Vrije Universiteitsblad 1953 - pagina 100

terrain, het 'Achteronder', waar studenten serveren en dineren. Het hoogtepunt was de voorlezing door Prof. Waterink van de openingsrede van Z.K.H. Prins Bernhard, die helaas vferhinderd was om, zoals zijn plan was, persoonlijk aanwezig te zijn. De wijze waarop Z.K.H, de betekenis van deze Christelijke Academie omschreef wekte bij de aanwezigen bewondering en dankbaarheid. Z.K.H, sprak er zijn blijdschap over uit, dat deze Academie bewijst dat er al meer wordt ingezien, dat het lichaam, hetwelk de mens van God ontving, ook een goed gerichte en doelmatig toegepaste lichamelijke opvoeding behoeft. Bovendien, dat tegenover het gevaar van richtingloze Hchaamscultus, hier practisch wordt geleefd uit de overtuiging, dat ook deze opvoeding gedragen moet worden door beginselen. En, iets wat niet minder verheugend is, na langdurige afzijdigheid van sommige protestantse kringen, hoewel men beleed dat het lichaam een tempel van de Heiüge Geest mag zijn, is nu hier een resultaat van de levenshouding die deze belijdenis in daden omzet. Het was een groots moment deze echt Schriftuurlijke gedachte, door Kuyper, Bavinck, Rutgers en andere stichters van de V.U. uitgesproken en uitgedragen, thans te vernemen van de Prins der Nederlanden bij de opening van het gebouw van de Chr. Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Ons volksdeel is sinds de oorlog niet verwend met ministeriële en vorstelijke representaties; wij zitten nogal eens in een hoekje, terwijl wat de 'C' (Christelijk) van gebouwen en activiteiten wil schrappen op een hoog podium staat te preken. Sommigen gingen zich ook wel wat genéren voor de 'kerk als organisme' en voor het 'pro rege' in acties en verenigingen. Laten we het ons nu door een Prins voor gezegd houden, niet omdat het een man van wereldlijk gezag is, maar omdat hij zelf hier het gezag der Schrift liet getuigen. De lichamelijke oefening moge slechts 'van weinig n u t ' zijn, d.w.z. dat alléén de godsvrucht nuttig is tot dUes. Maar de genoemde oefening is dus wel terdege nuttig voor bepaalde zaken, o.a. voor de opvoeding van onze kinderen. En daarom is deze dochter van onze universiteit weer een bewijs van de verbondenheid van V.U. en volk. Die 'frisse, stevige' jongens hangen in de ringen, maken stands op bruggen en springen over paarden; de sportieve en vlotte, echter vóór alles het decorum bewarende meisjes doen voor hen niet onder; tezamen bestuderen zij de mens en zijn geschiedenis, diens lichaam en zijn mogelijkheden, niet tot mensverheerlijking of hchaamscultus, niet tot afgoderij met sport en spel, maar om voor Uw jongens en meisjes op lagere en middelbare scholen een sportleraar en lerares te zijn, die ook bij dit vak de eenheid van de Christelijke opvoeding bewaart en medewerkt aan wat door de genade van onze Schepper liefelijk is en edel en wat wèl luidt. Nu Rotterdam een stuk van de V.U. kreeg, zal het

2400

v.--*^,^/

aan Amsterdam zijn tunnel gunnen! En Nederland zal blij zijn dat de steden gaan samenwerken om de V.U. gedachte: 'Christus Heer van héél het leven' in practijk te brengen. Komt ge naar de Maasstad, wilt ge de tunnel en de opbouw zien, vergeet dan óns 'groot handelsgebouw' niet: onze eigen C.A.L.O., gevestigd te Rotterdam, maar geboren in Amsterdam; dochter van de V.U., maar nu zelfstandig; gesticht voor U en de Uwen. V.L.

Gemengde berichten In de dagbladen hebt U reeds kunnen lezen, dat door Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bij de Staten-Generaal een ontwerp van wet is ingediend om te komen tot verlaging van de collegegelden. Tot nu toe zijn de niettheologische studenten ƒ 325, per jaar verschuldigd, vermeerderd met het inschrijfgeld. Het voorstel is om dit bedrag terug te brengen tot ƒ 200, per jaar. Voor de studenten en hun ouders zal dit een belangrijke verlichting van lasten medebrengen. Voor de universiteiten in het algemeen en zo ook voor de bijzondere universiteiten zal deze verlaging een niet onaanzienlijke vermindering van inkomsten veroorzaken. Dit nadelige gevolg wordt uiteraard voor wat de rijksinstellingen voor hoger onderwijs betreft automatisch door het Rijk zelf opgevangen. De Minister.heeft evenwel toegezegd, dat maatregelen zullen worden getroffen, waardoor ook de financiële nadelen, welke aan de verlaging van de collegegelden zijn verbonden voor de bijzondere itistelüngen van hoger onderwijs voor rekening van het Rijk zullen komen. Ook op andere wijze tracht het Rijk aan de studenten tegemoet te komen en wel door het verlenen van renteloze voorschotten en beurzen. Laatstgenoemde behoeven in tegenstelUng met eerstgenoemde niet te worden terugbetaald. Zij worden dan ook alleen aan bijzonder begaafde studenten toegekend. In vroeger jaren konden slechts maximaal 10 studenten der Vrije Universiteit voor zulk een 'beurs ex artikel 198 der hoger-onderwijswet' in aanmerking komen. Daarin is sinds enigen tijd verandering gekomen. Uitvoerig is de kwestie van het beurzenstelsel iu de Staten-Generaal besproken. De meerderheid heeft zich daarbij uitgesproken voor een verruiming in dezen. Ook de studenten van de Vrije Universiteit hebben in deze verruiming gedeeld. Voor den cursus 1953-1954 zijn reeds aan 27 V.U.-studenten beurzen toegekend op grond van genoemd artikel 198. Vermoedelijk zal dit aantal nog wel groter worden. Voorts zijn tot nu toe aan ongeveer 150 studenten der Vrije Universiteit renteloze voorschotten toegekend. Met dankbaarheid mogen wij vermelden, dat de bibliothecaris der Vrije Universiteit, de heer H. A.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen