GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Johannes Maccovius - pagina 228

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes Maccovius - pagina 228

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

216

eene menschelijke zich als mogelijk

ziel

kan

met het lichaam van voorstellen.

allerlei dieren

^)

Ik noemde het stelsel van Plato een Ultra-Realisme, ombij hem per se bestaan, en per se blijven

dat de universalia

bestaan, en alle empirie door

hem

in

de via cognitionis

wordt afgesneden. Het wezen der dingen

en

is alleen

uit-

sluitend in de idee, in het abstracte begrip te zoeken.

Aristoteles is

is

de Realist, zeide

ik. Hij,

de natuurvorscher,

de groote Empiricus. Het probleem van eenheid en veel-

van algemeenheid en bijzonderheid, van het particuliere en catholieke, van het universeele en individueele, hetwelk feitelijk het probleem van Nominalisme en Realisme is, ontgaat ook hem niet, maar het algemeene bestaat niet op zich zelf doch m het bijzondere. Plato heeft alleen oog voor het zijn, Aristoteles rekent ook met het worden. Al

heid,

nu wat

wordt, ontwikkelt zich naar de idee^ verwerkelijkt

Vandaar dat de via cognitionis niet is herinnering zooals bij Plato, maar ook empirie door zinnelijke waarneming, krachtens zijn beginsel: universalia in re. Scholten, dien wij, op dit punt zeer gevoegelijk kunnen volgen, zegt: „bij Aristoteles is het wezen of de ov^ia, van zich naar het begrip.

is het algemeene Zijn, waartoe de wetenschap, die van het bijzondere aanvangt, moet opklimmen, geene eenheid naast de veelheid, maar het ééne, zooals het in het vele zich openbaart en werk-

ieder ding het enkele ding zelf en

zaam

is."

^)

nam

Augustinus

een „tusschenstandpunt"

in. Hij

onder-

scheidde in het object van kennis tusschen intelligibilia en sensibilia. De intelligibilia worden krachtens de ideae innatae a priori begrepen, de sensibilia worden door de empirie a posteriori gekend ^).

Eerst in de Scholastiek der Middeleeuwen

bleem tot af tot

zijn volle recht.

Occam

toe,

De Nominalisten van Roscelinus

Scholten, De Geschiedenis der Godsdienst en

^)

Scholten,

')

Augustinus, Opera Omnice, XI,

c, p. 98

dit pro-

loochenen de realiteit der universalia.

')

1.

komt

— 107. p.

211, 212.

Wijsbegeerte, p.

86—

98.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899

Abraham Kuyper Collection | 431 Pagina's

Johannes Maccovius - pagina 228

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899

Abraham Kuyper Collection | 431 Pagina's