GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„En eenerlei weg.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En eenerlei weg.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Ik zal hun eenerlei hart en eenerlei weg geven, om Mij te vreezen al de dagen hun ten goede mitsgaders .hunnen kinderen na hen. Jeremia 32 : 36,

Gods kinderen geven zich zoo licht en zoo gaani over aan een lieflijk droombeeld, o, Als allen die den Heere Jezus liefhebben in onverderfelijkheid nu ook eens één van hart en één van zin waren, hoe onbeschrijflijk rijk zou alle vrede en hoe onberekenbaar machtig de invloed van Gods heilig Evangelie zijn!

En dan vraagt men zich af, waarom dat toch niet kan, en waardoor dat goddelijk ideaal dan toch verre van ons wordt gehouden!

En men hoort Jezus bidden: »Ö, Vader., dat zo allen één zijn mogen, " en ook de apostel Paulus smeéken: ^Vat ze toch eensgezind zijn mochten, dezelfde liefde hebbende, en van één gevoelen, ^'' en sterker nog den heiligen apostel Johannes betuigen: ^Dat wie zijn broeder niet liefheeft dien hij gezien heeft, God niet KAN liefhebben, dien hij niet gezien heeft, ''' en dan houdt men aan en vraagt, waarom het dan toch zoo heel anders is?

En dan maakt men zich op, om het anders en beter te maken, en, aanvankelijk daar eenigszins in slagende, waant men het gewonnen te hebben; en als het na verloop van eenigen tijd dan toch weer verkeerd gaat, dan zoekt men daar een oorzaak van, en dan doopt men er één tot zondebok. En die is dan de beroerder ! En die heeft het gedaan! En als die maar anders wilde, er zou geen beroering meer in Israël en geen onvrede meer onder Gods kinderen zijn.

En dan gaat men, om die verstoring der liefde weg te doen, zelf ook de handen uitsteken om te verstoren wat er aan liefde dan nog was. En dan merkt men wel, dat men ditmaal tegen de liefde handelt; maar men doet het immers om straks te vaster de liefde te vestigen.

En zoo wroet men in eigen ingewand, en het stofgoud der goddelijke liefde blaast men al meer van eigen en anderer vleugelen af.

En waar dat dan aan schort?

Of het dan niet zoo is, dat al Gods kinderen saam één van hart en één van ziel mcesten zijn, en of broederhaat dan niet de zondigste haat is?

o, Gewisselijk!

Alleen maar: vergis u niet!

Gij zoudt tevreden, en uw ideaal zou bereikt zijn, zoo ge in idyllischen vrede verkeeren kondt met wat gij noemt »de Christenen." D. w. z. met die allen die in dit goede land uit den ouden stam en uit den Reveil de hope des eeuwigen levens verwierven.

Maar zijn dat dan al Gods kinderen? Is dat dan heel zijn Huisgezin? Heeft de Heere de zijnen dan ook niet onder andere kerken? En is uw ideaal dan niet eigenmachtig gekozen, als ge de grens wilkeurig trekt, en met zekeren kring van broeders en zusters zaliglijk genieten, maar om de anderen u niet bekommeren woudt?

»o, Vader dat ze allen één zijn mogen!" Zijt gij en uw »lieve Christenen" dat alleen, of zijn dit dan niet al 's Heeren geroepenen, en moet de liefde niet naar allen uitgaan?

Meer nog: Kent gij ook soms den verborgen mensch des harten? Moogt, kunt gij uitmaken: Die is een kind van God, en die andere is niet van het Goddelijk Huisgezin? En als gij dan »liefde" wilt en »liefde" najaagt onder hen, die op u den indruk maken van des Heeren aangeschrevenen te zijn, loopt ge dan geen ontzettend gevaar, om een liefde te bedoelen, die er omvat die niet des Heeren zijn, al zaagt gij ze er voor aan, en die niet omvat wie wel des Heeren zijn, omdat gij, met uw kortzichtig oog het er niet in gezien hadt.

> > Opdat ze één zijn mogen, allen tot één, " sluit dat daii ook niet de verborgen zielen in, en de nog niet ontlokene, maar die toch in den geest gezaaid zijn?

En voelt ge dan niet, dat dit himkeren naar een aaneensluiting in Uefde van allen die dusgenaamd voor Christenen doorgaan, een veel te mat, veel te flauw, een onschriftuurlijk, en wat de Heere naar luid van Johannes 17 bad, niet door Hem bedoeld ideaal is.

Erger nog.

Waar zoekt gij de oorzaak van die bittere, schreiende ellende, dat de belijders des Heeren zoo ellendiglijk droef verdeeld liggen?

Ge meent, dit ligt aan de jammerlijke gewoonte van velen, om over allerlei spitsvondigheden te vallen, en alles zou gered zijn, zoo ze maar deden als gij, en zich san het «eenvoudig Evangelie" hielden! Gij acht, dat de schuld aan veler] kerkelijk drijven ligt! Och, dat ze die kerk maar prijs gaven! Immers rekent toch die kerk voor den hemel niet meê!

Of ook, gij oordeelt dat anderer twistzieke aard en hoogheid van hart de schuld draagt. o, Waren ze maar als gij zoo toegevend en nederig!

Maar kan dit uw oordeel nu bestaan ? Een oordeel iraarbij ge, vlak tegen de Schrift in, over allen klaagt, maar vergeet uw eigen zonde. Allerlei in anderen aanklaagt, maar de aanklacht van uzelven voorbijgaat.

o, Die ondiepheid en die oppervlakkigheid, die wel op zondige verschijnselen merkt, maar nooit de diepte van den stroom der zonde zelve peilt!

Want dcedt ge dat, ge zoudt het zoo heel anders vinden, en ge zoudt merken, dat de sneeuw die van de wolken neervlokt wel hemelsch blank en schitterend als kristal is, maar dat ze op uw bemorst voetpad neergedaald, ijlings iets van haar blankheid inboet en straks bemorst is als uw pad.

En zou het nu ook zoo niet met Gods heilige waarheid en met de krachten der toekomenden eeuw zijn?

Ook die dalen zoo hemelsch blank en rein van boven. Maar op wat paden strijken ze neer?

Immers in menschenharten ?

En wat vinden ze daar? Waar ligt in eenig menschenhart een pad of weg die niet bezoedeld is ? En hoe kan het dan anders, of in zulk een menschenwereld neerdalend, moet de waarheid wel verontreinigd en de blanke sneeuw van Gods heerlijkheden wel bezoedeld worden ? En als dan haar reinheid weg is, dan moet wel de een dit, en de ander dat voor het echte blank des liemels doen gelden, en, helaas, juist om het heilig karakter van het heilige, ontbrandt de twist dan zoo heftig en is de liefde gebluscht!

Dat is schriklijk!

Maar toch, het zou nóg schrikkelijker zijn als het anders . ware. Als ge het aan kondt zien dat het Heilige Gods gevaar leed en bedreigd wierd, en ge trokt het u niet aan. Dat ge zeidet: «Lieve broeders, dit alles schijnt mij wel tegen de eere mijns Gods in te gaan, maar omdat ik u zoo liefheb, zwijg ik er liefst over!”

Zou dit niet zijn: «Vader of moeder liefhebben boven Mij!" en dus zonde ? Zou dit niet een koudheid en koelheid verraden, die verontrusten ? Zou ze voor God bestaan kunnen zulk een oppervlakkige broederliefde, maar die de liefde voor den Heere en zijn heerlijkheden vergat?

En daarom als ge den Heere bidden hoort: »Vader, dat ze één zijn mogen!", zie dan in, dat dit bidden daarom juist zoo noodig was en is, omdat Hij gekomen was, niet om den vrede op aarde te brengen maar het zwaard. Voel en doorzie en tast, dat juist dit gedurig vermaan reeds in de eerste dagen der Christelijke kerk, om toch één te zijn, om toch hetzelfde te bedoelen, om toch - elkander lief te hebben, juist voortsproot uit de zekere wetenschap, hoe zoo heilig hemelsch goed niet op aarde in onze menschenharten kati neerdalen, zonder gedurig allerlei oorzaak op te leveren van geschil en van strijd!

En als dan weer de droefheid uw ziel overstelpt, dat 's Heeren volk derwijs uitéén is geslagen, dan zult ge uw krukken van vroeger wegwerpen, en niet meer weelderig weenen en weekelijk weeklagen, noch de schuld op anderen werpen ; maar ge zult uzelven op de borst slaan, en betuigen: »Dat is die doodelijke zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, en die zelfs Gods kostelijkste gave bederft.”

En dan zal uw stand bij deze droefenisse een geheel andere worden.

Ge zult dan Jezus' zielsinnig gebed: »o. Vader, dat ze één zijn mogen!" niet langer misbruiken als een stok om den broeder meê te slaan, maar ge zult gaan inzien, dat er bij onze schrikkelijke zonde geen ander heul en geen andere hope overblijft, dan op de Voorspraak die we bij den Vader hebben, en dat Hij nog altoos leeft om voor ons te bidden, en dat, hoe sterker de zonde ons uiteenscheurt, te sterker en te machtiger zijn roepen wordt: »o. Vader, maak ze één!”

Ge zult dan het apostolisch vermaan niet als pijl op den boog leggen, om wie niet met u gaat de ziel te doorschieten, maar als getuigen uws' Gods zult ge dat vermaan met dringende teederheid allereerst tot uw eigen ziel brengen, en het dan brengen tot de conscientie van wie afgleed.

Of om het korter te zeggen, ge zult afleggen de hooge inbeelding, alsof gij geroepen waart en machtig, om den vrede te doen weerkeeren en de liefde te doen opgloren, en alsof gij deswege recht hadt, om, als de liefdevolle rechter te gaan zitten, die eens alle liefdeloozen oordeelen zult.

Want dat dit u niet toekomt.

Dat ge daar zelf te liefdeloos voor zijt. Dat ge daar zelf te zondig, te zwak, te zeer mensch voor zijt.

En dat uw roeping alleen maar is in te zien, dat juist 7iiet gij, maar alleen de Heere HEERE machtig is, om in alle broederen saim één hart en één weg te geven.

Let wel, niet enkel het ééne hart.

Want ook al zijn we één van hart, dan loopen we nog uiteen en kiest nog een iegelijk zijn eigen paden.

Neen, maar bij het ééne hart moet die trouwe Verbondsgod ons ook nog dien éénen weg schenken, dat niet gij uw weg kiest en niet uw broeder zijn weg, maar beider weg door den Heere gebaand wordt.

En dan, als ge zoo één weg van Hem hebt ontvangen, dan wandelt ge lieflijk saS, m, en al uw lof is voor Hem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1887

De Heraut | 4 Pagina's

„En eenerlei weg.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1887

De Heraut | 4 Pagina's