GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kerk en haar diensten (Art. 28 N.G.B.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk en haar diensten (Art. 28 N.G.B.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFD ARTIKEI,

X

ALLEN SCHULDIG ZICH DAARBIJ TE VOEGEN

2. Wij gelopven dat niemand, van wat staat of q n a 1 i t e i t h rj z ij, zich behoort pp zichzelven te houden, om op zijn eigen p e r s o o n te staan; maar dat zij allen s c h u l d i g zijn, zichzelven daarbij te voegen en daarmede te vereenigen, onderhoudende de eenheid der Kerk De kerk is de vergadering der geloovigen. Dat is iets anders en iets meer dan de som van alle geloovigen. De Schrift vergelijkt de kerk menigmaal met een gebouw. De nieuwtestamentische gemeente i s ook de vervulling van den oudtestamentischen tempel, de woonstede Gods. Zoo lezen we in Ef. 2:20 v.v gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen; op Welken het geheele gebouw, bekwamehjk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere. Op Welken ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest. En in 1 Petr. 2 : 4 v.v. lezen we: Tot Welken (d.i. den Heere) komende, als tot een levenden Steen, van de menschen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar, zoo wordt gij ook zelven, als levende steenen, gebouwd tot een geestelijk huis

Een gebouw is iets anders en iets meer dan de som van de steenen, van de onderdeelen, waaruit het is opgetrokken. De steenen zijn op een bepaalde manier samengevoegd, samen vereenigd, tot een eenheid gemaakt. En dan vormen zij met elkander het huis, het gebouw.

Zoo is de kerk iets anders en iets meer dan de som der geloovigen. En daarom zijn de geloovigen geroepen zich bij de kerk te voegen. Daarin wordt hun eigen activiteit gevraagd. Petrus zegt: Tot Welken komende Dus de geloovigen moeten zelf komen tot den Heere, Die de uiterste hoeksteen is van het fundament. En dan worden zij zelf ook gebouwd tot een geestelijk huis.

Tegenover de Korinthiërs noemt Paulus de gemeente een lichaam van Christus. In dat lichaam zijn ook verschillende onderdeelen, verschillende leden. Maar het lichaam is één (1 Cor. 12 : 12 v.v.).

In overeenstemming hiermede zegt nu de belijdenis, dat niemand zich op zichzelf behoort te houden om op zijn eigen persoon te staan.

Er zijn altijd weer menschen, die dien kant uit willen, de individualisten, de mensen die uitgaan van de individuen, de aparte personen, hetgeen in dit geval dan zeggen wil: de „vrome" persoonlijkheden. Volgens het consequente individualisme moet ieder maar op zijn eigen manier God dienen en op zijn eigen manier zalig worden, de heiden op zijn manier, de Jood op zijn manier, de Mohammedaan op zijn manier, de „christen" op zijn manier, en onder de „christenen" dan ook ieder weer op eigen wijze: de Roomsche, de Doopsgezinde, de Hervormde van alle gading, de Gereformeerde enz. Het individualisme is sterk gekant tegen de kerk, want de kerk als vergadering der geloovigen litaat vierkant tegenover de gedaohte van de som der geloovigen.

Toch hebben de individualisten ook altijd weer gemeenschap gezocht. Maar ze hebben het gedaan en doen het vanuit hun individualistisch beginsel, dat in wezen revolutionair is. De revolutieleer ten aanzien van den staat zegt, dat oorspronkelijk alle menschen apart stonden. Ieder was zijn eigen koning en zijn eigen onderdaan. Ieder had zellTbeschikkingsrecht. Men was niet onderworpen aan God, en ook niet aan eenig menschelijk gezag. Ni Dieu, ni maitre, noch God, noch meester, is de revolutieleus.

Maar voor den opbouw van een goede samenleving zijn toen al die souvereine m.enschen in hun zelfsouvereiniteit een afspraak gaan maken. Zij hebben afgesproken, dat ieder afstand zou doen van zijn koninklijke waardigheid en dat al die koninklijke waardigheden zouden worden overgedragen aan een bepaald persoon als vorst of aan een veelheid van personen als regeerend college. En zoo zijn dan volgens de leer der revolutie de staatsgemeenschappen ontstaan, opgebouwd uit en door de individueele souvereine menschen. Waarbij dan die menschen het recht behouden, om, wanneer de vorst of het regeeringscollege niet handelt naar den wil des volks, tot afzetting over te gaan.

Ditzelfde vertoont zich ook in kerkelijk opzicht. De Doopsgezinden hebben hun Sociëteit, waarin ieder vrij is in zijn denken, maar waarin men elkaar zoekt en eikaars gezelschap bemint, omdat men elkaar „Ugt". Een sociëteit is immers niet een vaste gemeenschap, maar een losse gemeenschap van menschen, die eenerlei levensinstelling hebben, eenerlei belangstellingssfeer, en die nu elkaar van tijd tot tijd ontmoeten om van eikaars gezelschap te genieten, zonder dat ze elkander binden dan, in dit eene: de erkenning van ieders vrijheid. Zoo doet de Doopsgezinde Sociëteit het in de religiositeit: Laat ieder, die religieus is en religieus denkt, zich erbij voegen. Maar: ieders vrijheid, ook in het religieuze denken, moet volkomen geëerbiedigd worden.

Zoo wordt een „gemeenschap" gebouwd op de basis van het individualisme. Dat is ook de geest van het „gezelschap". Het „gezelschap" wordt ook opgebouwd uit individuen, uit individuen van gelijke gezindheid, van gelijke richting, van gelijke denkwijze, van gelijkgestemde vroomheid. Maar de kerk is daar meestal in verachting.

De belijdenis keert zich tegen het individualisme, ook tegen het individualisme van Christenen. Zij zegt dat ieder schuldig is zich bij de kerk te voegen. Wie dat nalaat, verzaakt zijn roeping. Ieder behoort zich te vereenigen met de gemeenschap, de vergadering der geloovigen, onderhoudende de eenheid der Kerk. Die eenheid der kerk is e e n i g h e i d des waren geloofs (Heid. Cat. Zondag 21). Dat is het wat ons in de kerk samenbindt: de eenheid van gelooven en belijden en buigen voor 't Woord des Heeren. Was de eenheid der kerk niet van dien aard, dan stond het er heel anders voor. Dan zouden wij elkaar moeten uitzoeken. Wij zouden moeten uitzoeken wie we er wél en wie we er niét bij wilden hebben. En dan zouden we daarbij onze eigen maatstaven aanleggen. Wij zouden aanleggen b.v. den maatstaf van karakter. Menschen van een bepaald karakter zouden we er wél bij willen hebben, en menschen die een ander karakter hebben zouden we weren. Of we zouden aanleggen den maatstaf van welstand, begaafdheid, aanleg e.d. Maar de eenheid der kerk, is niet in zulke dingen gefundeerd. Niet daarin dat we zoo goed bij elkaar passen, en zoo goed met elkar.r har-tioniëerijn, en het zoo goed met elkaar kunnen vinden, en zoo goed bij elkaar komen in stand en positie en liefhebberijen enz. enz., maar in het Woord Gods dat we allen belijden met hart en mond. Er kunnen in al de genoemde opzichten grote verschillen bestaan tusschen de kerkleden, maar dat neemt niet weg dat zij toch onderling saamverbonden zijn door den band des geloofs, door de eenheid van belijden, door de eenheid van geloofsinhoud.

Dit geldt dan ook' van een ieder, van wat staat of, kwaliteit hij zij. Welke positie iemand ook inneemt, of hij koning zij of ambachtsman, welken welstand of iemand ook heeft, of hij rijk zij of arm, welke ontwikkeling iemand ook bezit, of hij geleerd zij of ongeleerd, voor ieder ligt er deze roeping. De rijke mag niet zeggen: Ik doe daar niet aan mee, ik wil geen gemeenschap onderhouden met menschen die arm zijn, die niet mee kunnen doen. Hij, die een hooge positie bekleedt in het leven en staat op een hooge trap van cultureele ontwikkeling, mag niet zeggen: Ik doe daar niet aan mee, dat is mijn stand niet en mijn smaak. De geleerde mag niet zeggen: Ik doe daar niet aan mee, ik laat mij niet onderwijzen door een predikant, die in wetenschappelijke vorming ver mijn mindere is.

De kerk is niet een heerensociëteit en niet een wetenschappelijk genootschap. De kerk is de vergadering der geloovigen. En de eenheid der kerk is de eenheid des waren geloofs.

En in de gemeenschap der kerk kunnen allen in het geloof gebouwd worden door een prediking die waarachtig prediking is, en daarvan de vruchten plukken. Waarachtige prediking, dat is: ontsluiting van het Evangelie, die appelleert op het geloof. Waar de prediking ontaard is in een cultureele lezing, daar is zij slechts voor een uitgezocht gezelschap. Maar waar zij waarachtige prediking is, daar appelleert zij op het geloof.

En dan kan het gebeuren, dat ongeleerde zielen, die waarachtig gelooven, het Evangelie indrinken met een dorstig hart, de prediking verstaan en erdoor gebouwd worden. En dat er ontwikkelde menschen zijn, die er niets van verstaan en aan wie de prediking voorbijgaat. Er moet zijn een luisteren met het geloof!

Een radio-uitzending op een bepaalde golflengte kunnen we alleen maar opvangen, wanneer ons |0ntvangtoestel op diezelfde golflengte is afgestemd. Al is ons toestel nog zoo voortreffelijk, wanneer het niet op dezelfde golflengte is afgestemd komt de uitzending niet door.

Welnu, de prediking, die waarachtige prediking is, zendt uit op de golflengte van het geloof. En wan-

neer we met op die golflengte luisteren vangen we niets op.

Dat geldt voor ieder, hoog en laag, rijk en arm, geleerd en ongeleerd. De Schrift houdt ons voor dat veelal de hoogen en de rijken zich afzijdig houden, en niet gaan in de wegen des Heeren. De profeet Amos toornt tegen de deftige dames van de stad Samaria. Hij noemt ze: koeien van Basan (Amos 4:1). Jezus zegt: Voorwaar, Ik zeg u, dat een rijke bezwaarlijk in het koninkrijk der hemelen zal ingaan. En: Het is lichter, dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke inga in het koninkrijk Gods (Matth. 19 VS 23, 24). En Paulus zegt: Want gij ziet uw roeping, broeders! dat gij niet vele wijzen zijt naar het vleesch, niet vele machtigen, niet vele edelen. En hij voegt daaraan toe: Maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen; en het onedele der wereld, en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen iets is, te niet zou maken; opdat geen vleesch zou roemen voor Hem (1 Cor. 1 : 26—29).

Dat is ook altijd weer gezien in elke kerkreformatie. Wat groot is naar de wereld blijft meestal achter en zet niet den stap der geloofsgehoorzaamheid. Er zijn dan zooveel verworvenheden en zekerheden, die men niet wil loslaten en prijsgeven, waaraan men in elk geval wil vasthouden. En dan wordt men door de begeerlijkheden van het eigen vleesch verhinderd om Christus te volgen op Zijn weg. Dat ligt niet in den rijkdom als zoodanig. Maar dat ligt in het zondige hart. En de duivel maakt van den rijkdom gebruik tot verzoeking om af te houden van het pad van Gods geboden.

God maakt alle menschen zalig, ook rijken. Wanneer de discipelen na de hierboven aangehaalde woorden van Jezus vragen: Wie kan dan zalig worden? dan is het antwoord: Bij de menschen is dat onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk (Matth. 19 : 25, 26).

Ieder is schuldig zich bij de kerk te voegen en zoo de eenheid der kerk te onderhouden, welke is eenigheid des geloof? i.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De kerk en haar diensten (Art. 28 N.G.B.)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's