GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zending.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zending.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Slapende kerken.

Vooruitgang en verval.

II.

In de eerste vijf, zes eeuwen onzer jaartelling breidde zich het Christendom zoowel zuidwaarts als oostwaarts met snelheid uit.

Er zijn overvloedige gegevens ten bewijze dat in de zevende eeuw, toen het Mahomedanisme in het Oosten ontstond en den strijd op leven en dood met de Christelijke kerk begon, de leer van Christus minstens evenzeer verbreid was in Arabic als in het toenmalig Duitschland. Op het Sinaïtisch schiereiland vindt men nog tallooze inschrifien van Christelijken aard, die daar in een Semietisch dialect zijn gegriffeld en dagteekenen uit die vroege eeuwen. Ook in Indië had het Christendom vasten voet gekregen, zoodat de teekenen gunstig waren voor de kerstening van het Oosten even volkomen, als heel het Westen, voor 't uiterlijke althans, zich boog aan den voet van het kruis.

Dergelijk een vooruitgang nu was alleen mogelijk door de krachtige en onvermoeide werkzaamheid der Christenen van het Oosteni In volkomen tegenstelling met het conservatisme en de traagheid, die de Oosterling als aangeboren zijn en vooral den Semiet, ontwikkelden zij een vervvonderlijke veerkracht en wakkerheid. Het Evangelie scheen de verkeerde trekken van het volkskarakter te hebben uitgewischt, en dreef zijn belijders tot een krachtig en steeds op verwering bedacht vooruitstreven, ter verbreiding des geloofs De vroege kerken van het Oosten waren — dat valt niet te betwijfelen — zendingskerken. Wie den groei der kerk van de 4e tot de 7e en 8e eeuw nagaat, heeft geen nader bewijs voor deze bewering noodig.

Toch weten we dat deze le\ ende en bloeiende kerken zijn vervallen, ja grootendeels te niet gegaan. Vanwaar dit?

Het .antwoord luidt, dat voor den stilstand die eerst en het verval dat daarna kwam, tweeërlei oorzaak is aan te geven: een uitwendige en een inwendige. Historisch beschouwd, vertoonden zich laatstbedoelde oorzaken het eerst.

We doelen hiermede natuurlijk op de eindelooze en felle twisten op godgeleerd en christologisch gebied, die in den boezem der keik zelf plaats grepen en in allen deele heete hoofden maakten, terwijl ze 't hart koud lieten.

Die twisten vooral in de vierde eeuw begonnen en sinds voortgezet, waren noch onbegrijpelijk noch geheel onvruchtbaar. Het goede er van is geweest, dat zij voor toen en voor volgende tijden de groote waarheden der Godsopenbaring in al haar lengte, breedte, hoogte en diepte deden uitkomen, 'tzij ter bestrijding der dwaling, 'tzij ten bewijs der beleden leer.

De schaduwzijde was echter, dat die twisten — wijl zij uit dwaling geboren en in verkeerden geest gevoerd werden — de kerken van het Oosten mettertijd verdeelden in zeker meer dan twaalf elkander bestrijdende elementen of partijen. Ten slotte kwam 't zoo ver dat »ieder ketter zijn letter" kreeg. Zoodra een der leidende mannen, der voorgangeren, een stelling, hoe beslist afwijkend ook, ontwikkelde, vond hij altijd een grooter of kleiner aantal Christenen bereid hem in zijn dwaling te volgen. Werd nu door de Synode ofeenig ander vertegenwoordigend kerkelijk lichaam zulk een dwaling officieel veroordeeld, dan kon men wiskunstig zeker voorspellen, dat een schisma of scheuring volgen, een deel der gemeenteleden zich onttrekken zou, soms geheele kerken. Een nieuwe sekte vormden dan de uitgetredenen. Op deze wijs ontstonden de verschillende vertakkingen der Oostersche kerk, die nog slechts als gedenk-en eerbiedwaarde bouwvallen bestaan, de sekten der Monophysieten, Nestorianen en anderen.

Het ligt in den aard der zaak, dat afscheidingen en verbrokkelingen als deze van veel ernstiger en beslister aard waren dan ooit door andere oorzaken, als vervolging b. v., kon worden teweeggebracht. Niets toch leert de wijsbegeerte der geschiedenis zoo duidelijk, als dat «Godsdienst" in den wijdsten zin des* woords de gewichtigste factor en de hoogste kracht is bij de beslissing over de lotswisselingen der menschen, 'tzij men hen neemt als volken of elk afzonderlijk. Toen Schiller zei, dat de wereld draait om vrouwen en geld, zei hij een waarheid, maar liet de eerste en voornaamste weg.

Wanneer eenmaal het godsdienstig element, in wat vorm dan ook den mensch beheerschend, optreedt, dan vallen — en dit is natuurlijk en redelijk — in het uiterste geval alle banden, die door nationaliteit, geschiedenis, ja, door bloedverwantschap gelegd zijn, af, en staat de mensch desnoods met zijn God alleen.

Alles wijkt dan voor het hoogste belang, onverschillig of dit werkelijkheid is dan wel verbeelding. Wat tal van ontzettende oorlogen waren niet in den grond der zaak godsdienstoorlogen; wat twisten feller dan godsdiensttwisten! De diepste kloven, die menschen van menschen scheiden, zijn gegraven door verschil van, geschil over godsdienst, leer en geloof «Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard", zegt de Christus, verdeeldheid zelfs in het huisgezin.

De oorzaak van dat al is, we weten het, de haat tegen God, die in elk menschenhart woont; de zonde die hem doet dwalen; de hoogmoed die hem den terugkeer belet.

Deze oorzaken werkten allereerst in het Oosten, waarbij dient opgemerkt, dat veelal èn toen èn later de middelpuntvliedende kracht van de Christenheid sterker bleek dan de middelpuntzoekende. De neiging tot verdeeldheid en uiteengaan is, juist onder het Christendom in zijn zuivere gestallenis, veelal sterker geweest dan de begeerte of het streven naar eenheid. Althans de kerkgeschiedenis bewijst klaarlijk in haar verloop, wat droeve toelichting zij bijna voortdurend leverde op het gebed onzes Heeren, als Hij zegt: »Opdat zij allen één zijn."

Men zal misschien zeggen, dat het in onzen tijd eenigszins beter is, al is 't ook nu nog niet vreemd, dat men elkaar verbijt en vereet.

Maar toch valt kwalijk te loochenen, dat de geest van toenadering — vergeleken bij vroeger — die nu heerscht, nog niet veel meer heeft weten te bewerken dan een meer vriendschappelijke verhouding, een uitwendig verbroederen der verschillende belijdenissen. Wat scheidde, doet zulks in den grond der zaak nog en, mits de broederlijke liefde blijve, is daarover nu juist niet te treuren. Dit is zeker: volkomen verbroedering — tenzij dan tusschen hen die niet meer dan iu naam nog verschillen - • wordt in de Christenheid ten deze niet aangetroffen dan waar men de verschillen minachtend terzij zet als oude overleveringen en niet meer; of wel de historische lijnen uitwischt. En tot dien prijs is de eenheid veel te duur gekocht.

Dat diende duidelijk te zijn, willen we ter eigen leering zien, hoe het den kerken in 't Oosten ging.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Zending.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1889

De Heraut | 4 Pagina's