GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 276

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 276

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Michiel de Ruyter

Frederik de Grote

. . . wie heeft de meest ideale schedel voor een militair.

war", maar wij leefden in de stille hoop, iets belangrijkers te zien.'

dienst berustte bij een generaal die 'ondanks zijn luide stem blijk gaf van een psychologisch bedrijf niets te begrijpen'. Bij prof. Waterink rees het vermoeden dat deze generaal er op uit was hem te overbluffen. 'Wat toch te denken van de mededeling van de generaal ( . . . ) dat men een zeer grote collectie van afgietsels van grote veldheren bezat, zodat men door vergelijking van de schedels tot de ontdekking kon komen, welke de ideale schedel zou zijn voor de ideale soldaat. Het spreekt vanzelf dat de rij van reliëfs die men ons toonde bijna uitsluitend koppen voorstelden van Duitse generaals. Maar ook Caesar en Hannibal prijkten in de rij; ook een enkele Fransman en een enkele Engelsman naast M. A. de Ruyter. Wie nu wel eens een afbeelding gezien heeft van De Ruyter en wie tevens een afbeelding gezien heeft van Frederik de Grote, om nu maar twee voor ons bekenden te noemen, begrijpt wat er van deze schedeltheorie overblijft. De schedelgeschiedenis was het eerste wat men ons demonstreerde en men kan begrijpen hoe wij ons op dat ogenblik voelden. Wij hebben gebogen en op zeer beminnelijke wijze gezegd dat "es sehr interessant

"Llw 5cor& op 4e /ntc!|i'§entie-te5t li^t tU55en Jjo.ooo en J(9o.ooo /pfuto p^r jaar "

22

Handelsmerk Nu de naam van prof. Waterink toch gevallen is: van 'academische Spielerei' kon men hem moeilijk verdenken, te oordelen naar het aantal plaatsen in het land waar hij opdook om er causerieën te houden. Keer op keer bezwoer hij zijn gehoor geen overdreven belang te hechten aan het IQ. 'Er is een situatie ontstaan,' zo zei hij, op een landdag voor het Nederlands Economisch Onderwijs in 1949, 'dat de mensen per se het intelligentiequotiënt van een kind willen weten. (...) Op zichzelf is het intelligentiequotiënt echter een grootheid die weinig betekent' en na een vergelijking van het onderzoek naar iemands geestelijke vermogens met een lichamelijk onderzoek, waarbij in beide gevallen verschillende functies dienen te worden nagegaan: 'Wat zegt dus nu zo'n eindcijfer? Daarom ben ik er ook een vijand van om dat intelligentiequotiënt mee te delen aan de ouders.' Meermalen betoogde prof. Waterink dat hij in zijn vak de totale mens in ogenschouw trachtte te nemen: 'Wij vragen welk mens moet daar op die plaats staan ? Of dat nu iemand van een HBS of een gymnasium of een ambachtsschool is, doet niet ter zake. Welk mens heb je daarvoor nodig?' Een benadering die zich onderscheidde van die uit de eerste eeuwhelft toen men 'altijd heeft getracht de selectie tot stand te brengen door "intellect", kennis, diploma's enz.' Hoewel prof. Waterink niets moest hebben van eenzijdige belangstelling voor het IQ, kwam, voor zover VU-magazine kon nagaan, de vraag naar de maatschappelijke waardering van gymnasiast of ambachtsscholier bij hem niet naar voren, al werd er naar zijn smaak wat al te veel op 'diploma's' gelet. Wel degelijk echter, waarschuwde hij tegen een vorm van industrialisatie waarbij tekort zou worden gedaan aan de totale mens. Sprekend voor de Nederlandse Technische Unie, eveneens in '49, kwam hij op de zogenaamde 'plaveiseljeugd' en op het feit dat uit hun kring weinig geschikte technici voortkwamen. 'Dit komt mede doordat de aanwezige begaafdheidspotenties niet worden geoefend en niet worden opgebouwd. 'Men heeft belangstelling voor niks', zoals een jongen tegen mij zei, 'dan voor lol en voor wat lekker is'. Dit is al heel licht iets dat aanleiding geeft tot morele fouten ( . . . ) Als in Nederland ( . . . ) het proces van de industrialisatie in de toekomst een zelfde invloed zal blijven oefenen op de

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 276

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's