GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1953 - pagina 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1953 - pagina 3

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Conflicten De uitbreiding van onze Universiteit en van de kring dergenen, die op een of andere manier bij haar betrokken zijn, brengt allerlei problemen en moeilijkheden met zich mee. Dat is op materieel gebied het geval. Op het bureau aan de Keizersgracht weet men er van mee te spreken. In de organisatie houdt men zich met vraagstukken van dergelijke aard telkens bezig. En aan de Directeuren der Vereniging bezorgt het overwegen er van handen vol werk. Er zijn echter ook moeilijkheden van geheel andere aard. Het is mijn bedoeling één er van hier opzettelijk aan de orde te stellen. Ik denk aan de kans op het uitbreken van conflicten, een kans die juist met de bedoelde uitbreiding in aanmerkelijke mate is toegenomen. Natuurlijk was die kans er ook tevoren, toen de Universiteit nog gering van omvang was. Wat meer zegt, in vroegere jaren heeft men in werkelijkheid conflicten gekend. De geschiedenis er van zal ik thans niet ophalen. Maar het valt niet te ontkennen, dat de tegenwoordige structuur heel wat meer mogelijkheden biedt voor het ontstaan van conflicten. Dat is het geval niet slechts omdat de Universiteit naar evenredigheid zoveel groter is geworden. Daarbij moet nog een andere factor in rekening worden gebracht. Een kleine kring vertoont namelijk eigenaardige trekken, waardoor een tegenwicht wordt gevormd voor het ontstaan van conflicten, trekken die in een gemeenschap van veel wijdere omvang ontbreken. In een kleinere gemeenschap, gelijk het vroeger was, gevoelt men zich zoveel nauwer aan elkander verbonden en zoveel sterker op elkander aangewezen. Men heeft dan te maken met een machtige buitenwereld, waartegenover alle beschikbare krachten zoveel mogelijk behoren samengebundeld te worden. De overtuiging, dat men elkander nodig heeft en slechts in het alleruiterste geval, wanneer het beginsel geen andere keuze zou laten, iemand mag loslaten, dwingt tot het vermijden van alle onderlinge conflicten. Thans dringt een dergelijk besef zich niet zo gemakkelijk meer aan ons op. De situatie is heel anders geworden. Wat een mensen staan met ons en naast ons om dezelfde zaak heen geschaard! Er is een Universiteit met niet minder dan zes, zij het nog niet alle volledig uitgegroeide faculteiten, elk met het nodige aantal hoogleraren en andere leerkrachten. Honderden studenten staan ingeschreven. In

den lande worden duizenden leden en contribuanton aangetroffen, die belangstelling hebben en hun gaven ofi'eren. Tallozen hebben in een of ander opzicht met haar van doen. En elk tracht daarbij zich uit te leven. Ieder heeft zijn eigen visie op de zaak. Ieder wil op zijn eigen manier helpen opbouwen en het werk vooruitbrengen. Ieder is er op uit naar beste weten een bepaalde bijdrage te leveren voor het welgelukken van het gezamenlijke streven. Ik spreek dus niet van allerlei verkeerde bedoelingen, die bij sommigen zouden kunnen voorzitten. Ik neem aan, dat allen zonder uitzondering met de beste bedoelingen vervuld zijn. Wij verkeren echter in een zondige wereld en wij zijn zelf ook allen van nature even boos en zondig. Welk een mogelijkheden daarom van allerlei botsingen en conflicten! Wat 'n gevoeligheden bij hoogleraren, bij studenten, bij leden en contribuanten der Vereniging, bij allen die op de ene of andere manier tot de Universiteit in betrekking staan! Er kan naijver zijn, nijd, wil om eigen opinie door te zetten, begeerte om steeds gelijk te krijgen en de baas te willen spelen, eigen inzicht voor het ware en zuivere beginsel te willen doen doorgaan en nog veel meer van dergelijke neigiagen. Wanneer wij hieraan denken, moeten wij er ons over verbazen, dat wij niet onophoudelijk met conflicten hebben te kampen en dat niet telkens in onze kring de een tegen de ander opbotst. Het wil ook zeggen, dat wij aUen goed doen, elk op zijn plaats, nauwlettend op onze hoede te zijn tegen onszelf, opdat wij geen aanleiding geven tot een conflict van hoe geringe omvang dan ook. Want de gevolgen zouden schrikkelijk kunnen zijn. Niemand kan die van te voren overzien. Willen wij daarom de goede zaak van onze Universiteit dienen, dan blijve voor ieder steeds de hoofdzaak wat hoofdzaak wezen moet. Dat zijn niet bepaalde personen en niet de belangen van deze of gene mens. Het gaat om het dienen van God in de beoefening der wetenschap, een beoefening van de wetenschap die het leven in zijn volle openbaring tracht te helpen en te leiden in gebondenheid aan de ordinantiën Gods. Als ieder daarbij leeft, biddend en strijdend, en als wij allen daarin elkander trachten voor te gaan en bij te staan, houden wij de conflicten op een afstand. D. N. 2319

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

VU-Blad | 104 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1953 - pagina 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

VU-Blad | 104 Pagina's