GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Door Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

REINTJE.

Wie daarmede bedoeld wordt, weet iedereen. Trouwens „Reinaert de vos" is de naam van een boek, dat nu al minstens zeven eeuwen heugt, en toch nog altijd en in allerlei talen gelezen wordt.

Reinaert of Reintje is de sluwe vos, zooals hij ons in dat boek wordt geteekend. Het is de listige Reinaert, die Bruin den beer bedot, en Grimbaert den das en Tibaert den kater te slim is. Al de beesten klaagden dan ook over hem, tot het onnoozele Fransche hondje Courtois toe. Want lezen wij, nadat Isegrijn de wolf had uitgepraat, over den boozen vos:

»Toen Isegrijn had stil gezwegen. Stond op een hondeken; 't heette Courtois, En klaagde den koning in 'tFranfois, i) Hoe 't had een lekkere worst gekregen, Maar hoe hem Reintje, die felle man, Dezelve worst stal en ontnam."

Die fabel nu leert ons den vos kennen zooals hij is. Hij houdt van afwisseling, van een goed leven — dat hij dan ook heeft — en voert allerlei booze streken uit. Hij is juist het tegenbeeld van den armen, blooden, gejaagden haas, dien de schuwheid uit de oogen kijkt, gelijk den vos de list. De haas waarvan een ander vers zegt:

«Menschen, honden, wolven, losschen, Katten, marters, wezels, vossen, Aad'laars, raven, kraaien, uilen, Voor die al moet 't haasje schuilen; D' ekster zelfs niet te vergeten, Al 't gedierte wil hem eten!"

De vos behoort tot hen, die zich 't leven zoo aangenaam mogelijk weten te maken. Hij is naar lichaam en ziel — d. w. zeggen van begrip — vlugger dan eenig dier uit onze streken. Hoe listig en stoutmoedig is niet zijn voorkomen, met den strak saampetrokken bek, het gladde voorhoofd, den overleggenden, vaste

i)D. delijlj. in 'tFransch. — C»wr/fl/j beduidt: lief, vrien-blik uit de schuinsliggende, half geopende oogen, en de stout opstaande ooren. Tegenwoordigheid van geest heeft hij meer dan eenig dier. Alle wild, elk huisdier raakt bij een plotseling gevaar in verlegenheid, maar Reintje niet. In vreugd noch gevaar maakt hij zich opgewondener dan noodig is.

Een wolf laat zich geheel beheerschen door zijn vraatzucht en komt zoo menigmaal tot heel domme, d. w. z. voor hem verderflijke streken. Maar een vos weet zich, als een kat, die wel wat van hem weg heeft, in te toornen. Hij verstaat de oorlogskunst, en gelijk de de groote veldheer Von Moltke sehijnt zijn spreuk: »Eerst wegen, dan wagen."

In den grootsten nood vindt Reintje een uitweg. Hij doet zijn naam Reintje of Reineke eer aanr Want Reginhart of Reinhart beduidt de Slimme, de verstandige Raadgever. Terwijl alle wild, als 't gejaagd wordt, opschrikt, be­ ­rekent de vos heel bedaard wat te doen. Hij kent alle schuilhoeken van de streek, die hij bewoont. Ontmoet hij iets nieuws of vreemds, dan gaat hij er uiterst voorzichtig op af. Een gevaar dat hij ontkomen is, schijnt hij nooit te vergeten, en doet zijn voordeel met de ondervinding die hij heeft opgedaan.

Als hij vervolgd wordt, let hij op elk geruisch, op allen wind, en loopt ook nooit anders dan met den neus tegen den wind in. Op de vlu; ht zoekt hij het dichtste struikgewas, en zijn er weinig boomen, dan weet hij die toch uitstekend te gebruiken om zich te dekken.

Juist zijn sluwheid en beradenheid maakt dat hij èn zeer behoedzaam ên zeer stoutmoedig is. Bespeurt hij jagers noch honden, dan dringt hij zelfs bij klaarlichten dag de dorpen binnen, en rooft er ganzen en kippen, zonder om 't geschreeuw der vrouwen zich veel te bekommeren. Nadert er gevaar, dan ontloopt hij 't snel. Hij vindt toch wel weer wat, want hij is niet kieschkeurig. Kan hij een jonge ree overvallen en buit maken goed — maar wormen en insecten kunnen hem ook dienen. Vooral eet hij graag muizen, wat nu juist niet te betreuren zou zijn, als hij 't daar maar bij liet. Maar jawel, vriend vos is gulzig. Hij eet graag veel en goed. Vallen de muizen wat mager, dan proeft hij hoe een konijntje smaakt of een haas. Vogelnesten plundert hij, vooral die in 't gras, en weet hen zelfs in de heggen te bereiken. Ja geen kleinere vogel in bosch, veld of moeras is voor Reintjes booze aanslagen geheel veilig.

(Wordt vervolgd).

Elk een steen.

Op zekeren Zondagmorgen, vele jaren geleden, kon men in een woeste streek in het Oosten van Frankrijk een vreemd schouwspel zien.

De kerkgangers, die van allen kant opkwamen om in de dorpskerk het Woord des Heeren te hooren verkondigen, droegen namelijk elk iets in de hand. Een kerkboek — denkt gij. Mis! Dat hadden ze ditmaal in den zak gestoken. Elk man of vrouw droeg... een steen.

Waar was dat voor? Dat zal ik u zeggen.

Het dal werd bewoond door lieden, die al eeuwen lang in groote armoe en ellende, maar ook in traagheid, slordigheid en onreinheid geleefd hadden. Eindelijk kwam er een vroom predikant die Oberlin heette. Hij wist dat zulk een levenswijs in de oogen des Heeren noch in de oogen der menschen goed kon zijn en deed wat hij kon om het te beteren.

We zouden wel een boek noodig hebben om alles te vertellen wat hij door zijn woorden en daden, steunend op den Heere, mocht tot stand brengen. Maar één voorbeeld:

De kerk stond op een plek, die laag en zeer moerassig was. Bij den minsten regen of bij vochtig weer werd al de grond om 't gebouw een modderpoel, en baadde men tot zijn enkels door 't slik, om in de kerk te komen. Toch had men dat maar altijd zoo gelaten.

Doch Oberlin sprak: »Dat gaat niet. Weet gij wat. Voortaan brengt elk kerkganger een steen mee en werpt dien bij de kerk weg. Zoo krijgen we vasten grond.”

Ge begrijpt nu wat die steenen te beteekenen hadden. Het vreemde middel werkte uitnemend. Na korten tijd reeds kon men droogvoets de kerk bereiken. Toch had elk maar één steen telkens gebracht.

Zulke steenen, vrienden, ' zijn er meer te brengen voor de kerk en vele andere Godverheerlijkende dingen. De Heere geve ons gevoelige harten om mee te werken, al is 't maar heel in 't geringe. Dat is voor de kerk en voor ons zelf een zegen.

CORRESPONDENTIE.

Op de vraag van H. en O. volgt het antwoord in een volgend nr.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Door Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's