GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 466

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 466

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bevrijde tijd Van prestatiemaatschappij naar vrijetijdscultuur door dr. O. Jager Sinds de oliecrisis spreekt iedereen over versobering. Maar er mag geen vrijwillige beperking verwacht worden (zeker niet van hen die amper aan de welvaart geroken hebben), zolang de arbeidsmoraal de produktieprestatie nog normgevend maakt voor het inkomen en voor de maatschappelijke waardering. Teruggang in de groei is alleen mogelijk bij een andere inkomensverdeling, die op haar beurt afhankelijk is van een nieuwe visie op- de arbeid. Wij zijn opgevoed in een levensgevoel dat het zwaartepunt van het leven in de beroepsarbeid legt. Maar wij zijn op weg naar een cultuur waarin de vrije tijd het zwaarst kan gaan wegen. Het 'werkschuw tuig' grijpt daar al-

vast op vooruit. De generatiekloof is voor een deel een kloof tussen werkers en spelers. Moet onze ethiek nu veranderen? Dat vraagt dr. Okke Jager, docent aan de Theologische Hogeschool in Kampen, zich af in het boek 'Bevrijde tyd - van prestatiemaatschappij naar vrijetijdscultuur' dat binnenkort verschijnt bij uitgeversmaatschappij Zomer & Keuning te Wageningen. Staat onze westerse werkdrift de spelende mens in de weg? Wat wordt ons levensdoel, als de prestatie dit niet meer is? Zullen de politieke partijen, de vakbeweging, het onderwijs en de kerk bij de ontwikkeling achterop raken? In het begin van deze eeuw verloor de

kerk de arbeiders; zal zij nu ook de vrijetijdsmens niet kunnen bereiken? Moet de kerk, nu zij steeds 'bevrijding' tot thema Idest, niet ook de 'bevrijde tijd' ter sprake brengen? Maar hóe dan? Deze vraag vanuit verschillende gezichtshoeken benaderend, geeft dr. Jager een 'Kroniek der puriteinse werkwoede', waarin nogal eens de Vrije Universiteit ter sprake komt, o.a. een nooit gepubliceerd college van prof. Hepp. Na allerlei restricties tegenover de aanklacht dat de calvinistische ethiek de vrijetijdscultuur in de weg staat, schrijft hij over een inderdaad aanwijsbaar sóórt calvinisten het volgende:

Al zagen ze de zonde meer als trots dan als traagheid, de traagheid vonden ze toch zondiger dan de trots op hun werk. Vanuit het nuttigheidsdenken konden zij geen scherpe grens ontwaren tussen ontspanning en ledigheid. 'Hij heeft zichzelf nooit iets gegund', was bijna de hoogste lof. Menigeen voelde zich pas echt christen, als hij bestuurslid was van zoveel mogelijk organisaties. Martha had blijkbaar het betere deel gekozen. De Bezige Bij is op het eerste horen een calvinistische uitgeverij. In begrafenistoespraken wordt vaak gezegd: een harde werker is van ons heengegaan. Nooit: hij was een man die op tijd wist op te houden! Grafschriften melden: 'Zijn leven was werken', of nog erger: 'Zijn leven was werken, zijn sterven gewin'. 'Bij ons aan de VU kan het werk ons leven zijn', zei een bioloog, zo'n man heeft kennelijk plezier in zijn werk, maar de werklust van vroegere calvinisten wekt vaak de indruk dat deze niet zozeer hun lust, maar alleen hun leven was. Het Christelijk Sociaal Congres in 1891 aanvaardde als conclusie: 'De socialistische theorie, dat ieder mensch hartstocht heeft voor den een en anderen productieven arbeid, miskent de werkelijkheid van den zondeval, en rekent niet met het feit, dat door den zondeval ook het karakter van den arbeid veranderd is.' Zo verdween de arbeidsvreugde achter de plicht om in het zweet des aanschijns de oude (luie) natuur te doden. De zondeval kreeg zwaarder nadruk dan het scheppingsverhaal over de hof die bebouwd mocht worden. Het calvinisme heeft velen naar het diensthuis teruggeleid. Volgens de traditie kregen de Israëlieten in Egypte eerst loon voor hun werk, maar merk-

ten zij er niets van dat dit steeds minder werd en tenslotte ophield, omdat zij niet meer konden ophouden met werken: zij gingen geheel in hun arbeid op. Zo'n verslaafdheid is typerend voor een extreem protestants activisme. Arbeid en zondeval werden theologisch nauw aan elkaar verbonden, omdat psychologisch arbeid en schuldgevoelens met elkaar in verband stonden. Die verbinding bestaat uit een uiterst verwarde kluwen die niemand geheel uit de knoop kan halen. Er zit het besef in, dat menselijke energie niet te vertrouwen is, tenzij zij opgeslorpt wordt door harde produktieve arbeid zodat men bij thuiskomst te moe is om zich aan verdorven praktijken over te geven. Werken moet de mens van tobberijen afhouden. De wil moet de tegenspeler van de neiging zijn. Arbeid moet iets hebben van boetedoening. In feite gaat het om een vlucht uit de zonde. Nu behoeft niemand zich te schamen voor een vlucht uit de zonde. Maar wel als hij er

maar één weet: die in het werk. De calvinist van vandaag zou wel eens de losgeslagene van morgen kunnen zijn. Juist de vlucht in het werk kan een vorm van luiheid zijn. De aanbidding van de arbeid kan uit prometheische trots, maar ook uit acedia voortkomen. Men kan zich van de strijd tegen de zonde afmaken door te belijden dat de mens geneigd is tot alle kwaad en dat daarom de arbeid hem moet temmen en klein krijgen. Men kan ook vanuit het 'geneigd tot alle kwaad' terechtkomen bij de gedachte dat de arbeid kan tonen hoezeer de mens in elk geval nog ergens voor deugt. Ook kan de zelfvernedering uitlopen in een zelf-haat die een plichtsgetrouw geweten oproept als een slavendrijver. Of de afwijzing van kerkelijke autoriteiten kan de behoefte wekken aan een innerlijke autoriteit: het plichtsbesef, met een zeer doelmatige controle en censuur, een particuliere Inquisitie. Of de morele ernst van het calvinistisch belijden suggereert al op zichzelf dat plezier eerder immoreel is dan ernst. Of de bereidheid om er moeite voor over te hebben leidt vanzelf tot een levenshouding die alleen kan genieten van wat met moeite verworven is. Of alles wordt beheerst door een God voor wie men iets dóen moet en die zelf zoveel doet dat Hij ook geen tijd voor ontspanning overhoudt. Het is één wirwar van psychologische en theologische factoren die onmogelijk uit elkaar te halen zijn. Ook het sociologische speelde een rol: protestantse kerken trekken de middenklasse aan, de nijvere burgerij die een bepaalde affiniteit met het bijbelse Israël voelt, omdat dit een zekere ordening stelt tegenover de zinnelijke roes van de natuurreligies.

36

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 466

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's