GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Die twifelt, is veroordeeld.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Die twifelt, is veroordeeld.”

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar die twijfelt, indien hij eet, is veroordeeld, omdat hij niet uit het geloof eet. En al wat uit liet geloof niet is, dat is zonde. (Rom. 14 : 23).

Er ligt in den twijfel een zoete bekoring.

¹) Onbegrijpelijk had oudtijds tweeërlei beteeltenis, eigenlijlc en overdrachtelijlj. »De zee is onbegrijpelijk" beduidde : De zee is zoo groot dat ze nergens in kan besloten of begrepen worden. Nu is onbegrijpelijk alleen nog figuuriijl; in gebruik.

Toen de eerste vrouw in Edens hof Satan nog niet gehoord had, stond ze vast in haar geloof. Maar hoor, daar fluistert Satan, en met dat fluisteren gaat er plotseling een heel andere wereld voor haar open, welker bestaan ze zelfs niet vermoedde. Haar ziel slingert en schommelt, dcor ; ^elfbehagen geprikkeld, tusschen twee polen op en neer. Zal ze God of zal ze Satan gelooven ? Aan haar de keuze. Zij zal te beslissen hebben. En dat zoete van zelve te beslissen, streelt de inbeelding van het eigen hart.

Zooals een slang in haar krommingen voortschuifelt, zoo slingert in den Twijfel het menschenhart in zijn kronkelingen voort en verder. Dat onzekere heeft iets aantrekkelijks. Dat wagen iets, dat boeit en prikkelt. Te durveti twijfelen schijnt moediger, het meent meer kracht en zelfbesef te verraden.

Wie stil gelooft, is als een kind bij vader; wie twijfelt dunkt zich een held te zijn, die het waagt op eigen kracht.

Vandaar dat in onze eeuw van menschelijke zelfoverprikkeling de Twijfel een der meest gezochte afgoden wierd.

Voor den afgod van den Twijfel ontsteekt in onze eeuw elke kring zijn wierook. En, helaas, ook onder de godgeleerden, die zeggen nog aan het kruis van Christus vast te houden, zijn ze gevierd en geëerd, die koorknapendienst bij het altaar van den Twijfel verrichten.

»Ge kunt tot geen overtuiging komen, tenzij ge die als loon van den Twijfel wilt ontvangen !" is het Sirenenlied, dat ze hun volgelingen voorzingen.

Door Twijfel tot geloof. Geloof niet meer een sgave Gods", maar een zelfverworven buit, dien ge uit de worsteling uwer ziele wegdraagt.

Het «geloof' een macht der ziel, waarvoor niet aan God Almachtig in zijn koninklijke genade, maar aan den afgod van den Twijfel de dank en de eere toekomt.

Zoo zong het Cartesms vanouds, en vaderen riepen er luide tegen in. onze

Maar thans is Cartesius' geest, tot op de leerstoelen van de heilige godgeleerdheid, bezig den geest des geloofs uit f? drijven.

En ook in de gemeente gaat het booze roepen uit: »Uw geloof is niets dan napraterij, zoolang ge aan den Twijfel niet hebt geoflèrd !"

Hoor dan ook maar, hoe heel anders de Heere in zijn Woord er van getuigt: »Wie twijfelt, " zoo spreekt Hij door zijn knecht Paulus, »M al reede veroordeeld.^'

En nu hebt ge gelijk, dit wordt in Rom. 14 : 23 niet van den twijfel aan eenig goddelijk mysterie, maar van den twijfel aan wat ge doen of laten moet, gezegd; doch wat verschilt dit?

Staan u de mysteriën Gods dan buiten de sfeer van uw innerlijk en uiterlijk leven? Of omgekeerd is uw doen of laten dan niet op die mysteriën gegrond?

Was het voor de verleide vrouw in 't Paradijs dan niet één quaestie, één vraag, één zelfde machtig probleem, én of ze Gods Woord gelooven én of ze van den verboden Boom eten zou?

Woelt de twijfel aan Gods mysteriën en de twijfel aan zijn gebod dan niet op uit een zelfde glibberigheid van ons zwerfziek en behaagzuchtig hart ?

En merkt ge dan niet nóg om u heen, hoe juist die mannen en vrouwen, die muurvast Gods mysteriën gelooven, ook het zekerst in hun stap op den weg des levens zijn, het best weten wat ze willen en zonder aarzelen met den zuiversten tact kiezen tusschen wat gedaan moet en wat gelaten ?

Ja, is uw eigen verleden hier geen getuige ? En bekent ge niet ook voor uzelven, hoe de slingeringen en aanvechtingen uwer ziel, waar het Gods heilige mysteriën gold, steeds met onvastheid en onzekerheid in uw gang gepaard ging? En hoe omgekeerd, als het geloof in Gods mysteriën triomfeerend en jubelend zijn lied langs de wanden van uw hart liet weerklinken, ook uw zedelijke keuze weer door vastheid schitterde, en allengs de slapheid van uw ziele week?

Want al veroordeelt Gods Woord den Twijfel, daarmee is nog volstrekt niet beweerd, dat hij uitblijft \

Integendeel, er leeft geen kind van God op aarde, dat niet soms met deze vreeslijke macht te doen kreeg. Ongelooflijk zelfs is het wat ontzettende en verschrikkelijke twijfelingen soms in de ziel van 's Heeren verlosten kunnen geslingerd worden. Och, ze gelooven, maar de bede: »Heere, vermeerder ons het geloof en kom onze kleingeloovigheid en ongeloovig-heid te hulpe", wijkt uit hun smeekingen niet.

Maar . . . ., en hier ligt al het verschil in. Een kind der wereld zegt: »Uit den Twijfel moet mij het geloof kiemen!", en een kind van God belijdt: »Het geloof is een gave Gods, en de Twijfel een inblazing van den Duivel!''

Dat nu God de Heere ook deze inblazing van den Duivel gebruiken kan, om de energie van ons geloof te prikkelen, is hiermee i'.iet ontkend. Op elk gebied kan Plij, de Heere, het goede door het kwade sterken. Zou ooit zijn barmhartigheid zoo ondoorgrondelijk geblonken hebben, als de mensch in het Paradijs Satan had weerstaan ?

Slechts aan dit ééne moet vastgehouden: Het feit dat God de Heere vaak ten goede beschikt wat Satan ten booze ons inblie.s, geeft ons nog in het minst geen vrijbrief, om het oor aan Satan te leenen. En zoo ook, omdat het worstelen tegen den stroom van den Twijfel in, soms de spierkracht van het geloof

sterkt, _ moogt gij neg niet zeggen, dat dus de Twijfel goed is, en er uw eigen ziel en de ziel van anderen toe verlokken.

Alle Twijfel is zonde en moet ook voor uw besef »zonde" blijven.

Als Twijfel in u opdoemt, moogt ge nimmer zeggen: -^Nu ben ik op den goeden weg; zoo zal ik tot geloof komen", maar moet ge steeds vlieden als voor een giftige slang die door haar beet uw hart wil verderven.

En als ge om u heen tweeërlei soort menschen ontmoet, de éénen die den Twijfel nooit in die mate gekend hebben, en de anderen, die eindeloos in hun twijfelzucht op en neer slingeren, zult ge mei de laatsten, maar de eersten gelukzalig prijzen; ze benijden, dat ze de verzoeking ontkwamen; en steeds ook met het oog op den Twijfel bidden: Leid mij niet in verzoeking, maar verlos mij van den Booze!

En dit scheelt alles.

Immers, als er Twijfel in u oprijst, en ge ontvangt dien Twijfel gastvrij als een vriend, dan voedt ge een slang in uw hart.

En omgekeerd, wie, als de Twijfel zich aan de reet van de deur vertoont, ijlings de deur toesluit en dichtgrendelt als voor een inbreker en beroover van zijn ziele, die zal in God den Heere sterke daden doen.

Hij zal uit het geloof leven, en wat uit dat geloove is, zal hem, om zijn geloof, geen 2onde meer voor God zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„Die twifelt, is veroordeeld.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1888

De Heraut | 4 Pagina's