„Ik ben de Alpha en de Omega!”
Ik ben de Alpha en de O-mega, het begin en het einde, zegt de Heere, die is en die was en die komen zal, de Almachtige. Openb. I : 8.
Als met den ommegang des jaars de bange gedachte van het snel verloop der dagen u in het hart grijpt, slaat ge onwillekeurig den blik onrustig achterwaarts, naar het verleden, waaruit ge komt; en even vanzelf den bezorgden blik voorwaarts, naar het onbekend verschiet waar ge heen - vvandelt.
En als ge nu een kind van God zijt, dan kunt ge nooit zóó ver en diep achter u staren, of altoos is het laatste waarop ge stuit de Christus, noch ooit zoover voor u uit gluren, of het uiterste waartoe uw blik reikt, toont u altoos weer den Christus.
Of liever nog, zoo ver kunt ge nimmer voor u uit noch achter u om turen, of uit die diepte achter u en dat geheimzinnige onbekende voor u, klinkt u altoos het geroep van eenzelfde, heilige stem in de ooren, die u, al naar uw ziel staat, troost of verschrikt met zijn machtig betuigen: sAchter u ben ik en voor u uit wacht ik u op. Ik ben de Alpha en de O-mega, de eerste en de laatste, het begin en het einde!", en die stem is het roepen van Christus uw Heer.
Dus niet, uw Heiland voor het Kerstfeest, en op Oudejaar alleen de Voorzienigheid Gods of den Vader die in de hemelen is, maar én op Kerstdag én op Oudejaar, altoos en onveranderlijk een »Eere zij God in de hoogste hemelen", maar eere voor den Vader noch bij de Kribbe noch bij het tijdkringwisselen, ooit anders dan door dien Eenigen, dien Hij u zond. Eenheid dus in uw belijden.
Als kind van God en Christen op uw Oudejaarsavond geen ander persoon dan bij den Engelenzang.
En niet enkel wanneer de menigte des hemelschen heirlegers aan Efrata's horizont golft, maar evenzoo als de golfslag van den stroom des tijds weer snel bij uw Oudejaar jaagt, is de stem en is het geroep dat ons zoo plechtig uit de verte tegenklinkt altoos hetzelfde, altoos het eenige, altoos dat heerlijke: »Ik ben het, de Christus, uw Heiland en uw Heer!”
Alpha” is de naam van de eerste letter in het Grieksch, en »O-mega" is de naam van de laatste letter, die het Grieksche alphabet telt. De »Alpha en de O-mega" is dus ongeveer, alsof wij zeiden: »Ik ben de A en de Z." Vandaar dat er ter verklaring op volgt: i'de eerste en de laatste", »het begin en het einde". Toch klinkt het in het oorspronkelijk e schooner. Van A tot O gelijk het daar heet, duidt het begin en het eind door een vollen klinker aan. Het begint met de A die de eerste toon en klank is, die de keel vanzelf voortbrengt en waarmee het kind zijn geluid doet hooren. En het eindigt met de volle, rijke O, den volsten klank der bewondering en der verrukking.
Die klanken nu, die stemgeluiden, v/aarmeê wij de letters uitspreken, zijn bewegingen, die ons bewustzijn meedeelt aan onze spraakorganen. In die letters zitten alle woorden in. In die woorden al onze gedachten. In die gedachten al ons bewustzijn. En in dat bewustzijn heel de schrikkelijlie wereld van onze zonde en onzen ontzettenden jammer, maar ook heel de wereld van onzen jubel en van ons heil.
Ook op den Oudejaarsavond, zoodra uw gedachten zich gaan vermenigvuldigen, en als altoos nieuwe wolkkopjes opdoemen aan uw gezichteinder, kan er geen droeve en kan er geen blijde herinnering opkomen, noch ook zorge of hope door uw ziel trekken, of het ligt alles in uw gedachten, en die gedachten in woorden, en al die woorden ze liggen tusschen de Alpha en de O-mega in.
Ik ben de Alpha en de O-mega is alzoo een aangrijpende zinrijke zegswijs, om aan te duiden, dat heel onze gedachtenwereld, heel ons bewustzijn en alle weten omtrent ons zelf van den aanbeginne in den Christus ligt en tot in de voleinding in hem zal liggen. Dat het is : Christus achter ons en Christus voor ons, en buiten den Christus nooit! o. Kostelijk, verkwikkelijk, zegt uw ziel daarop, altoos bij dien trouwen, dien ontfermenden Heer.
En dat is ook zoo, maar bedenk wel, dat het niet enkel voor Gods lieve kinderen, maar voor een ieder mensch, en ook voor den diepst gezonkene, altoos is en zijn zal: Christus voor u, Christus achter u, en buiten Christus nooit! Christus, die eeuwige Zoon des Vaders, is niet een Zonne, om alleen te koesteren wie zich in zijn glans verheugt, en wie hem voorbij gaat ongedeerd te laten. Neen, neen, die Christus legt op een ieder de hand, en wie niet door hem wil gekoesterd worden, dien verzengt hij, of ook door zich terug te trekken laat hij zulk een verstijven tot ijs.
Hij richt u op, zoo ge in hem gelooft, maar ook zoo hij u niet opricht, werpt hij u omver. Hij is een steen ten val en ter opstanding gesteld. Een reuke ten leven of een reuke des doods. En ook nu, nu dit jaar weer omgleed, rekent dat jaar voor ons al naar gelang wij met den Christus gerekend hebben.
Al de liefde des Vaders is om den Zoon en voor den Zoon; en naar die liefde des Zoons rekent Hij een iegelijks lot en leven.
En daarom dring in uw conscientie, dring in het binnenste uwer ziele in, en geef urekenschap, o, menschenkind, wat gij ook dit jaar weer voor den Christus en wat de Christus voor u is geweest.
Hij riep, — hebt ^j? 'geluisterd? Hij opende de fontein tegen de ongerechtigheid, — is uw ongerechtigheid van u geworpen? Hij riep zijn schapen, dat ze met hem in den stal zouden ingaan, — hebt gij die stem gekend, en vondt ge weide achter hem?
Christus de Alpha! o, Er overkwam u ook dit jaar geen enkele vreugd en geen enkele genade, of als ge de bron naspeurdet, waar uit die verkwikking u toevloeide, was het altoos weer uit hem. Bij hem de aanvang. Door uw Jezus verworven. Om Christus' wil u toegekend. Dat hij voor u gebeden had. Dat hij met u had gebeden. Dat hij op^ het gebed tot uw ziele was gekomen. En dat uw trouwe Vader in de hemelen altoos weer om zijns lieven Zoons wille u met ontferming zoo begenadigd had.
Hij de Alpha!, want als ge teruggaat in uw verleden, en denkt hoe ge buiten hem leeft en tegen hem ingingt, tot hij eindelijk u staande hield en u omzette, dan lag verre achter die omzetting reeds uw Doop, en ver achter uw Doop het Kruis, en achter dat Kruis de Kribbe, en achter die Kribbe het roepen: Zie, ik kom om uwen wil te doen. Het Lam dragende ook uw zonde.
Nooit is hij weg, ook al ziet hem ons oog niet meer.
Nooit houdt hij op ons Een en ons Alles te zijn, al vloekt ons vleesch en ons opstandig hart ook tegen hem in.
Hij droeg ons in zich, toen hij voor ons het kruis beklom. Hij droeg ons in de lenden zijner ontferming toen hij opstond uit de dooden. Hij nam ons met zich op toen hij opvoer ten hemel. En al de verborgenheid van uw onwankelbaar geloof is juist, dat ge nu reeds daarboven in hem gezet zijt, en uw leven in de hemelen in hem reeds hebt.
Zoo heerlijk is hij de Alpha, de bron uit wie het vloeit, de kiem waaruit het opschiet, de wortel waarop het tiert; maar even heerlijk zal hij, die zelfde trouwe Heiland, u ook de O-mega blijken. Uw einde, gelijk hij uw begin was. In uwe laatste blinkend, gelijk hij m uw eerste zijn glorie had.
Want al dien weg dien gij nog langs moet, is hij voor u, u vooruit en in uw plaats gegaan. Overal, van schrede tot schrede heeft hij duidelijk zijn voetstap ingedrukt, opdat gij niet zoudt hoeven te dolen. Op elk plekje, en bij eiken mijlpaal en bij elk station, liet hij achter en bestelde hij wat uw ziel juist op dat plekje behoeven zou. En het geheel van dien weg bewaakt zijn oog en bewaakt zijn trouwe. En aan het einde van dien. weg, bij de poorte die in het Vaderhuis inleidt, daar wacht hij, die altoos even teedere, even trouwe, even rijke Heiland u op.
Moet het nog gaan door waterstroom en zee, ik uw Heiland, zoo spreekt hij, zal bij u zijn. Gaat ge door vuur en door gloed, ik uw Heiland zal u verzeilen. Mijn hand zal op u zijn, en mijn oog zal u behoeden.
Richten zich vele vurige pijlen op u, door Satan zelf of door zijn trawanten op u gericht, hij zal die voor u opvangen op het schild zijner goddelijke ontfermingen en de vurige pijlspitsen blusschen.
Bereiden ze instrumenten tegen u, om u te kwellen en te tergen en uw geloof te ontzenuwen, geen dier instrumenten zal, omdat hij de O-mega is, gelukken, en uw geloof zal ook ongezien, en al merkt ge het zelf niet, toch blijven voortleven, omdat zijn hand u houdt.
En komt het eens aan den eindpaal van dit aardsche aanzijn en van de pelgrimsreis toe, dat nu ook gij de Jordaan door en over moet, om in te gaan in de eeuwige gewesten, dan nog, ja, dan bovenal, zal diezelfde trouwe, barmhartige Immanuël uw O-mega zijn. Ig^et: o, Mijn Jezus, mijn Heiland! o, Christus red mij !" uw laatste bede, waarmee ge hier instemt ; maar ook: »Mijn Heer en mijn God !" de eerste kreet der blijde verrukking, waarmee ge straks, aan de overzij der graven, uw heerlijken Koning tegenjubelt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 2 januari 1887
De Heraut | 4 Pagina's