vrede.

Het zal ook U allen wel bekend zijn, dat de mensen van onze tijd veel spreken over de mogelijke ondergang der wereld.

Na de eerste wereldoorlog kwam er een geleerde, die een groot werk schreef over de ondergang van het avondland. Dat was dan het einde van West-Europa en zijn cultuur.

Thans wordt heel de wereld, en de aardbol, waarop zij leeft en klaagt, in die ondergang betrokken.

Er zijn dagen geweest, direct bij de aanvang van deze eeuw, dat de hoogmoedige humanisten niet dan heerlijke dingen voor de toekomst voorspelden. Deze eeuw zou een eeuw van vrede en voorts ook nog de goede eeuw van het kind zijn; d.w.z., men zou een mensengeslacht opvoeden, dat geen gebrek of kwaad meer kende.

Maar even daarna werd voor een tijd die hoogmoedige humanist de mond gesnoerd. De eerste wereldoorlog kwam en humanist en socialist, die even te voren hadden verklaard, dat een oorlog tussen beschaafde mogendheden of sterke arbeiderspartijen niet meer mogelijk was, trokken zich een tijdlang terug, om, toen de vrede tot stand was gekomen, opnieuw met grote brutaliteit naar voren te treden.

Een volkenbond werd opgericht, die de krijg zou verbannen van de aarde. Maatschappelijke stelsels werden ontworpen, die de vrede in de maatschappij zouden verzekeren. Afgevaardigden van allerlei secten, die zich met de naam kerk bedekken, kwamen ia Stockholm, Oxford en Lausanne bijeen, om een verenigde sterke wereldkerk te bouwen.

Al dat optimism.e werd allengs temeer geslagen, teleurstelling volgde op teleurstelling, en eindelijk was er. de gruwel van de tweede wereldkrijg. Nood en ellende na schrikkelijke verwoesting allerwege. En aanstonds de vrees voor een nieuwe oorlog met nog vreselijker verwoestingsmiddelen.

En toen begonnen de mensen te zeggen: zou dit het einde der dagen zijn?

Nieuw is dit niet. Telkens wanneer er een bijzondere nood was over de mensheid, kwam de gedachte aan het eind der dagen, die ondergang der wereld, op. En dit leidde nimmer tot verootmoediging. Integendeel; de mensen zeiden: duurt het nog kort, laat ons dan genieten van het leven, zelfs in grote immoraliteit, zoveel dat mogelijk is.

Het is nu niet veel anders.

Vrees is er in aller hart. En in en buiten de kerk wordt er door alle redenaars gehandeld over de nood van deze dag.

Maar tegelijkertijd is er een lichtzinnig verzinken in allerlei vermaak, een feestrumoer in christelijke en onchristelijke kring van zó grote kracht, als zelden te Voren is gezien.

Het spreekwoord van de dans op een vulkaan past hier beter dan ergens of ooit.

Nu is het maar niet de gewone man, die het druk heeft over de ondergang der wereld als een mogelijkheid; ook de wijzen der wereld spreken er gaarne van. fflj zien met vrees de opstand der horden, de boosheid ener zich noemende democratie, de miskenning van de kracht van de geest, de eigenwijsheid der jeugd. En denken zich zelfs de mogelijkheid in, dat alle cultuur op de ganse aardbodem in ellendige, onmense-Hjke slavernij ten slotte ten onder zal gaan.

Ook de natuurkundigen van deze dagen gewagen van een mogeüjke ondergang. Het gaat met die wetenschap heel wonderlijk, nu God de Here voor haar de wereld van het kleine opende, die veel wonderlijker nog is dan die van het grote.

Alle vastigheden, op welke de wetenschap zo trots was, vallen nu. Daar zijn geen vaste wetten meer, zelfs niet de wet van de zwaartekracht of die van oorzaak en gevolg, de eeuwen lang geloofde noodwendigheid, die de dingen doet verlopen zoals zij gaan.

Zelfs roemt men niet meer als voorheen in de geweldige omwenteling die Copernicus in heel het leven zou hebben teweeggebracht, doordat hij inging tegen de gedachte, dat de zon om de aarde zou draaien, die aarde, zo zegt men dan, rukte uit het middelpunt van het heelal en haar slingerde in haar baan om de zon.

Toen die vinding kwam, waren er natuurhjk die zeiden: nu blijkt, dat de Bijbel algeheel mis is met zijn wereldbeeld. En de kerk had het dus ook mis. Alsof Bijbel en Kerk maar iets met een ander wereldbeeld hadden te maken dan hetwelk God de Here alle mensen elke dag doet zien en dat ook in het geheel niet veranderde. De zon en de aarde bleven precies dezelfde, die zij vóór Copernicus waren.

Merkwaardig is nu, dat de natuurkundigen verklaren, er weinig betekenis aan te hechten, of men zegt, dat de aarde om de zon, dan wel de zon om de aarde draait. Trouwens ook de zon werd dan uit het centrum gerukt. Ook in de sterrenwereld is er nu een democratie.

Wij natuurkundigen vragen, zo zegt men, niet naar het wezen der dingen. Wij vragen alleen naar de waarde van onze theorieën, bereiken dan geweldige resultaten, maken krachten los, die ons zelf met angst vervullen en doen onder ons de vraag rijzen, of de mensheid niet zelve in staat zal bhjken, zichzelf met de planeet, waarop zij woont, te vernietigen. Dus het einde der dagen.

Ook theologen mengen zich in deze discussie.

Zij hebben het dan over een apocalyptische tijd, of over de eschatologie, waaronder dan van allerlei wordt verstaan.

Ik herinner nu aan het congres der Calvinistische studenten, kort geleden gehouden, dat geheel in het teken stond van het gedurig gesprek over het einde der dagen.

De theoloog, prof. Ridderbos, sprak over: „Toekomstverwachting en samenleving", en verontrustte blijkbaar het jonge studentengemoed niet.

Maar daarna kwam dr ir Van Riessen, die er op wees, dat vóór het einde der dagen komt de antichrist; en met scherpe kleuren tekende hij het schrikkehjke Van zijn dag.

De verslaggever van „Trouw" kwam daarvan zó onder de indrak, en misschien gaf hij ook de indruk van de vergadering weer, dat hij constateerde: in het eerst leek dat defaitistisch, maar het viel ten slotte toch ook nog wat mee.

Ook de kerk des Heren getuigt van het eind der dagen, van de komst van de antichrist, van de strijd der kerk, die dan zwaar zal zijn en nauwelijks een plek zal vinden voor het hol van haar voet, maar het is niet zó, als dr Van Riessen zou gezegd hebben, dat zij zwak zal zijn tegenover de problemen van die dag door haar verdeeldheid. Want de ware kerk des He-

ren is niet verdeeld en niet de eenheid, maar de trouw aan de-waarheid is haar kracht.

Ook ten aanzien van de profetie over laet eind der geschiedenis in deze bedehng staat de kerk hjnrecht tegenover het gepraat der wereld. Zij spreekt zeer zeker over een einde van de dingen dezer wereld, maar weet dat er dan is het b e g i n, de eeuwigheid, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, de vervulling van de herschepping.

Zij waarschuwt, dat er voor geen mens dan het einde er is, de vernietiging, maar de dag van het oordeel, dat voor eeuwig beslist. Eeuwig leven of eeuwige dood, die waarlijk geen vernietiging is, maar het dragen der volle verantwoordelijkheid voor alle goddeloosheid en ongehoorzaamheid.

Het is zeker niet de benauwdheid en vrees van deze dagen, die de kerk des Heren, de getrouwe prediker van het Woord, noopt tot het spreken over het eind der dagen. Trouwens, hij zegt ook niet, dat het einde aanstaande is. Duizend jaren zijn bij de Here als één dag en één dag als duizend jaren. De Heiland heeft gezegd, dat van die dag en die ure niemand weet dan Zijn Vader, Die in de hemelen is. Maar Hij zeide tot Zijn jongeren, dat zij op de tekenen der t ij d e n zouden letten. De uitwendige tekenen. Het is niet de nood die tot die tekenen behoort en allerminst het feit, dat de mensen veel praten over de ondergang der wereld. Het is juist andersom.

De mensen zullen, zegt de Here Jezus tot de kerk, als die dag daar is, precies zo zorgeloos en lichtzinnig zijn als toen de dag van de zondvloed daar was. Niemand geloofde de waarschuwing van Noaeh.

Ten allen tijde in de laatste dagen, die de onze zijn, ook in de laatste daarvan, zullen er spotters zijn die zeggen: waar is nu die toekomst van welke de Heilige Schrift spreekt en de kerk getuigt? Want alles büjft immers zoals het was.

De Schrift zegt ons dus, dat juist, als de mensen der wereld niet aan enig gevaar denken, dat dan de dag des Heren zal komen gelijk een dief in de nacht.

Want, zo schrijft de apostel aan de gemeente van Tliessalonica: wanneer zij — dat zijn, naar de kanttekenaren zeggen de wereldse en goddeloze mensen — wanneer zij zullen zeggen: het is vrede en zonder gevaar, dan zal een haastig verderf hen overkomen gelijk de barensnood ener bevruchte vrouw en zij zullen het geenszins ontvlieden.

Hier hebt gij dus één der tekenen van de naderende dag des Heren.

Het is niet angst en vrees, het is zekerheid en rust. De vreselijke dag van de antichrist als alle mensen gedwongen worden gelijk te denken en te doen; een schrikkelijke tyrannic, een geweldige discipline heel de wereld zal beheersen, en alle slaven met de grote en machtige heerser, die zich in de tempel zal zetten en zeggen dat hij god is en ook grote wonderen doet, zullen roepen: het is de dag dat er vrede zal zijn. Daar zal geen verzet mogehjk zijn. Alle verschil van gedachte is dan uitgesloten. Het wereldrijk is er en de wereldkerk; en de twee getuigen — de kerk des Heren — liggen dood op de straten van het grote Babyion — zij wist dus waar zij zijn moest — en de mensen zenden vol van vreugd over de verdwijning der kerk, zoals zij menen, elkander geschenken. Dat is de vrede van de antichrist.

En nu moeten wij er op letten hoe juist thans over die vrede wordt gedacht, er voor wordt gewerkt, hoe het alles in onze dag is: vrede, vrede en geen gevaar. Hij is er in de verwachting, maar hij zal worden bereikt. Dat zegt ook de Schrift, doch een vrede zó schrikkelijk voor de kerk des Heren, dat de Here die dagen zal bekorten.

De Christus der Schriften haast al de eeuwen door om te komen tot verlossing van Zijn volk.

Laat ik nu enkele feiten noemen omtrent de wereldse verwachting van deze dag onder alle vrees en zorg.

Daar is eerst de Russische vrede, de vrede der conmnmisten. Deze schrijven dat woord vrede op alle muren en schuttingen, en op hun aanplakbiljetten ziet gij twee handen, die elkander hartelijk drukken en daarboven de vredesduif.

In een Duits dagblad las ik de klacht van een predikant die zei: als wij prediken over de vrede, die onze God ons heeft beloofd, grijpen de communisten dit aanstonds aan om te zeggen: preek zo maar en schrijf zo maar — het is onze vrede, onze heerschappij.

Daartegenover staat de Amerikaanse vrede. President Truman en zijn staatslieden getuigen er in elke grote rede van en de Amerikanen maken daartoe hun atoombommen. Rusland werkt voor zijn vrede maar het wil de strijd, doch nu moeten de West-Europse staten zich aaneensluiten in hechte federatie, waartoe allerlei plannen worden ontworpen. Het is de West-Europese vrede.

In de vierde plaats is er de politieke vrede; die van de lieden van de doorbraak. Doorbraak door alle geschillen heen, zodat de mensen gelijk gaan denken en doen. Eenheid, eenheid kan ons redden en het spreekt dus vanzelf, dat diegenen, die zulke doorbraak niet willen, de vrede in de wereld tegenstaan, waartegen velen dan ook weer opkomen. Ook zij willen vrede.

In de vijfde plaats komt de maatschappelijke V r e d e. Vooreerst zal voor het minst West-Europa één grote ongedeelde maatschappij moeten worden met hoge autoriteiten boven de verschillende staten die stukken van hun souvereiniteit moeten afstaan. De vrede is elk offer waard. Hoge autoriteiten die zullen zorgen voor warmte en brood.

De leiders der machtige arbeidersvakbonden, nationaal en internationaal, zijn hier mede de machtige mensen, die de overheden dwingen hun gang naar een nieuwe maatschappij te volgen. De christelijke organisaties gaan spreken met roomse en socialistische en zij zijn alle „bona fide", ten dienste van de vrede. Hier hebben wij reeds de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, toegejuicht door alle politieke partijen, die ons de sociale vrede zal schenken, welke alles wat de wereld nog gezien heeft zal overtreffen. Het moge vreemd schijnen, dat een gelovig christen maar één ogenblik kan aannemen, dat een gelukkige maatschappij kan worden gebouwd in een wereld van ongeloof, in een Europa, dat de Christus der Schriften verloochent, maar het feit ligt voor ons. Men v/acht op de maatschappelijke vrede.

En dan komt met grote praal de kerkelijke vrede. De kerk heet machteloos, wijl zij verdeeld is. Maar nu moeten de verschillende kerken zich aaneen sluiten in een wereldraad van kerken met een belijdenis, die op een modern duiveltje kan worden geschreven. Christus de Heer, zo roept men, zelfs als men in Hem niet ziet dan een symbool. En allen, die zich christelijk noemen, orthodox of vrijzinnig, willen plaats nemen aan eenzelfde avondmaalstafel ten teken van een heerlijke eenheid en schone vrede. En alle kerken worden opgeroepen tot plechtige samenkomsten met even plechtige optochten van deftig geklede prelaten van allerlei wind van leer.

Deze kerkelijke eenheid en vrede grijpt zelfs de gebonden kerken aan en een prof. Grosheide, die het volkomen goed vindt, dat prof. Greijdanus en prof. Schilder en ds Schilder uit zijn kerk werden geworpen, durft geen afkeurend woord spreken tegen de wereldraad van kerken en de nieuwe kerkelijke vrede. En Thijs Booy roept de jeugd op om krachtig m.ee te werken en niemand is er in de zich noemende gereformeerde kerken, die hem in zijn dwaasheid werkelijk kan weerstaan.

Hij durfde zelfs de voorstelling aan, alsof Christus met wringende handen zou hebben gestaan voor de vergadering van de wereldraad der kerken in Amsterdam bijeen, om daarna de handen vol blijdschap op te heffen, toen Hij dan al die prelaten zag voortschrijden in deftige optocht.. Een droom, die meer stuitend is dan een volkomen verloochening van Hem Die zit ter rechterhand Gods en Wie alle macht is in de hemel en op de aarde.

Zulke kerkeUjke vrede belaagt ook ons als er zijn, die willen samenspreken, opdat er vrede en rust zal zijn in het leven of in grote onkunde omtrent hetgeen onze belijdenis getuigt van de Kerk des Heren nog spreken van een pluriformiteit, die Woord en belijdenis Stout weerspreekt.

Ten slotte is er nog de Christel ij ke vrede, waarvoor van uit de Vrije Universiteit wordt gewerkt onder de leiding van de professor in het volkenrecht aan die steeds dieper zinkende organisatie.

De christelijke pers geeft geestdriftige verslagen over hetgeen men hier bereiken wil, want de mensheid is immers van éne bloede.

Zo wordt er gewerkt voor de vrede allerwege. Vrede ten koste van alles, wat God de Here heeft gegeven voor de voortgang der menselijke historie tot het door Hem bepaalde doel.

En de ogen van vele christenen, zelfs gereformeerden, zijn voor dit alles gesloten en men zeult maar mee.

Zegt men nu: maar die vrede is er nog niet, de Schrift zegt, dat hij komen zal, dat de mensen, de goddeloze en wereldse mensen zullen zeggen: vrede en zonder gevaar. Dan echter zal er zijn de komst des Heren, de dag des oordeels, als een dief in de nacht.

Nu kom ik tot de taak, die de Koning der kerk aan Zijn kerk oplegt.

En tot de verstoorder van die vredesverwachting.

De wereldse en goddeloze mensen roepen: vrede, vrede en geen gevaar. Dus lezen wij in 1 Thess. 5. En die van onze tijd zeggen: opdat er geen gevaar zij.

Maar dan volgt de tegenstelling daar in dat hoofdstuk : maar van de tijden en de gelegenheden broeders, hebt gij niet van node, dat men u schrijve. Want gij weet zeer wel, dat de dag des Heren alzo komen zal als een dief in de nacht.

Zij, de wereldse en goddeloze mensen zeggen: vrede.

Maar gij, broeders, gij zijt niet in de duisternis, dat u die dag als een dief zoude bevangen. Gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des daags. D^t is de tegenstelling, de antithese, scherper dan ooit.

Nu moeten wij wel oppassen ons niet te verbeelden, dat vsij, die de Here deed vergaderen tot Zijn kerk, zouden menen licht te bezitten van onszelf. Zelve uit eigen kracht en wijsheid lichtkinderen te zijn. Want dan zouden wij gelijken op die wereldse en goddeloze mensen, die altemaal pretenderen lichtdragers te zijn. Met zoveel soorten van licht, dat men zou kunnen zeggen: al dat licht gevoegd bij licht geeft duisternis. Hoe meer van dat licht hoe groter en dichter de duisternis.

Daar staat geschreven: kinderen des lichts. Dus: het licht heeft die kinderen gebaard. En zo is het ook. Want het licht, dat is Christus, dat is Zijn Woord dat ons van Hem getuigt. En het is de prediking van dat Woord door de kracht van de Geest, die heeft gewrocht en werkt wat ons behjden noemt de wedergeboorte. Naar de Schrift.

Zo zegt de psalmist: de Here is mijn licht. In Uw licht zien wij het licht. Zend Uw licht en waarheid. En de apostel Petrus schrijft: want gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, opdat gij zoudt verkondigen de deugden desgenen, die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.

En de gemeente des Heren wordt een kandelaar genoemd.

Het Woord Gods, dat is het licht. En de kinderen der kerk moeten wandelen in dat liclit. Het moet hun ganse spreken en doen omstralen. Het moet uit hun woord spreken en uit hun doen uitkomen.

Zij kunnen het licht onder een koommaat zetten en het verbergen als onder hun kleed. Maar als zij getrouw zijn, denken en spreken en handelen naar de Schrift, dan zijn zij kinderen des lichts. Van enige pretentie is hier geen sprake. Zij zijn het door Gods genade. Ik zou kunnen zeggen, zelfs tegen hun natuur en menigmaal tegen hun wil. Want zij zijn in zich zelve liefhebbers der duisternis. En strijden altijd door in hun eigen hart en leven tegen het licht. Maar het overwint hen ook altijd weer. Ja, het moet eerst steeds weer henzelven overwinnen, zullen zij in het licht staan en wandelen.

Want zij hebben het niet gemakkelijk in het leven.

Door de aard van het licht. Er is voor de natuurlijke, ook voor de heel vrome, de godsdienstige mens van onze tijd geen gehater ding dan dat licht. Laat ik op tweeërlei trek wijzen.

Een ieder van ons heeft wel eens 'n wandeling moeten maken in het open veld op een stikdonkere avond: Gij kunt dan zo goed als niets onderscheiden. Maar daar kan niet, zij het ook op een half uur afstand, een lampje branden voor het venster van een boerderij, of gij ziet het.

Het licht heeft wonderhjke kracht en het licht van het Woord, het geopenbaarde licht, gaat de kracht van het natuurlijk, het geschapen licht, ver te boven.

Ik sprak thans van de huidige natuurkundigen, dié alle vastigheden wegnemen en alles relatief maken. Maar er is één zaak, dus de beroemde Einstein, die voor mij vast en zeker is; dat is het licht. Dat geeft de vaste maat, maar overigens is alles betrekkelijk, zelfs ruimte en tijd.

Het rlicht des Woords, het licht van de Christus der Schriften, is ontzaghjk veel krachtiger dan dat natuurhjk licht, dat door onze God werd geschapen, toen geroepen werd: daar zij licht.

Gij zaagt dat in het open veld op die avond aan dat kleine lampje. Gij kunt de ogen er voor sluiten. Gij kunt het niet wegnemen.

Welnu — daarom kan de wereld zelfs de kleinste vergadering van gelovigen, waar het Woord is, niet verdragen. Zij kan er niet aan ontkomen. Als de antichrist heerst en alles vrede is en hij macht oefent over al de millioenen mensen op de aarde — wat zou dan, zo zou men zeggen, een enkel kind des lichts of een kleine gemeente toch voor betekenis hebben?

Gij vergist U. Daar kan geen enkel lichtstraaltje ergens zijn of heel de wereld vliegt woedend op.. Dat Jicht moet weg.

Het gaat de antichrist als Haman. Op het toppunt van eer gekomen geeft hem dat alles niets, als hij die éne Mordechaï, dat kind des lichts, daar ziet staan, dat niet buigen wil. Het licht vlucht niet voor de duisternis; integendeel: zó dicht kan de duisternis niet zijn, of zij moet vluchten, overal waar dat licht komt.

Als de mensen van onze dag met . elkander samenkomen, sprekende over de vrede, het grote werk van onze tijd, vrede in kerk en staat en maatschappij, dan behoeft daar slechts één kind des lichts te verschijnen en te gewagen van het licht. of heel de vergadering vhegt woedend op.

Werpt die lichtdrager er uit Hoe is dat toch zo?

Want dat kind des lichts is, zoals het licht het leert, bescheiden. Het dringt zich niet gaarne op. Het wil graag vriendehjke gezichten om zich heen zien. Het spreekt ook niet zijn eigen wijsheid. Het vertelt alleen wat het Woord Gods en de goede belijdenis zegt.

Meer niet. En de mensen verzekeren gemeenlijk, dat zij verdraagzaam zijn, dat zij gaarne een gesprek voeren, dat zij de verschillende wereld-en levensbeschouwingen willen vergelijken.

Alle mensen zijn welkom — alleen maar dat kind des Hchts maakt de mensen woedend.

Hoe kan dit toch?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 1951

De Reformatie | 12 Pagina's

DE SCHOOLDAG

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 1951

De Reformatie | 12 Pagina's