Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 47
47
KOLONIALE QUAESTIE.
belangrijke maatr-chappelijke quaestie voor Imlië het gevoelen van dezen
Minister
waarin
behoort
omtrent
wij
Er
gegrej)en
opgeheven
regeeringsbeleid
de
inzichten
omtrent
de richting,
En
toch, dusver
sturen.
zal
des Ministers
nog tamelijk
men dan nog meende- iets uit 's Ministers men zich had vergist,
en waar
hebben, bleek telkens, dat
te
waande daarin een beginsel van regeeringsbeleid ontdekt verklaarde
Minister
van
Onder meer wees
Toch
bleek
beginsel
niet
willen
te
de
bij
te
inzichten
men hebben. De zoo
regeeren in tegenovergestelden zin
voorganger, maar toch op enkele punten van
zijn
in het
nog weinig ernstige quaestiëu tusschen hem en de Kamer
zijn
behandeld,
worden
te
koloniaal
het
hij
verkeeren duister.
wanneer een nieuw bewindsman optreedt,
Hij erkent zelf, dat,
?
onzekerheid
alle
hem
af te
\v ijken.
op de afschaffing der slavernij en pantjènsdienst.
hij
de discussie, tot mijn genoegen, dat ook de Minister in
afschaffing
der
wenscht,
slavernij
energie aan dien gruwel een einde wil maken.
en
En
met
kracht en
alle
evenzoo kon gisteren
de heer Jonckbloet zonder tegenspraak van de zijde des Ministers verklaren,
ook
dat
althans
aanzien van de pantjènsdiensten de Minister het beginsel,
ten
van geleidelijke vermindering, niet langer bestreed, en zich ten
homogeen verklaarde met het standpunt door de
dus
principieele
stellers verdedigd.
van
stuk en
niet
beginselen
zijn
te
verdedigde
is
programma voor ons
ik
met bescheidenheid
richten,
theorie
voorbehoudend
om
laat
zijn
ingelicht,
het van te meer belang, dat de
Indië,
duidelijk
en onomwonden
de
ik in den
mij
veroorloof deze vraag tot den
de practische toepassing van de door mij
ik
voorshands bij
eerediensl daarop terag te
wat
gaan,
Avij
standpunt doe blijken.
Terwijl
Minister
het gevoelen des Ministers
omtrent
ten aanzien van een zoo gewichtige quaestie als het
althans
maatschappelijk
voor-
wij derhalve nog op geen enkel ernstig vraag-
weten waarheen
Minister,
van
Waar
terzijde,
afzonderlijke
mij
komen. Thans herhaal
aanvang zeide
:
de
desvereischt
artikelen
voor
vrijheid
onderwijs
ik ten slotte
nog
en
sleclits
dat ik niet inneem het standpunt van den
heer Vader, dat ik niet vraag wat het Regeeringsreglement voorschrijft;
maar dez(;
alleen onderzoek doe naar het beginsel, dat de Minister
nieuw
aan de orde komende quaestie
te
moeten volgen
;
meent
in
eindelijk,
dat tusschen den Minister en mij ^een dialoog behoeft gevoerd te worden
over onbesuisdheid en bezadigdheid, wijl ikzelf niet beter wensch, dan dat de uiterste behoedzaamheid en de grootste omzichtigheid ons Staatsbeleid besture.
een
De
Minister zal even wars zijn van een kruipende, als ik van
hollende beweging,
De vraag
is
slechts:
indien ja, in welke lichting^ op wat weg'/
Zal er l)eweging zijn? en
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
![Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 47](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/eenige-kameradviezen-uit-de-jaren-1874-en-1875/1890/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's