GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De zwarte Beschermer.

(Slot.)

Een groote, zwarte hond vertoonde zich op den weg, en liep nagenoeg vlak achter hem. 't Was een flink, mooi dier en mijnheer Kingston was niet weinig verbaasd het daar aan te treffen. Hij kende, om zoo te zeggen, mensch en beest in dat kleine gehucht, en was zoo goed als zeker, dat deze hond daar niet thuis hoorde.

’t Beest is zeker zijn meester vooruit geloopen; die zal straks wel volgen, dacht de heer Kingston. Hij stond stil en luisterde, maar schoon het stil was in het rond, kon hij toch geen geluid van naderende voetstappen onderscheiden. Hij tuurde in de duisternis, doch vergeefs; er was niets te ontdekken dat op een mensch geleek. Nu sloeg hij weer zijn blikken op den hond. Deze was eveneens stil blijven staan en keek den vreemdeling aan, blijkbaar geduldig wachtend tot deze weer zou voortstappen.

Mijnheer Kingston raakte een weinig verlegen, hij had nu juist geen lust om eens andermans hond mee naar huis te nemen; en 't was duidelijk dat, ging hij voort, het dier volgen zou. »Wacht", sprak de man bij zichzelf, »ik zal hem weg jagen, " en meteen hief mijnheer Kingston zijn stok op en riep: »Voort, voort, weg!" Maar jawel, hij mocht roepen en met zijn stok schermen, de hond verroerde zich niet, en keek hem aan als om te beduiden: gaat gij voort dan volg ik.

Er was niet aan te doen, en half misnoegd besloot de wandelaar dan maar in vredesnaam voort te wandelen, te meer wijl het zoo laat werd. Hij deed zoo en de hond volgde hem als zijn schaduw, die juist zichtbaar werd, want de maan kwam op.

Bijna een half uur had de tocht nu geduurd. De weg werd al eenzamer. Er stonden hier geen huizen. Aan weerszijden had men heggen — slooten vindt men in Engeland weinig — en daarachter strekten zich onafzienbare velden uit.

Man en hond liepen op een drafje voort, toen de laatste plotseling een knorrig gebrom deed hooren. Mijnheer Kingston keek om, vreezende dat het op zijn kuiten gemunt was, maar hij bedroog zich. Eensklaps hoorde hij fluisteren achter de heggen, alsof datur twee menschen met elkaar spraken, en tegelijk ging hem de gedachte door het hoofd: ik draag het geld bij mij, een ieder kan dat weten. Doch hij had geen tijd tot veel overleggingen. Want plotseling sprong een man over 't hek, dat de heg sloot en stond vlak voor hem. 't Was een ruwe, forsche kwant, met een dikken stok bij zich.

De heer Kingston verschrikte geweldig. Hij was geen lafaard, maar 't was duidelijk dat hij met twee mannen te doen had, en zijn wandelstok baatte weinig tegen een dikken knuppel. Stil maar vurig smeekte hij den Heere om bijstand en wilde voorttreden, toen hij weer een geweldig gebrom achter zich boordde. Hij keek om, en zie — de zwarte hond lag op de aarde neergedoken, gereed .met een sprong zich op den aanrander te werpen.

De laatste bespeurde dat ook, en een oogenblik stond hij als verlamd. Zulk een tegenpartij had hij niet verwacht. Een oogenblik staarde hij den grooten, sterken hond aan, die grimmig de tanden zien liet; toen wendde hij zich haastig ter zijde, sprong weer pver 't hek en in het volgende oogenblik zag ir^heer Kingston hoe twee mannen haastig wegvluchtten. Weldra waren zij in de duisternis verdwenen.

Den Heere dankend, die hem zoo genadig had bewaard, zette onze wandelaar nu haastig zijn tocht voort, verblijd dat èn hijzelf èn het geld nu behouden waren. Weldra bereikte hij de eerste huizen der stad en eerst toen kwam 't hem in den zin — waaraan hij in den haast en de blijdschap niet had gedacht — om te zien naar den hond, die hem had verdedigd. Maar zie — de zwarte beschermer was nergens meer te bespeuren. Mijnheer Kingston, hoe hij ook naar huis verlangde, stond stil, wachtte, riep — maar om niet. Hij ging nog een eind terug — vergeefs! De hond was nergens te bemerken. Zoo bleef dan den heer Kingston niets over dan naar huis te gaan. Zijn vrouw was reeds zeer ongerust en gij begrijpt hoe verblijd zij met hem den Heere loofde en dankte voor de verlossing die Hij, door het redelooze dier, geschonken had. Het geld, zoo niet het leven van den man, had de zwarte, onbekende wachter gered.

Nooit heeft mijnheer Kingsten van den hond iets meer gezien of gehoord : het beest had zijn dienst gedaan.

»Ik heb”, zoo zegt de dame, die dit meedeelde, »van dit verhaal geen verklaring te geven. Maar ik weet dat het waar is, want ik ben met den heer K. wel bekend en ben zeker, dat noch hij noch zijn vrouw, aan wie hij alles vertelde, en die 't mij heeft meegedeeld, een onwaarheid zouden zeggen. Doch waartoe is v ook een verklaring noodig? God helpt ons altijd door middelen, die wij niet begrijpen. Al wat we behoeven te weten en ook zeker weten is, dat als wij zijn »in de dingen onzes Vaders", Hij voor ons zorgen en ons voor kwaad bewaren zal.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 oktober 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 oktober 1888

De Heraut | 4 Pagina's