Acta van het Zending-Congres - pagina 59
:
;
43 maatschappelijke toestand op Java geboren worden, en als gevolg daarvan veel willekeur onmogelijk gemaakt en menige hinderpaal voor de uitbreiding des Christendoms op dit eiland uit den weg geruimd worden."
inlanders
reeds,
M. H., om U te doen gevoelen, van de Zending en de Overheid spreken, de laatste in haar staatkunde en wetgeving veel moet herzien, wil zij aan de eerste
Europeanen
wij
Staatsman J. C. Baud in de zitting der Tweede Kamer van 6 December 1851 daaromtrent mededeelde
de gelecjenheid ontnemen om telkens schadeposten op hare rekening te moeten boeken.
„Lang", zoo getuigde een voornaam Javaan, „had hij getwijfeld of de Europeanen, die zich op Java bevinden,
Genoeg waar
dat,
Kunnen wij ons regeeringsstelsel niet gunstig noemen voor de Zending en evangelisatie, de KOLONIALE MAATSCHAPPIJ zelve oéfeut daarop een niet minder noodlottigen invloed uit. Hieromtrent kunnen wij kort zijn, daar de geest, die er in de Europeesche maatschappij
mag worden geacht. aan de eene zijde eene teedere bescherming van het Mohammedanisme aan den dag wordt gelegd, stond daartegenover bij verreweg de meerderheid eene schier ,, volkomen verwaarloozing van den Christelijken godsdienst heerscht, bekend
Terwijl
stond niet beschaafd, niet wetenschappelijk ontwikkeld dien godsdienst anders dan uit de hoogte te bejegenen; men schaamde zich er voor, als voor iets kinderachtigs, waarvan men zelfs niet wilde verdacht worden. Europeesche Zendelingen werden vaak bespot meestal tegengewerkt." Het zij verre van ons, hier als aanklagers der Europeesche maatschappij op te treden, in wier midden wij vele personen leerden kennen, voor welke wij hooge achting koesteren, hetzij wegens hunne uitnemende handelingen, hetzij wegens hunne vorming en talenten. Doch, wij houden ons er van overtuigd, zij zelven zullen allen ons toegeven, dat aan den godsdienst in de Indo-Europeesche maatschappij niet al te veel eere wordt bewezen, godsdienstzin al zeer schaars wordt aangetroffen, en er op het stuk van zedelijkheid en deugd van ons standpunt liet
;
wat te veroordeelen valt. godsdienstig-zedelijke toestand der Europeesche maatschappij op .Java nu, is niet alleen (negatief) niet bevorderlijk voor de aanneming
al heel
De
en
verbreiding
inlanders,
maar
des hij
is
Christendoms onder de er ook (positief) nadeelig
tegen gekant. Die geest, die zich hier in spot en twijfelzucht, daar in ongeloof en godsdienstmiskenning, elders in wereldzin en geldzucht, en, helaas ook wel in onzedelijkheid en ongerechtigheid openbaart, oefent wel zeer bepaald eenen nadeeligen invloed op de gemoederen der !
op
uit,
welken
die
prijs
tegelijk daarin leeren zien,
het
Christendom
belijders geschat en zijne voorschriften
door zijne opgevolgd
worden. Zullen wij feiten noemen? Waartoe zou het dienen ? Liever willen wij u het oordeel vertolken, door een Javaan geveld over de in Indië.
Hoort dan, wat de groote
wel eenigen godsdienst belijden. Die twijfel had pas opgehouden bij zijne komst in Europa. In de huizen der Europeanen, waarin hij op Java had verkeerd, had hij geen sporen van godsdienst ontdekt. Hij had nimmer zien bidden vóór of na den maaltijd. Wanneer hij zijne eigene landgenooten, de Mahomedanen, vergeleek met do Europeanen, die het Christendom belijden, dan was hij, altoos uit een practisch oogpunt, tot een ongunstig resultaat gekomen. Hij had bijv. de geringe klasse der Javanen, de Javaansche landbouwers, met de geringe klasse der Europeanen, de matrozen en soldaten, vergeleken, die alleen door een strenge tucht belet konden worden, zich aan allerlei buitensporigheden over te geven! Die gemeene Javanen, zeide hij, doen, wanneer de priester het teeken geeft, het gebed door den Koran voorgeschreven. Wanneer bidden uwe soldaten en matrozen? bij a!len, laag en hoog vanstand, zag ik dikwijls datgene doen, wat de lioran veroorlooft, maar wat de Bijdel verbiedt. Onder uwe geestelijken heb ik er gekend, die mij achting en eerbied inboezemden; maar ook anderen, die zich weinig schenen te bekommeren om de dure verplichtingen, welke het evangelie aan zijne dienaren oplegt. Het troosten en bijstaan der vele zieken, die in de hospitalen hun leven eindigen, scheen aan velen hunner een onbehagelijke taak."
Ziet daar het oordeel van een Javaan, die, leefde hij in onze dagen, vermoedelijk verdacht
zou zijn geworden inzage te hebben gehad van eene vertaling van den merkwaardigen brief, door den Minister Keuchenius aan de hoogwaardige Synode der Nederlandsche Hervormde
Kerk
gericht.
Maar in ernste, stelde de Javaan, waar hij dus sprak, misschien te hooge eischenV Wie is er, die dit zou durven beweren ? In zijn eenvoud heeft de Javaan den vinger op eene diepe wonde van de Europeesche maatder schappij in N.-Indie gelegd, waardoor Zending een gansch onvruchtbare akker wordt toebereid.
En te midden van die Maatschappij daarenboven nog eene Kerkelijke Inrichting, waarvan gij moeielijk elders een tweede voorbeeld zult weten aan te wijzen. Het is van algemeene bekendheid, dat de Indische kerk in een toestand van schier absolute afhankelykheid verkeert. Georganiseerd door
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's