GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Wee den gerusten te Sion!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wee den gerusten te Sion!”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wee den gerusten te Sion, en den zekeren op den berg van Samaria; die de voornaamsten zijn van de eerstelinge; i der volken, en tot dewelke die van het huis Israels komen. Amos 6: I.

Met zijn zielsoog te staren in een wereld, die God niet vreest, is schriklijk, maar veel schriklijker nog is het, door Sions straten te wandelen en te zien hoe de gerusten in Sion zichzelven misleiden.

In de booze, ruwe wereld kunt ge de boetbazuinen nog opsteken, en als in de dagen van Noach gerechtigheid prediken, en heur zonde haar aanzeggen in haar aangezicht.

Die wereld vreest God niet, en smoort de stem van haar conscientie, en leeft voor ijdelheid en zingenot, en vertreedt het recht met den voet. En ze weet dat ze het doet. En daarom, hoe fel ze ook tegen uw roepen inschreeuwt, toch raakt de roepstem van boete en bekeering die ge in haar midden doet uitgaan, haar innerlijk bewustzijn. Ze weet dat ze zichzelve verlaagt.

Maar aan de gerusten in Sion is geen speld vast te krijgen. Immers niet zij zijn het, die op de paden der wereld omdolen, integendeel Sion is hun lust en keuze. Alleen Jeruzalem is schoon in hun oog. Aan Jeruzalem hangt al hun glorie.

Blaas de boetbazuin in de wereld, en zij, de geruste in Sion, juichen u toe. Treed op als prediker der gerechtigheid, en zij vouwen dankend de handen d.at er weer een woord der bestraffing naar de wereld uitgaat. Van Sions tinne zien ze in heiligen trots op de wereld buiten Sion neder, en jubelen er in, als er over die wereld weer een oordeel uitgaat of de boetprediker die wereld aangrijpt in haar weerspannig en misdadig woelen.

Slechts één ding, ge moet hen niet te na komen. Ge moet u niet inbeelden, dat ook voor hen het woord van vermaan en bestraffing nog noodig kan zijn. Van een onweder dat over de wereld kan losbarsten, hooren ze gaarne, maar in Sions gevelspitse en in Sions toren slaat het weerlicht van dien storm der elementen nooit in.

Och, al wat ge de wereld kunt toeroepen is immers dat ze naar Sion heur schreden zal wenden, dat ze in Sion mocht geboren worden. En nu zij zijn immers in Sion. Zij denken er niet aan, om Sions poorte weer uit te treden.

Wat wilt ge dan?

Waarom zouden ze in Sion ongerust zijn?

En geestelijk verstaan is dat ook zoo.

Als ge door de poorte en muren van het uitwendige Sion doordringt naar de verborgen heiligheden van het geestelijk Sion, dat in almachtige genade gegrondvest ligt, dan is er voor onrust geen plaars, voor ongerustheid en bezorgdheid geen oorzaak.

Wie in dat Sion inging die is geborgen. Dien treft geen pijl van den vijand daarbuiten meer. En dien kan niemand meer rukken uit de hand en uit de macht van Sions gezalfden Koning.

Maar dat zijn »de gerusten in Sion" niet, tegen wie Gods heilige profeet toornend ingaat. Die zóó in Sion gerust mag zijn, dien is zijn gerustheid een oorzaak van lof; een wondere genadegave van zijn Heere en Koning; een zalige, van God uitgaande geloofswerking jn zijn hart.

Neen, een heel ander Sion is het waar de profeet zijn woord tegen slingert.

Een Sion dat niet in-maar uitwendig is. Een Sion waarin gezongen wordt: »Des Hee-' ren tempel, des Heeren tempel zijn wij!" — Kortom een Sion waarin alles een vorm, een gestalte, een gedaante heeft, die naar het voorbeeld van het inwendig Sion is afgemeten, maar zonder dat er zekerheid voor het wezen is. Een Sion in uw denkwereld, en in de belijdenis uwer lippen, een Sion van gemoedsaandoeningen en gemoedelijkheden, een Sion van levensusantiën en zelf gekozen kringen, maar zonder dat het brullen des Heeren HEEREN er in wordt gehoord, en het suizen van den wind des Almachtigen.

En nu verwerpen we dat uitwendig Sion niet. Integendeel, al wat het inwendig Sion toehoort, spreekt ook zoo, getuigt op gelijke wijs, weet te roemen in gelijke ervaringen, en schikt zich naar dezelfde levensusantiën; alleen maar, indien het echt werk is, zijn dit wel vormen waar zich het leven in m\., inaar is het hef leven zelf niet.

Dan schuilt het leven daarachter; dan komt het leven daarin uit; dan straalt het daarin door; dan houdt het zich daarachter verborgen; en al dit uitwendig spreken en belijden en meeloopen is slechts een middel, waardoor het straalsgewijs naar buiten treedt.

Doch als er dat nu niet achter zit; als het een vorm so? ider wezen; een Inoze kalkwand is

maar geen muur; een geschilderde vroomheid in prachtige kleuren, maar zonder dat de geur des levens er van uitgaat; dan is Sions naam geen schild, maar een schriklijk gevaar; en is er geen erger toestand denkbaar dan van iemand, die in zulk een Sion als een geruste voortleeft en in zulk een denkbeeldig Jeruzalem als een verzekerde slapend meê afdrijft op den stroom.

Dan vindt ge soms heele gezinnen waar alles orthodox toegaat, en heele geslachten die voor Sion staan ingeschreven, en heele dorpen die bij Sion gerekend worden, ja heele landstreken die onder Sions schaduw haar kudden doen weiden, en dat er aldoor geroepen wordt: »Vrede, vrede en geen gevaar!", en dat ze denken: „Wij zijn rijk en verrijdt geworden en hebben geens dings gebrek", en dat er toch eigenlijk niets dan een moeras is van wateren die eens vloten maar nu stilstaande wateren zijn geworden, omdat de adem des Heeren er het woud niet meer doorademt.

Toch behoeft het kennersoog zich tusschen die echte Sionieten en die valschelijk gerusten in Sion niet te vergissen. Immers hun uiting is juist tegenovergesteld.

Voor die valschelijk gerusten is hun vroom vormleven het een en al, maar naar den levenden God vragen ze niet. Ze drinken uit de beek en ze weiden op de velden, maar om den Herder hunner ziele roepen ze niet. Hun Sion is een gekunsteld, geen wezenlijk Sion. Een Sion onder een glazen stolp, waar geen stofje inwaait, ; maar niet het echte Sion, waarin het trillen en dreunen van de majesteit des Heeren HEEREN wordt gevoeld.

En daarom vindt ge dit verschil, dat die valschelijk gerusten in Sion den kwaden dag altoos verre stellen; en zich de breuke van het huis Jozelfs niet aantrekken; en geen lijden om Sion en geen zorge voor zichzelven kennen; maar als welvoldane en zelfgenoegzame kinderen Abrahams'zich vermaken binnen het gordijn van hun heilige tente; en juist daardoor geen schok in dé ziel en geen ritseling in het woud, en geen erbarming met anderen kennen. Wat gaan hun de volken achter Bazan aan ? Niets kan in hun heilig Sion hen deren!

Maar zoo zijn degenen, die wezenlijk rust in het echte Sion vinden, niet.

Eer omgekeerd voelen zij keer op keer een onrust in de ziel, alsof de fundamenten van Sion zelf schokten en dreunden. Hun stormt het gedurig in de hooge spitsen der torens en in de toppen der boomen, die Sion omringen.

Zij hooren God den Heere werken, en het naderen van zijn Majesteit is hun ontzaglijk.

Neen, ze zijn niet gerust, dan door de spanning van de onrust heen.

Want aldoor dreunt hun de stem huns Gods in het oor, en dan beven ze, tot de volmaakte liefde straks de vreeze weer uitdrijft.

Zij merken zijn oordeelen en ze sidderen; en schrikken bij de gedachte van wat uit de zwa, ngere wolken van zijn Majesteit straks de volken en de natiën, en ook hun woonstede, ja de kerke Gods, treffen zal.

Om hen gist alles en kookt alles. Het leeft en trilt en ritselt. Één machtig, majesteus golven van de Mogenheid des Heeren in zijn Koninklijk bruisen.

En dan de vraag, of dat oordeel tegen hen komt of voor hen strijden zal.

o, Straks overwint het geloof weer, en dan jubelen ze te midden van den stormwind; maar toch ze kennen ook de benepenheid des harten, als eigen schuld en zonde hen zoo wreed om­ verwerpt.

En dan liggen ze neder »als dood aan 'zijn voeten" tot Hij de hand weer op hen legt en ze leven mogen.

En aan en in dien nood leeren ze het dan, om allen hoogmoed en trotsche verheffing over het medeschepsel hartgrondig te verfoeien, tot er in hun ziele invloeit iets van goddelijk mededoogen en van erbarmen met wie Sion nog niet kent.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juni 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„Wee den gerusten te Sion!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juni 1888

De Heraut | 4 Pagina's