GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 274

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 274

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

de wetenschappelijke onderzoekers in de maatschappij heeft te spelen; over vragen die enige tijd terug ook in een discussie in de ingezonden stukken-rubriek van het Britse dagblad de Times waren gesteld en die onlangs het uitgangspunt vormden voor een college dat prof. dr. M. J. S. Rudwick, sinds kort hoogleraar in de 'geschiedenis en maatschappelijke aspecten van de natuurwetenschappen' aan de VU gaf. Een wetenschapsbeoefenaar schreef, dat de 'wijdverbreide mythe dat wetenschappers kil-objectieve schepselen' zouden zijn, de oorzaak was van de weerstand die gewone mensen voelen tegen wetenschap en wetenschappers. Deze laatsten waren volgens hem net zo zelfzuchtig en subjectief als ieder ander. 'Ze maken geen voortgang door de wereld objectief en sceptisch te onderzoeken, maar doordat ze vastbesloten zijn te bewijzen dat zij gelijk hebben en die andere kerel niet'. De brief eindigde met: 'We zijn ook maar mensen'. Een paar dagen later drukte de Times een brief af die was ondertekend door 'twee gewone mensen'. Wanneer een wetenschapper zegt dat 'hij ook maar een mens is', zo schreven ze, bedoelt hij 'wij zijn net zo slecht en corrupt als iedereen!' De maatschappij had, volgens deze briefschrijvers, beoefenaars van wetenschap nodig die 'bereid zijn de hoogste prioriteit te geven aan bestudering van de vraag, waarom in onze samenleving zoveel uitvindingen worden gebruikt om gewone mensen uit te buiten en te verdrukken in plaats van hen te bevrijden'. De volgende brief kwam van een hoogleraar, die zei dat, in tegenstelling tot andere menselijke activiteiten, de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek niet subjectief zijn, maar absoluut en verifieerbaar waar. Telkens wanneer een wetenschappelijk vraagstuk tot een oplossing wordt gebracht, wordt een duurzame onthulling toegevoegd aan de menselijke kennis. Tenslotte wees een ander erop dat wetenschappelijke theorieën nooit meer dan voorlopig waar zijn: 'Altijd ligt er iets achter de horizon dat nog niet is ontdekt'. 'De wetenschap toont haar menselijk gezicht het best in haar rol van kunstenaar-onderzoeker'.

Zandkasteel Uit de door prof Rudwick weergegeven ingezonden stukken-discussie bleek dat er - op z'n zachtst gezegd - weinig overeenstemming bestond over de rol die de wetenschap in de samenleving had te spelen. Toegespitst op het onderwerp intelligentie - erfelijkheid - ras deed zich hetzelfde 20

verschijnsel voor. Zo zei de Britse psycholoog L. Hudson voor een BBC-microfoon boze dingen tegen zijn vakgenoten. Eerst stelde hij met nadruk vast dat er geen experimentele middelen bestaan, waarmee de invloeden van erfelijkheid en omgeving op de ontwikkeling van intelligentie bij zwarte en blanke kinderen van elkaar kunnen worden onderscheiden. 'En we zullen die middelen ook niet krijgen totdat we zwarte tweelingen bij de geboorte van elkaar kunnen scheiden en van elk paar er één groot brengen in een samenleving die niet opmerkt dat hij zwart is.' Dat zou alleen kunnen gebeuren wanneer men kans zag de huid van zo'n zwart kind te bleken, zijn haar permanent op te strijken en plastische chirurchie toe te passen in zijn gezicht of - andere mogelijkheid - door een samenleving te ontdekken waarin geen rassenvooroordeel bestaat. 'We weten al dat kinderen uit bepaalde sociale lagen op school komen met een grote achterstand; dat bepaalde kinderen op het ogenblik niets valt te leren. Te weten of dat droevige feit is te wijten aan erfelijkheid of niet, is van weinig of geen praktisch belang. Die kennis, als we hem hadden, zou ons niet vertellen hoe de omgeving van die kinderen en hun school zou moeten worden veranderd.' Prof. Hudson trok uit de discussie de les, dat met name de psychologen, voornamelijk uit 'wetenschappelijk snobisme' een hoogst belangrijk terrein braak hadden laten liggen: het bestuderen van de middelen, waarmee kleine kinderen ertoe kunnen worden gebracht hun hersens te gebruiken. Onderzoek naar individuen zal niet kunnen worden losgemaakt van onderzoek naar de sociale en culturele omgeving waarbinnen het leven van die individuen vorm krijgt. Ook achtte hij aan de hand van deze discussie nog eens het gevaar bewezen van onderzoekers die al te zeer binnen hun specialismen zijn opgesloten. Hij constateerde een diepe kloof tussen de biologische en sociaal-wetenschappelijke benaderingswijzen. Wanneer men in de omgeving van een bioloog zou aanstippen dat er een sociologische uitleg zou kunnen worden gegeven van bijvoorbeeld intelligentie-tests, reageert men daarop alsof er chinees wordt gesproken. Wanneer omgekeerd in het bijzijn van sociologen wordt gesproken van het bestaan van chromosomen of genen geldt dat daar min of meer als bewijs dat de spreker die daarop wijst 'een crypto-fascist of een idioot •is', aldus Hudson. De psycholoog had, volgens hem, heilzaam werk kunnen doen de kloof tussen de twee benaderingswijzen te versmallen, maar in plaats daarvan 'zijn we de laatste dertig jaar bezig geweest met het bouwen van theoretische zandkastelen'.

Omgeving Dat was een psycholoog die zijn eigen vakgenoten te lijf ging. Het behoefde geen verbazing te wekken dat men zich in sociologenkring nog argwanender over het vraagstuk zou buigen. Prof. dr. W. F. Wertheim, socioloog aan de universiteit van Amsterdam v/ierp zich (via het blad Wetenschap en Samenleving; in de strijd, die hij twintig jaar eerder vrijwel net zo had gevoerd: 'Het totaalbeeld verschilt niet veel van dat van kort na de wereldoorlog. Ook nu zitten de kampioenen van de aanleg(erfelijkheidjtheorie hoog te paard en pretenderen het monopolie te hebben van een wetenschappelijke benadering van het probleem, in tegenstelling tot de aanhangers van de milieutheorie, die beneveld zouden zijn door de wensdroom dat alle mensen gelijk zijn van aanleg en die door hun ontkenning van de onomstotelijk bewezen biologische ongelijkheid tussen individuen struisvogelpolitiek

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 274

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's