GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EEN CALOTYPIE UIT 1846 VAN ABRAHAM CAPADOSE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN CALOTYPIE UIT 1846 VAN ABRAHAM CAPADOSE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 18 april van het vorig jaar werd door het Utrechtse Catharijneconvent op de Amsterdamse veiling Sotheby Mak van Waay een calotypie aangekocht met het portret van de Haagse predikant en Reveil-voorman Abraham Capadose 1 . De veilingmeester sprak zijn naam op z'n Engels uit, misleid door de identiteit van de fotografen. David Octavius Hill (1802-1870) en Robert Adamson (1823-1848) waren pioniers op het gebied van de portretfotografie en werkzaam in het Schotse Edinburgh. Hoe kregen deze nu Capadose (toch geenszins een liefhebber van spectaculaire nieuwe vindingen) voor hun lens? Stelt de calotypie hem eigenlijk wel voor?

Op de zaterdagse achterpagina van het NRC kon men op 23 juli 1983 een artikel over Capadose aantreffen met de titel 'Gestadig lijdend en kwijnend'. De schrijver, Boudewijn Büch, vertelt hierin hoe hij, geïntrigeerd door de figuur van Capadose zich opsluit in het Amsterdamse Reveil-archief om vervolgens diens duizenden brieven en tientallen brochures 'aan zich voorbij te laten trekken' (dat zal wel iets anders betekenen dan 'lezen'). Wat in Büch achterblijft is 'het beeld van een zeldzaam onsympathieke gek'. 'Op de kijkdag van Sotheby Mak van Waay' (vervolgt Büch) 'zag ik voor het eerst een foto van hem. Een verbitterde kop. In geleerde Reveil-kringen wordt er echter zeer aan getwijfeld of de ter veiling aangeboden foto wel Capadose toont'. Ongetwijfeld zijn er binnen die 'geleerde Reveil-kringen' trouwe lezers van juist dit tijdschrift. Is hun twijfel terecht? Ik dacht het niet.

De identificatie als Abraham Capadose stoelt in eerste instantie op een recente catalogus van het werk van Hill en Adamson, uitgegeven door de Scottish National Portrait Gallery te Edinburgh 2 .

Daarin staat van hem nog een andere opname die ook is opgenomen in de monografie van Schwarz over het werk van David Octavius Hill 3 . De entourage komt zo overeen dat deze beide

foto's tijdens dezelfde sessie moeten zijn ontstaan. Misschien is er zelfs nog een derde type geweest waarop Capadose stoutmoedig in de lens keek. Van die foto zou de Leidse lithograaf J.P. Berghaus in 1851 gebruik kunnen hebben gemaakt bij het vervaardigen van een portretlitho waarvan het Leids Prentenkabinet een afdruk bezit. Dit portret toont Capadose, vijf jaar na dato - de calotypieën zijn immers, zoals nog zal blijken, zeker van 1846 - nogal geflatteerd: de forse inhammen aan de slapen bijvoorbeeld, lijken tussen 1846 en 1851 weer dichtgegroeid. Toch zijn er allerlei details (met name het verloop van de plooien van het jasje) die erop wijzen dat Berghaus toch wel een der calotypieën van Hill en Adamson zal hebben gebruikt. Onder portretgraveurs was het werken van foto's in 1850 al vrij gebruikelijk al liet men dat naar buiten natuurlijk niet graag blijken.

Waarom en wanneer was Capadose in Edinburgh? Dankzij Kalmijns proefschrift 4 is dat vrij nauwkeurig bekend. Zijn verblijf aldaar speelde zich af in de tweede helft van mei 1846. Capadose was er op uitnodiging van de drie jaar ervoor gestichte Vrije Schotse Kerk en woonde er de plechtige eerste-steenlegging voor het Knox-monument bij. Hij was er zelfs als belangrijk buitenlands eregast en hield in de General Assembly in de Mill-Hall een speciaal in het Engels vertaalde rede. Die duurde maar liefst twee uur en werd door de 4 a 5.000 aanwezigen herhaaldelijk door bijvalsbetuigingen onderbroken. Niet zozeer bij wijze van speciale attentie, typisch voor Edinburgh, hebben Capadose's gastheren hem meegetroond naar de plaatselijke beroemdheden Adamson en Hill.

Zij wilden waarschijnlijk vooral de trekken van hun belangrijke buitenlandse gast doen vastleggen. Met deze fotografen had de Vrije Schotse Kerk vanaf haar oprichting namelijk een heel speciale band.

In Edinburgh had de natuurkundige Sir David Brewster zich al in de dertiger jaren, voor de officiële geboorte van de fotografie, bezig gehouden met verschijnselen rond optiek en licht. Hij stimuleerde ook anderen bij dergelijk onderzoek, William Henry Fox Talbot bijvoorbeeld, die rond 1840 de calotypie, het vroegste negatief /positiefprocédé, uitvond. Het was ook Brewster die, zomer 1843, het contact legde tussen de schilder Hill en de fotograaf Adamson. Hill nu stond juist voor de opdracht maar liefst 400 goed gelijkende portretten te moeten vervaardigen ten behoe-

ve van een groot schilderij 'The Disruption of the Church of Scotland'. Dat leek op de traditionele manier met getekende schetsen binnen de beschikbare tijd onmogelijk en zo ging Hill samen met Adamson maar alvast de leden van de zojuist opgerichte Vrije Schotse Kerk, die daarop zouden moeten worden afgebeeld, fotograferen. Zij raakten daarbij echter zo gefascineerd door dit soort werk dat Edinburgh binnen korte tijd het centrum bij uitstek voor portretfotografie als zelfstandige kunstvorm werd. Tot 1848 (het jaar van Adamson's dood) vervaardigden zij samen zo'n 2.000 foto's, vooral portretten. Zij bleven daarbij trouw aan de calotypie, een type foto dat gekenmerkt wordt door grote vlakken en weinig details. Het picturale effect ervan moet juist de schilder Hill bijzonder hebben aangesproken. Hill maakte pas in 1867 het schilderij van de Schotse 'Afscheiding' af. Hij voegde daarop mensen toe die in 1843 in het geheel niet aanwezig waren geweest, zo ook Abraham Capadose. We treffen hem in de rechterbovenhoek aan, leunend op zijn 'Biblia Sacra in Ling. Orig. Cum Vers. Lat. Interlin'.

Een calotypie is bijzonder gevoelig voor licht; men kan hem eigenlijk niet langdurig aan zon-of zelfs maar kunstlicht blootstellen. De originele calotypie van Abraham Capadose welke het Catharijneconvent aankocht zal dan ook niet te zien zijn op de tentoonstelling over de Gereformeerden die tussen 13 oktober 1984 en 17 februari 1985 in het Catharijneconvent te zien is. In plaats daarvan zal echter een nauwkeurige replica, die het licht beter kan velen, uitgevoerd in de oorspronkelijke calotypie-techniek worden getoond. Het blijft een merkwaardig fenomeen dat de felste bestrijder van de koepokinenting tevens een van de eerste Nederlanders is geweest die zich heeft laten fotograferen.


1. Catalogus 366, Oude en Eigentijdse foto's 18 april 1984, no. 8 (afgebeeld op pag. 7 en op de omslag); 20, 1 x 14, 7 cm, geïnventariseerd binnen het Catharijneconvent onder inv. no. St. CC varia 26.

2. Hill and Adamson, Edinburgh 1981, pag. 49.

3. Heinrich Schwarz, David Octavius Hill, der Meister der Photographie, Leipzig 1931, pag. 57, no. 43.

4. David Kalmijn, Abraham Capadose, 's-Gravenhage 1953.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1984

DNK | 43 Pagina's

EEN CALOTYPIE UIT 1846 VAN ABRAHAM CAPADOSE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1984

DNK | 43 Pagina's