GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hoe zuiverder de dienst van den waren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe zuiverder de dienst van den waren

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe zuiverder de dienst van den waren God optrad, hoe meer deze godsvrucht steeds en in alle landen de rijkeren der wereld afstiet, en daarentegen door de armeren en de kleinen naar de wereld welkom wierd geheeten.

Reeds heel de Psalmodie en Profetie door klinkt u dit getuigenis tegen, gelijk we dit later eens opzettelijk zullen aantoonen.

Toen Jezus optrad, koos hij zijn apostelen uit de kleine burgerij, goot hij al zijn toorn tegen de zonde der rijken uit, en moest hij ondervinden hoe de aanzienlijke stand zich van hem afwendde; de aanzienlijken zoowel door macht van geld als door macht van kennis; is het de arme Lazarus, dien hij zalig prijst en de rijke jongeling, dien hij bedroefd heen ziet gaan. „Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt ze den kinderkens geopenbaard!"

En na hem roepen zijn apostelen: „Niet vele edelen, niet vele rijken, maar het geringe der wereld, en hetgeen niets is, heeft God uitverkoren!" Wie den man met den gouden ring bevoorrechten wilde ontvangt een apostoUsch oordeel. En Jacobus ontziet zich zelfs niet uit te roepen: „Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uwe rijkdommen en huilt over uwe ellendigheden, die over u komen zullen."

Toen daarop het Christendom de wereld inging, recruteerde het zich voor 9, 10 uit den minderen stand, en eerst als de vervolging ophield, kwamen er de rijken in groote getale bij, om meestal, zoodra de vervolgers weer het hoofd opstaken, weer van den Heere af te vallen.

Eerst toen na 315 met Constantijn de staatsmacht haar huwelijk met de kerk sloot, zijn de aanzienlijken in massa bij de kerk gekomen; maar juist sedert dien tijd is de kerk dan ook bedorven en achteruitgegaan; de eeredienst in weelde en zinnelijken prikkel ontgeestelijkt; privilege en overmacht ingelsopen; en de korenmaat over het Evangelie gezet.

Wie daar tegen opkwamen, b. v. in de dagen der Waldenzen, waren weer meest de eenvoudigen en stillen uit den lande; niet de meer aanzienlijken.

En als in de dagen der Hervorming de kerkmacht er weer afgaat, dan ontmoet ge Luther, die om een stuk brood bedelt, en achter hem een gansch groote menigte, die haar brood eet in het zweet des aanschijns, terwijl de meer aanzienlijken óf als Erasmus in een hoek staan te pruilen, óf eerst de kat eens uit den boom kijken, tot het gevaar voorbij is.

En toen nu bij deze Reformatie nog weer graden van mindere of meerdere zuiverheid voorkwamen, zag men allerwegen de aanzienlijke standen meer voor den Lutherschen en Episcopalen vorm kiezen, terwijl de zuiverder Reformatie der Calvinisten hoofdzakelijk bijval vond bij »de kleyne luyden."

Zelfs zag men in Engeland, hoe schier heel de hoogere klasse bij de Anglicaansche kerk bleef, terwijl de kleine burgerij de zuiverder wegen koos.

En zoo is ook ten onzent het Gereformeerde Calvinistische volk bijna altoos onderde kleine burgerij en den handwerksstand te zoeken geweest, terwijl de rijken altoos te vinden waren onder de Mennonieten, de Lutheranen en de openlijke of verkapte Arminianen.

Zoo ging het alle eeuwen door, en zoo ging het ook in deze eeuw.

De „gescheiden" broeders, de „Ledeboerianen", de „Dijkianen", de „Backeria; ien", en zoo ook nu weer de Doleerenden, vindt ge zeker voor 9/10 onder de kleine lieden, terwijl bijna al wat aanzienlijk en groot en geleerd is, partij tegen de Calvinisten kiest en op alle manier hen dwarsboomt.

Waarmee natuurlijk niet gezegd is, dat er niet alle eeuwen door ook rijken en aanzienlijken bij Gods volk geweest zijn, en er nog bij worden gevonden, maar wel, dat deze niet de regel zijn. Nog op verre na geen tiende percent op de massa.

En dit is natuurlijk!

De rijkere heeft zooveel meer te overwinnen om zeer klein voor God te worden, en als nietige doemeling en verlorene voor zijn majesteit neer te vallen.'

Rijk in goud of verstand, kan men zich niet inbeelden, dat men ook niet eenig bezit van wilskracht en deugd zou hebben. En zoo neigen de rijken vanzelf naar den Pelagiaanschen kant toe.

Voor de armen het absolute, voor hen het relatieve Evangelie!

En daarom ook de scheiding tusschen wereld-en Godsrijk nemen ze niet zoo volstrekt.

Er ligt dus niets vreemds in, dat de Do­ leerenden meest lieden van den minderen stand zijn.

Veeleer is dit hun adelbrief.

Maar wel moet met verdubbelden ernst gevraagd, of het goed en billijk van de meer aanzienlijken in den lande is, dat zij al het kerkegoed voor zich nemen, en de armere Calvinisten ledig henenzenden.

Dit is een vraag voor de Christelijke conscientie, ook met het oog op onze sociale toestanden en de toekomst van ons vaderland.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Hoe zuiverder de dienst van den waren

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's