GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De tijd is niet gekomen!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De tijd is niet gekomen!”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alzoo spreekt de HEEEE der heirscharen, zeggende: it volk zegt: e lijd is niet gekomen, de tijd, dat des HEEBEN huis gebouwd worde. (Haggaï I : 2).

Uitstel is een booze vorm van zonde, die enkel door teederheid van conscientie en door zeer nauw nabij den Heere te leven, te boven wordt gekomen.

Waarom is deze vorm van zonde zoo boos? Om velerlei reden, en wel allereerst hierom, omdat er geen zonde in gezien wordt.

»Uitstel", denkt zoo uw ziel, »staat in mijn macht. Laten mag ik het niet, doen moet ik het, mijn plicht is het, maar wanneer ik het doen wil, dat staat aan mij."

Bittere ironie!

Gij zijt dus die eeuwige mensch, die eigenmachtig en eigendunkelijk over uw tijd en de indeeling van uw tijd te beslissen hebt? Wel een God boven en over u, die u zijn last oplegt en u zijn wil voorschrijft, maar uw tijd staat buiten zijn bestel ? Dat verbleef aan u ? Dat is uw speelruimte, waarin gij de vrijmacht van uw grilligen wil kunt laten rondhnppelen naar welgevallen. Heden goed, morgen ook goed, desnoods overmorgen. Als gij het maar doet, wanneer dan ook, is over den tijd, waarop ge het deedt, u geen verwijt te maken.

Dat went ge u dan aan met beuzelingen. Men vraagt u iets. Uw wil is om het te doen. Ge kondt het aanstonds doen. Door het dadelijk te doen zoudt gij den broeder verplicht hebben. Maar morgen is ook goed, en ge stelt uit.

Met dingen vati aanbelang doet ge eerst zoo niet. Dat durft ge niet. Als u gelast wordt een dokter te halen, omdat een in het gezin krank wierd, loopt ge dadelijk. Maar de zondige gewoonte in het klein verzwakt uw conscientie, en niet lang meer, of ook ernstige dingen worden eerst uitgesteld, en ten leste schijnen ze door u vergeten.

Zoo kruipt de zonde van het uitstel er al dieper bij u in. En als dan eindelijk God de Heere tot u komt met den last, dat ge u bekeeren, dat ge uw Heiland aannemen, en in zijn barmhartigheid gelooven zult, dan vindt ge deze zaak althans zóó ontzaglijk, dat uitstel u hierbij stellig geoorloofd schijnt. En zoo stelt men zijn bekeering dan uit, tot de tijd uit heeft, en men onbekeerd sterft.

»Heden, indien gij zijne stemme hoort!" gcr tuigt de Heilige Geest in Psalm'95, «zooverhard toch uw harte niet!"

Intusschen hier blijft het niet bij; de zonde van het booze uitstel gaat allengs dieper, tot in onze vroomheid wortelen.

Ons vleesch, onze natuur woelt altoos tegen de wet des Heeren in. Dat kan bij het vleesch niet anders. Want het onderwerpt zich aan de wet Gods niet, het staat er als vijand tegenover; het verdraagt de wet niet; het kan ook niet, gelijk de heilige apostel zegt.

Onze loomheid, _ onze traagheid, ons opzien tegen wat inspant' en offers vergt, doet er u dus in den regel toe neigen, om te verschuiven, naar later te verwijzen, uit te stellen.'

Zoo 'stond ook Israël er eens voor, toen God Israël ontfermend uit Babel te Jeruzalem had weergebracht.

Want toen, dat is natuurlijk, moest er een groot en machtig werk ondernomen. God had de Joden niet naar Jeruzalen terugr gebracht, om bij de puinhoopen in te slapen of te luieren op de afgebrokkelde muren. Neen, maar om de handen uit de mouwen te steken; om terdege in het zweet van hun aanschijn te werken; om offer na offer te brengen; en zoo door inspanning van alle kracht te zorgen, dat 's Heeren stad weer gereed kwam en 's Heelen huis weer kon schitteren.

l) Het ontbrekende tusschenlid.

Maar daar had Israël geen lust in. Het zag er tegen op.

Het wilde liever stil in de dorpen gaan leven, of in Jeruzalem een eigen huis optrekken, en voorts genieten. Ze waren nu zoo weinigen in aantal. Ze hadden toch alles alleen.

Maar dien stadsmuur te herstellen, en vooral dat groote huis des Heeren te herbouwen, daar zagen ze tegen op.

Er waren wel enkele ijveriger lieden, die met moed aan het werk togen, maar de groote massa wilde er niet aan. Ze zouden het uitstellen.

Ze erkenden dus dat het moest; dat 's Heeren huis in puin te laten liggen een smaad en schande*voor zijn volk zou zijn; alleen maar: nog niet. Het zou er toe komen, maar later. Maar zie, in stee van er nu oprecht en eerlijk voor uit te komen, dat ze wilden uitstellen uit zondige hoogheid en zondig opzien, wist dit vrome volk aan zijn uitstel nu een vromen schijn te geven.

Wij zouden wel willen, riepen ze, dddr ligt het niet aan; maar we mogen nog niet, want de tijd des Heeren is nog niet gekomen ! • Wat in-vrome lieden, niet waar?

Ze zagen uitnemend wel dat 's Heeren huis in puin lag; ook gaven ze voetstoots toe dat zij het herbouwen moesten; en geen twijfel, of zij zouden aanstonds de hand aan het werk hebben geslagen.

Maar dat ging zóó maar niet! Dat mocht eerst als de Heere den tijd er voor gekomen achtte! En dat was nog niet\

'Zoo merkt ge, hoe zulk een zonde invreet tot in het vrome hart van Gods kind en achter welk een vermetelen schijn van godzaligheid ze zich weet te verschuilen.

Immers, nu waren er in Jeruzalem enkele vrome helden Gods, die ijlings zijn bevel gehoorzaamden, en aan het bouwen gingen, en die daardoor de conscientie der tragen en loomen een scherp verwijt brachten.

Maar nu keeren deze vrome uitstellers dit juist om.

Zerubbabel en Jozua, Haggai en Zacharia, en wie zich meer opmaakten om ijlings 's Heeren huis te herbouwen, dat worden nu de schuldige, booze lieden, die tegen 's Heeren wil ingaan, en geen geduld hebben, om op 's Heeren tijd te wachten; - en zij, de uitstellers, zij zijn de vrome lieden bij uitnemendheid, want zij willen ook wel bouwen, maar eerbiediglijk wachten ze 's Heeren tijd af.

Hun tragelijk uitstellen is alleen maar, dat ze niet tegen den Heere willen ingaan. - »Zijn tijd is nog niet gekomen."

Maar hoor nu, hoe de Heilige Geest tegen dit goddeloos gebeuzel toen is ingegaan, en met wat strenge hand de Heere HEERE toen dat rag van hun schijnvroomheid uiteen heeft gescheurd.

»Ei zoo, " sprak de profeet m. a. w. in 's Heeren naam tot hen, »als er voor uzelf, in uw huislijke aangelegenheid, in uw beroep of bedrijf iets te winnen valt, dan is het wel de tijd voor u, en doet ge het terstoiid; maar als het er op aankomt, om voor den Heere uwen God door te tasten, dan hebt ge altoos uw zondig uitstellen lief"

Of gelijk Haggai letterlijk sprak :

»Dit volk zegt: De tijd is nog niet gekomen, de tijd dat des Heeren huis gebouwd worde !"

»Nu dan, is het voor ulieden wel de tijd, dat gij zelven woont in uwe gewelfde huizen, en zal dit mijn huis woest zijn ?

«Aldus zegt de Heere : Stelt uw hart op uwe wegen, en klimt terstond op het gebergte en draagt hout aan, en bouwt dit mijn huis, en Ik zal een welgevallen aan u hebben!"

En dat is het. Daaraan kunt ge altoos het zondige van dit uitstellen en de goddeloosheid van dit vroom gepraat toetsen.

Als het iets geldt, waar ge lust aan hebt; wat u voordeel aanbrengt; wat u streelt en aanstaat, — dan stelt ge nooit uit, maar jaagt er naar, en dan komt ge nooit met dat vrome zeggen van »'s Heeren tijd nog nief'j maar acht eiken morgen den uwe.

Maar komt het nu op een zaak voor den Heere aan, die tegen uw vleesch ingaat, en die u op offers zal te staan komen, o, dan is op eenmaal dat schijnvroom letten op 's Heeren tijd u op de lippen bestorven, en met dat vrome voorgeven bedriegt ge niet den Heere, maar uw broederen en uzelven.

Alsof de Heere zoo in uw kalender of almanak den dag had aangeteekend, waarop ge in later dagen, dit zijn werk zult te doen hebben! Alsof u een openbaring uit den hemel ware ten deel gevallen, om u aan te zeggen, dat het nu nog niet moest, maar later eerst er aan toe zou komen! Alsof de Heere u in den hemel had geroepen, en u in het boek van zijn raadsbesluit had laten gluren!

o, Zondige en waanwijze inbeelding! AVeet ge dan niet, dat de Heere de tijden en gelegenheden in zijn eigen macht gesteld heeft, en dat gij daarvan nooit iets te weten komt, dan als het besluit gebaard heeft en de uitkomst er toe ligt?

En weet ge ook dit niet, dat u gezegd is : Uwe ure is altoos bereid, en dat gij den plicht dien God u opleï, altoos terstond en zonder uitstel in stille gehoorzaamheid te volbrengen hebt?

's Heeren gebod is voor u: »Stel nooit tot morgen uit wat gij heden, nooit tot den avond, wat ge in den middag doen kunt!"

o. Dat ge dan in dit gebod in mocht gaan! Ge voorkomt er zooveel teleurstelling voor anderen door. Wen er uw kinderen en scholieren aan. Ge bereidt er hun ziele een zegen door voor hun leven, misschien voor eeuwig.

Niet uitstellen ontlast uw geheugen en uw conscientie. Het geeft vastheid aan uw gang en brengt orde en regel in heel uw aanzijn!

En doe zoo ook met 's Heeren huis, met zijn kerk.

Zijn gebod ligt er: Ge "zult zijn Woord in zijn kerk doen heerschen. Ge zult de Majesteit van Koning Jezus in zijn kerk doen gelden.

Er staat niet bij: later. Dus moet liet nu.

En al dat roepen: »De tijd is nog niet geomen", is niets dan zondig bedeksel van eigen traagheid en eigen opzien.

Het moet, niet morgen, maar heden. Bekeeing in Gods kerk, gelijk er bekeering in uw eigen hart moet zijn!

En al uw tegenroepen dat 's Heeren tijd er nog niet zijn zou, ' komt, zegt Haggai (met andere woorden), niet uit uw vroomheid, maar uit het booze ingeven van den Duivel der traagheid in uw hart.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 september 1887

De Heraut | 4 Pagina's

„De tijd is niet gekomen!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 september 1887

De Heraut | 4 Pagina's