GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De oorblazer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De oorblazer.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De oorblazer scheidt den voornaamsten vriend. Spreuk. i6: 28.

De eerste en ergste oorblazer is Satan in het Paradijs geweest.

Salomo zegt door den Heiligen Geest, „dat de oorblazer den voornaamsten vriend van ons afscheidt", en waar is dit schriklijker, waar meer tot in den wortel geschied, dan juist toen Satan den mensch van zijn God vervreemdde.''

Satan is de aarts-oorblazer, en alle oorgeblaas, dat sinds het Paradijs onder de menschen is uitgegaan en onder menschen verwijdering en verbittering en vijandschap heeft teweeggebracht, is een vuur, dat uit die Satanische vonk van het Paradijs is aangestoken.

Zóó is er geen oorblazer, of ge kunt zeker zijn, dat Satan achter hem zit. Of om het nog scherper te zeggen, zal een oorblazer zijn onheilig bedrijf naar eisch ver­

richten, dan moet hij eerst zelf in het oor zijn geblazen door den Verleider. Het is oi in dat denkbeeld van „blazen",

in het oor »blazen", nog iets van den slangenaard nawerkt.

Ge treedt met elke zonde, maar vooral met deze zonde van den oorblazer, zoo vanzelf op het demonische terrein over.

De oorblazer wil iets, heeft iets voor, zoekt een doel te bereiken. Hij is op kwaad stichten, op verdeeldheid stichten, op verstoren van vertrouwen en verkoelen van liefde uit.

Als de oorblazer bij u of in uw vertrek is geweest, is er behoefte aan geestelijke ontsmetting.

Wat is dan dit oorblazen, waar Gods Woord zoo scherp en gestreng tegen in gaat.' Wat is in deze zonde de angel en de giftklier.'

Zie, toen God de Heere den mensch het oor heeft ingeplant, schonk Hij hem daarmee het vermogen, om én bij luid gesprek met velen in uitgebreiden kring gemeenschap te hebben, óf ook om in enger kring met een zeer enkele het zoet des vertrouwens en van de gemeenschap der ziele te genieten.

Vandaar dat er een luid spreken, maar vandaar ook dat er een fluisteren is; en zal het wel zijn, dan is dat fluisteren iets heiligs.

Fluisteren beoogt heilige intimiteit.

Reeds moet men er u dicht om naderen, u aanraken, u tegen den schouder leunen, en als niet de lippen op uw oor drukken. En nu zegt dat fluisteren, dat er iets is, dat anderen niet weten mogen; wat iets geheimzinnigs tusschen u beiden is; en waardoor vanzelf de grond van wederzijdsch vertrouwen wordt verondersteld.

Teederheid in het heilige brengt er u daarom vanzelf toe, om in hoogheilige dingen niet te overluid, maar liefst zachter en stiller te spreken; en zelfs in de saamvergadering der g^loovigen zijn er oogenblikken, dat een fluisterend spreken de schare zoo ontzettend aangrijpt.

Is niet, o, zooveel van ons eigen bidden, een fluisteren van onzen zielsnood in het oor van den Almachtige geweest; enwierd onze ziel niet het diepst en het machtigst aangegrepen, als het in de stille eenzaamheid bij het lezen van Gods Woord was. alsof de Heere zelf ons die tintelende, levende woorden in het zielsoor fluisterde.'

Doch weet ook, gelijk de zonde steeds het heilige nabootst, er is naast het terrein van liefde en vertrouwen en gebed, geen terrein waarop zooveel gefluisterd wordt,

als bij dieven en moordenaars. Demonische nabootsing onder de ingeslopen inbrekers van die zelfde stille fluistering, die op de ziekenkamer den kranke ontziet.

Zoo grijpt de zonde altoos naar het heiligste en misbruikt het, en op die wijze nu wordt uit het heilige fluisteren des stillen vertrouwens ook de booze, de giftige oorblazer geboren.

De oorblazer ziet dat er ergens liefde of vertrouwen of een band van aanhankelijkheid bestaat, en gaat er nu op uit, om dien band door te snijden.

En hierin ligt nu het giftige: om dat doel te bereiken kiest hij juist den vorm van het zoetst vertrouwen, en legt het door voorgewende, gekunstelde en ingebeelde vertrouwelijkheid op de vernietiging van de liefde in uw hart toe.

Vertrouwen is zoo iets heiligs, zoo iets teeders. Het kan niets velen. En als gij nu zoet en rustig in zalig vertrouwen leeft, en er komt opeens een stem die u vraagt: Maar zijt ge wel zeker, dat ge niet bedrogen wordt ? — o, dan ligt er in die enkele vraag reeds zulk een Kelsch magische kracht, dat er niets meer behoeft te gebeuren, of, zoo die vraag maar blijft natrillen in uw oor, heeft uw vertrouwen reeds een schok ontvangen.

En een geschokt vertrouwen, helaas, het is als een berst in de porceleinen schaal, het wordt nooit weer wat het vroeger was.

En dat weet nu de oorblazer.

En met die giftige macht werkt hij op u.

Als een slang sluipt hij op u aan, en kronkelt zich om u, en als een die het nu eens zeer wel met u meent, en u voor misleiding wil bewaren, druppelt hij zijn helsche verzinsels in uw ziel.

En daar is niets, niets bestand tegen.

Veeleer hoe inniger de band is, dien hij aanrandt, hoe eerder en zekerder hij zijn doel bereikt.

Hoe vaak is niet de teerste band op aarde, die tusschen man en vrouw, door een onheiligen oorblazer voor altoos uiteengereten !

o. De Heilige Geest sprak het zoo diep realistisch door Salomo voor heel de kerk uit: De oorblazer scheidt; meer: hij scheidt den vriend; en wat het ergst is: hij scheidt altoos den voornaamsten vriend; het beste wat uw hart op aarde onder menschen ge vonden had.

En toch niet die volleerde oorblazer sticht het meeste kwaad. Zulke felle, vinnige, opzettelijke oorblazers zijn er Goddank weinigen, en waar zulke slangen betrapt worden, huist er in het hart van bijna ieder Christenmensch zekere natuurlijke weerzin, als waarmee het kind zijn hand van de adder terug trekt.

De volleerde oorblazer heeft meestal iets demonisch in zijn oog dat hem verraadt, en waardoor een reine van hart veilig voor hem is

hem is. Maar, en hier steekt het veel grootere gevaar in, die enkele uitgestudeerde oorblazers hebben achter zich een heel legioen van kleine oorblazertjes en oorblazeressen; en dat wel van allerlei graad en soort.

Er zijn, o, zooveel menschen die er lust aan hebben, om altoos over uw naaste personen te spreken; deels uit snap-en babbelzucht, maar meer toch nog uit bemoeizucht; uit zucht om zich in eens anders zaken te mengen; uitblust om te oordeelen; om interessant te zijn; om een duit meê in de schaal te werpen; en als van achter de schermen in eiken kring en in elk huisgezin, waarin ze verkeeren, een soort van kleine rol te spelen.

Gaat dit nu ver, dan merkt ge er aanstonds het oorblazen in, en ge zijt op uw hoede.

Maar meestal gaat dit niet zoo heel ver, en zoo wordt ge zorgeloos.

Die het doen zijn van uw beste kennissei.; overigens uiterst beminnenswaardige personen; en wier gesprek, juist doordien er altoos achterklap in loopt, zoo prikkelt en boeit.

En zoo is het eerste vonkje ongemerkt in het vlas neergezegen.

Reeds begint er iets bij u te smeulen.

Ge ziet op uw omgeving anders dan ge vroeger deedt.

Bij veel wat ge vroeger niet opmerktet, denkt ge nu: »Ja, daar dacht ik nooit op, maar iets is er dan toch wel van aan!"

En zoo begint de lawine met het kleine sneeuwvlokje.

Eerst niets dan een sneeuwvlokje, en straks de lawine van uw levensgeluk.

Want, drong de angel eenmaal in uw hart, dan gaat het vanzelf al dieper.

Straks streelt dat gebeuzel van den oorblazenden snapper u.

Hij zag het in, hij heeft u de oogen doen opengaan.

Niet lang meer, of ge spreekt met hem mede.

Tot eindelijk ook al uw fluisteren voor den oorblazer wordt en er van een fluisteren des vertrouwens met de panden uwer liefde niet meer komt.

Weet elk Christen, is elk kind van God er op bedacht, dat hij aan het gevaar van deze zonde der oorblazing bloot staat.'

Bloot staat aan het gevaar, om er zijn eigen levensgeluk door te zien verwoesten.'

Maar ook bloot staat aan het gevaar, om verwoestend in anderer levensgeluk in te grijpen.'

Is het oog er open voor, dat snap-en babbelzucht, en dat altoos uitvezelen van allerlei persoonlijke dingen, en altoos snappen over iemand achter zijn rug, wel duivelsch-verleidelijk is, maar in negen van de tien gevallen zonde voor God.'

o. Die kwade saamsprekingen! waaronder zeer stellig ook die bemoeizieke, die alles over den hekel halende saamsprekingen behooren, waaruit zooveel bitterheden gebo-j ren worden!

Dat spelen met anderer naam en karakter, zonder iets van den eisch der liefde te verstaan!

Nu, de Heere leert ook daartegen zijn kinderen waken, bidden, strijden.

Maar persoonlijk dit te doen is niet genoeg.

In heel onzen kring moet zulk een kwaad bestreden, tot het uitgeroeid zij.

En als er iemand tot u komt, en zich bij u neerzet, en zoo eens heel vertrouwelijk heel uw omgeving door de zeef wil laten loopen, heb dan toch den moed, om kloek, om dapper, om zonder aarzelen van u af te spreken, en te zeggen, dat vertrouwen u een te heilige zaak is, om het na zoo korte aanraking te gunnen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1887

De Heraut | 2 Pagina's

De oorblazer.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1887

De Heraut | 2 Pagina's