Van de kennisse Gods - pagina 118

DE NATUURLIJKE GODSKENNISSE.

Il6

V.

AVERECHTSCHE ONTWIKKELING. II.

Pantheïsme. Want en

in

Hem

zijn

wij

poëten

;

leven wij, en gelijk

ons,

Want wij zijn Hand. 17 28.

gezegd hebben:

van Zijn

geslacht.

:

Waar het Deïsme, eenzijdig de waarheid God in den hemel woont en de mensch op de de afstand oneindig groot

bewegen

ook eenigen van uwe

drijvend dat aarde, en dat

die den majestueusen

Schepper een averechtsche ontwikkeling in zijn verkregen Godskennisse komt, en in zijne consequentiën tot een versteend rationalistisch moralisme

van het

nietig schepsel

is,

scheidt,

tot

daar geraakt het Pantheïsme anderzijds op niet minder gevaarlijken doolweg. Het Deïsme heeft slechts oog voor Gods Transcendentie, welke het buitendien nog verkeerd begrijpt en onzuiver uitwerkt het Pantheïsme kent alleen eene Immanentie Gods. Doch het heeft eveneens, op zijn beurt, eene op zich zelve volkomen ware gedachte, dat het vervalt,

;

leven

Gods

zich openbaart in de Schepping, eenzijdig opgevat,

losgemaakt

haar verband, scheef getrokken in hare ont-

uit

wikkeling, en ontheiligd in hare toepassing.

De

Deïst

denkt zich een

heelal

tronend,

maar vindt

Zijner

handen

hij

;

leeft

Opperwezen, ver boven het nergens in eenig werk

Hem

op een aarde

zonder God. De

Pantheïst daarentegen, zelve bezield levende, niet nuchter,

maar gemoedelijk aangelegd een

warm

oneindige

hart gade verte,

in elk geluid

;

hij

is

zijnde, slaat niet

de Schepping met

voldaan met een

maar vindt God

overal en in

den klank van Zijn stem, voelt

God

in

de

alles,

hoort

in iedere

bewe-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen