GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXXVIII.

GILLES VERTRICaT.

»Wie heeft in deze laatste tijden, als Christus zijn licht des Evangelies onder ons ontstoken heeft, dat aangenomen? Wie heeft daarvoor geleden kruis, vervolging en allerlei tornementen? Is het geweest de paus van Rome met zijne kardinalen? Zijn het geweest de bisschoppen en prelaten? Zijn het geweest de koningen en prinsen der wereld? Waren het rijke en machtige lieden? Waren het de wijzen en verstandigen, zoo in rechten en medicijnen, als in kunsten en anderszins? Neen, neen. Wie dan? Een arm, klein, veracht volksken, schoenlappers, pelsers, kleermakers enz., van allen ouderdom, natie en conditie der menschen." Zoo sprak Petrus Damman, de vroeg ontslapen leeraar van Arncmuiden, weinige jaren nadat de reformatie in deze landen gezegevierd had. En het martelaarsboek van die dagen is daar, om ons de waarheid dezer woorden te bevestigen. Wij hebben er thans weer een voor ons van dat verachte volksken, Gilles Vertncht. Hij was een eenvoudige, ongeleerde landbouwer, die niet lezen en schrijven kon, door den procureur-generaal Pieter Le Coc gebruikt als schout in zijne heerlijkheid in het gebied van Merries gelegen, van waar ook onze Vertncht geboortig was. Tot 1565 was hij een groot vriend van priesters en monniken geweest, wat wel niet te verwonderen ïvas, daar hij den pastoor van Merries, Marlait de Vije, tot peet had. Sints het echter den Heere behaagd had het licht des Evangelies te ontsteken in zijne ziele werd het anders met hem. Hij zocht nu de vergaderingen der gereformeerde belijders op en diende haar waar hij dat kon èn toen zij in 1566 in het openbaar mocht optreden èn toen zij als kruiskerk zich verschool voor hare vijanden. Zoo herbergde hij geruimen tijd de predikant Johannes Daniëlis, zoo betaalde hij een somme gelds tot verkrijging van de vrijheid der conscientie (eene bedriegelijke belofte der vijanden). Eindelijk werd hij gevangen genomen en in den kerker gesloten. Toen had hij vele verlokkingen van zijn peet, en zijnen heer Pieter Le Coc, en anderen te doorstaan. Maar de Heere deed hem triumfeeren, zoodat hij ter dood veroordeeld en den ipen Febr. 1568 onthoofd werd te Bailleul. Gelijk met dezen martelaar stierf een andere geloofsgetuige, Jan Schatele, als hij een landbouwer uit het gebied van Merries. Rijk was hij met aardsche goederen bedeeld, maar hij stelde deze sints zijne verandering ten dienste der kerke Gods onder het kruis. Ni zijn geloof beleden en gehandhaafd te hebben tegen vele aanvallen van priesters en monniken, ook op het schavot werd hij met het zwaard gedood. Een maand te voren (den igen Januari was een andere landbouwer Karolus Bruyne (de Braine), van Steenwijk geboortig en in Merries woonachtig te Bailleul onthoofd.

J4N L4UTE.

Onder de oudste kruiskerken der Nederlandsche gewesten, neemt de kerk van Gent eene belangrijke plaats in. Daar maakte het EvangeHe reeds vroeg snellen voortgang, daar ontstak de Heere zelf reeds vroeg zijn kandelaar, om een iegelijk te bestralen, die daar woonde en inkwam. Dit heeft wel is waar niet lang geduurd, maar toch lang genoeg, om ons een breede rij van martelaren uit de kerk van Gent te leveren Een der is Jan Laute geweest, een zeer ijverig en godvreezend man, wien het, ofschoon hij een tijkwever was, niet aan geleerdheid ontbrak. Uit laatste blijkt uit een tweetal werken van zijne hand, het eene getiteld: »Den Boomgaert der wapenen in 1567" en het andere: »Gedenkschriften van Olivier de La Marche met aanteekeningen en verbeteringen van J. L. van Gent 1566."

De kerk ' des Heeren had hem geroepen tot het ambt eens diakens en hij vervulde deze taak met vlijt. Hij spaarde zich niet, hij ontzag geen gevaar, hij werd zijn arbeid niet moede. Wel is waar baden zijne vrienden hem vaak zeggende: »Broeder, gij raakt te zeer bekend, wij vreezen, dat gij in gevaar komen zult, vlucht dus", maar hij antwoordde altijd weer: »Lisve broeders, zijn de haren van ons hoofd niet alle geteld? Heeft God niet in zijnen eeuwigen raad besloten, wat u geschieden zal ? Als het Hem behaagd heeft mij te beschikken tot eenen getuige van zijn Evangelie, waar ik dan ook ben, zal de Heere mij vinden, en het zal geschieden, en ik zal zijne hand niet kunnen ontloopen."

Op zekeren dag was hij op de Vrijdagsmarkt, om zijne zaken te doen, toen hij gevangen genomen en naar den algemeenen kerker, het Sauselet genaamd, geleid werd. Daar zat hij bij dieven en roovers. Drie dagen later werd hij door den schout ondervraagd, of hij te Brussel was geweest met zijne geestverwanten, om vrijheid der conscientie te vragen, en wie zijne gezanten waren.

Op eenen anderen keer werd Laute gevraagd, met wien der hervormers hij het hield, met Menno Simons, met Calvijn of met Luther, waarop hij ten antwoord gaf: »Ik ken geen van drieën. Ik houd mij alleen aan de zuivere leer van het Evangelie en van Jezus Christus, mijnen Heere."

In April 1568 werd onze martelaar overgebracht naar eenen anderen kerker, waar hij zwaar geboeid bleef. Eerst mocht niemand hem spreken, maar later werd dit aan zijne vrouw toegestaan. Dagelijks kwam deze haren man troosten en bemoedigen, hem tegelijk spijs en drank brengende.

Aan verleidingen ontbrak het dezen ouden martelaar niet. Als hij biechten wilde, zou hem het leven geschonken worden. Maar noch schoone beloften, noch bedreigingen, noch smarten, noch langdurige gevangenschap waren in staat dat hart, door den Heiligen Geest gestaald en gesterkt, te buigen.

Die standvastigheid deed eindelijk de rechters tot het vonnis des doods over Laute besluiten. Zijne eigene vrouw bracht hem het eerst deze' boodschap, straks een ander. En zija antwoord was: > Welk eene betere boodschap zoudt gij mij kunnen brengen, dan dat ik spoedig gaan zal tot mijnen hemelschen Vader, naar wien mijn eenig verlangen is."

Toen de dag zijns stervens gekomen was, nam hij afscheid van zijne medegevangenen. Op het schavot bad hij. Daarna waarschuwde hij de omstanders tegen de leer der Roomsche kerk. Met de bede: o Hemelsche Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest", stierf hij op den brandstapel. Den 24en Jan. 1569 ging deze vrome getuige der waarheid naar zijnen Heere.

DK GAAY FORTMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1891

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1891

De Heraut | 4 Pagina's