Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 79
79
KOLONIALE QUAESTIE.
hebben gebracht. Ja, ik nam af te kenren, waaraan
hebben
men
de gewelddadigheden
Van Nispen met den Syllabus
nn, die gelijk de heer
zij
om
zelf het initiatief
Maar
zich in Drente had schuldig gemaakt.
belijden
„de meening te koesteren, dat de Ecclesia vis inferendae poleslalem non
neque postestalem
kabel,
—
f/üddeloos''\
hebben
zij
direetam
teviporaleni
om
het recht,
vel indireclam,
zich
zij
op ergerlijke wijs
Of
aan schending vAn conscientievrijheid hebben schuldig gemaakt? schuld onzer vaderen als een droppel, vergeleken
de
niet
ten
die
van hen komt,
laste
genooten
en
begroet,
in
is
aan onze Nederlandsche vaderen
Hervormingstijdvak te verwijten, dat
het
uit
ullam
bij
wie de heer Van Nispen
is
de schuld
zijn
geloofs-
met de tranen en het bloed der natiën hun
die
spoor geteekend hebben in de wereldgeschiedenis?
Vindt nu de heer Van Nispen niet goed, dat ik deswege sprak van een Prolestanlsrli beginsel, laat ons daar niet over twisten: want het mij
om
aan
zijn
Maar
het woord niet te doen.
geestverwanten, of
het
zij
niet toejuichen, dat alle
en
dwang
in
religiezaken hier zoo sterk Avordt afgekeurd, een afkevu'ing die ook
minderheid
als
althans
vaderland
in absoluten, hetzij
hetzij
Of dunkt ook hem
goede komt.
ten
ons
in
er
het
best
niet,
is
hem
ik vraag dan toch aan
hun
we ons we
dat
zullen bevinden, indien
bij
het stelsel van vrijheid van
in relatieven zin,
conscientie naar den strengsten eisch opvatten?
Nu nog
een
Hoorn en aan den
De te
korte
beginnen
uit
de
afgevaardigde
om met
uit
het vriendelijkste
wederom het bewijs
heeft de goedheid gehad,
nog meer van de
moed het
besluit
te leveren,
liberalen dan
conservatieven voor haar wenschen te wachten heeft.
den
toch
—
Hoorn
de Christelijk-historische richting soms
van
den geachten
Minister.
geachte afgevaardigde
—
aan
repliek
Hij
had
van den President der Zuider- en Ooster-
afdeeling van Borneo, en dat door den Minister, thans aan het bewind,
nog beschermd wordt, openlijk af Maar, dan
vraagt
abseniie
van
de
geachte
kennis,
dat
Daarvoor zeg ik
te keuren.
afgevaardigde verder,
is
hem
dank.
het iets anders
de afgevaardigde uit Gouda spreekt van
toenemend fanatisme onder de hadji's? Natuurlijk, Mijnheer de Voorzitter, de gewezen Minister van Koloniën,
thans
afgevaardigde uit Hoorn,
arme,
hier
ik
doe
verraadt, ziet,
dat
licht
in
met ernst
kan door
de schaduw stellen.
—
Mag
ik echter vragen
—
en
of het niet bijna abseniie van ernst zijnerzijds
wanneer de geachte afgevaardigde
dat, sinds het reisgeld voor de
jaarlijks
veelheid van kennis mij,
zijn
hadji's
uit is
Hoorn het
feit voorbij-
afgeschaft, het getal der
op en neer trekkenden van eenige honderden tot eenige duizenden
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's