GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Een testament is vast in de dooden.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een testament is vast in de dooden.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want een testament is vast in de dooden. Hebr. 9 : 17.'

In elk testament als zoodanig ligt de belij denis van een ecuwig leven; de erkentenis dat wie wegsterft er nog is; en dat zijn wil ook na zijn dood bindt wie achterbleef. Had ons menschelijk geslacht niet eeuwenlang geleefd in het vaste bewustzijn, dat ook na den dood ons aanzijn ^voortgaat, nooit zou het denkbeeld om een testament te maken of een testament te eerbiedigen bij wie ook zijn opgekomen.

Dan heeft een testament geen zin.

Dan zou het voor de geldigheid van elk testament zoo onmisbaar ontzag voor de wilsbeschikking van den overledene geheel ontbreken. Men zou doen, als bestond de doode niet meer; aan wat hij wilde of niet wilde zich niet meer storen; en in het goed wat hij achterliet niet meer een erfenis zien, maar een heerloos geworden goed, dat kon worden geëigend.

Nu daarentegen, als men na iemands overlijden zijn testament opent, en als leden van het geslacht om dat testament zich vereenigt, spreekt hieruit het besef, dat wie stierf, als ware het na den dood, toch nog in het midde.i is, en nu door middel van dit testament zijn wil te kennen geeft.

Kon dit feitelijk zoo zijn, dat de ontslapene nog even terugkeerde in het midden der zijnen, dan zou zijn."woord met ontzag en eerbiedenis worden aangehoord; zijn wilsbeschikking voor allen als wet gelden; en er zou van verzet geen sprake zijn.

Doch waar dit nu niet kan, vervult het testament diezelfde heilige taak; en daarom is het dat de voorlezing-van een testament voor allen wien het aangaat een zoo plechtig oogenblik is ; en dat door de Overheid aan het testament zulk een verreikende macht van beschikking is toegekend.

Hieruit volgt vanzelf, dat ook het maken van zijn testament het geloof aan de eeuwigheid onderstelt-

Zoo maar gedachteloos weg, naar den notaris gaan en zijn testament maken, druischt tegen den aard dezer handeling in.

Wie zijn testament zal maken moet ernstig gestemd zijn. Iets wat niet zeggen wil, dat hij een uitgerekt en strak gezicht moet zetten; want alle gemaaktheid is den Heere een gruwel. «Ernstig gestemd" beduidt, dat ge niet zonder nadenken.tniet zonder alles wel gewikt en gewogen te hebben, tot zulk een daad komt, en ten volle de verantwoordelijkheid gevoelt, die door die daad op u komt te rusten.

Om goed zijn testament te maken, moet men zich dus eigenlijk verplaatsen in den toestand, dat men dood is, en nu na zijn dood nogmaals in het midden der zijnen verschijnt, om zijn uitersten wil bekend te maken. En zooals men dan zou spreken, zoo moet men het neerschrijven in zijn testament.

Onze vaderen hadden daarom de vaste gewoonte, elk testament te beginnen met de aanroeping van God Drieëenig. Men beschouwde het testament maken als een daad die men voor Gods oog verrichtte. De laatste daad van het rentmeesterschap. Of althans een bevel, waaruit die laatste daad vanzelf zou geboren worden. Vaak zelfs had men de gewoonte, eer het testament wierd opgemaakt, in het gebed te gaan, en God Almachtig aan te roepen, dat Hij door zijn indachtig makenden Geest leiding wilde geven, opdat alles wel beschikt en niets vergeten mocht worden.

Zoo droeg oudtijds bijna elk testament een vroom of althans ernstig karakter.

Men schreef het zelf. Men sprak er zich in uit. De een zus, de ander zoo. En daardoo bezat zulk een testament ook persoonlijke waarde.

Men kent ook onder óns het testament van

Calvijn wel. En zoo deed niet enkel Calvijn het, maar duizenden met hem.

Sinds echter is ook dit alles anders geworden. Onze hedendaagsche testamenten kennen den Heere van leven en dood niet meer. Het zijn bijna uitsluitend materieeU testamenten. Ze loepen over geld en nogmaals geld. En als iemand geen geld nalaat, wie vraagt dan naar zijn testament?

Vandaar dat voorzichtigheid bij het testament thans hoofdzaak is, en men het deswege meestal door den notaris laat schrijven niet alleen maar ook opstellen, zoodat men zelf niets doet, dan er zijn naam onder zetten.

o, Uit niets beter dan uit stijl en vorm der testamenten wordt het karakter eener eeuw gekend.

Raadpleeg tien, twintig testamenten uit de i6de en 17de eeuw, en terstond zegt alles u, dat ge te doen hebt met een geslacht dat God vreest. Maar zie nu tien, twintig testamenten in, en aan alles merkt ge, dat god Mammon in onze 19de eeuw tamelijk wel den geest der menschen heeft doen verdorren.

Het zijn alle testamenten naar een vast model, en omtrent den persoon, wiens testament het is, verneemt ge niets.

Hij spreekt niet, hij uit zich niet. Ge merkt niets van zijn karakter.

Gelukkig dat we dan ten minste nog de olographische testamenten overhielden. Daar spreekt dan ten minste nog iets in, en die deponeert men verzegeld bij zijn notaris, zonder dat die notaris ook maar behoeft te weten wat er in staat.

Slechts op één punt is de vrome, vroede geest onzer vaderen nog niet geheel geweken, namelijk in het vermaken van een deel van zijn goed aan wat onder de dingen van Gods Koninkrijk, onder familieleden, of onder armen een toevoeging van geldelijke hulpe noodig heeft.

Ook dit minderde wel, en met name is het onbegrijpelijk, hoc vooral de rijke Christenmillionairs hierin zoo karig bleken, maar toch het komt nog veelvuldig voor. De bladen melden er telkens nog van. Soms zelfs van zeer groote sommen. Laatst overleed nog een geloovig Dienaar des Woords, die zijn geheele vermogen, vijf tonnen gouds groot, op zoo godvruchtige wijze beschikte.

En hierin spreekt dan ten minste nog het hart. Dat teekent in zulk een testament den persoon nog.

Daaruit merkt men althans, wat richting zijn geest uitging en wat de instellingen waren zijner liefde.

En toch roeme men ook daarop in onze eeuw niet te hoog.

Immers er is in deze eeuw geld verdiend als water, en algemeen schat men dat sedert het jaar 1830 het vermogen in de meeste staten van Europa meer dan verdubbeld is.

En naar dien maatstaf is de som der legaten op verre na niet wat ze zijn moest. Zoo weinig dat de vermeerdering van het kapitaal der instellingen zelfs van verre geen gelijken tred hield met de vermeerdering der bevolking.

Want niet alleen het vermogen, ook het.cijfer der bevolking is meer dan verbubbeld, en hieraan is niet gedacht, en zoo gerekend komen we gansche sommen tekort.

Vooral de rijk geworden burgerij bleef veelszins achterlijk, en terwijl tegenover haar aanwinst in vermogen een schriklijk toenemen van armoede en gebsek overstond, kan men volstrekt niet zeggen, dat men althans gepoogd heeft na zijn dood ook voor deze meer algemeene belangen te zorgen.

Zelfs onder de Christenen stierf er menigeen weg, die schatten achterliet, niet voor kinderen had te zorgen, en die toch in zijnzorge voor dezen algemeenen nood ganschelijk tekort schoot.

Daarmee is niet gezegd dat alle vroegere beschikkingen van zuiver allooi waren. Milde legaten aan kerk of armen spraken ook oudtijds vaak van veel zonden. ' Rome had dit in de hand gewerkt.

En zoo was er menigeen, die na een leven in zonde en brooddronkenheid, voor zijn ziel een veilig plekje in den hemel waande te koopen, door veel van zijn geld voor heilige doeleinden te beschikken.

Vooral kwam het voor, dat wie op ongerechtige wijze aan zijn geld was gekomen, een accoord met zijn conscientie sloot, om er eerst levens lang volop van te genieten, o'm dan zijn onrecht en roof goed te maken, door het aan de kerk te geven als hij stierf.

En natuurlijk, dat is geen Godgevallig standpunt.

Maar dif geeft ónze eeuw nog het recht niet, hierop uit de hoogte neer te zien.

Ook nu zijn de kapitalen, die door slimheid, misbruik van macht, speculatie en spel bijeengebracht zijn, legio, en als dan zelfs die eenige opwaking der conscientie ontbreekt, die althans in het sterven van het onrecht weer af wil, wordt ge dan door de middeleeuwen niet nog beschaamd?

Wat ook hierin alleen betering kan brengen is de doorwerking van het geloof. Ook uw testament moet uit het geloof zijn; en anders is het zonde.

en anders is het zonde. Uu het geloof, dat uw goed Gods eigendom was, en dat gij daarover niets dan rentmeester waart, en dus als rentmeester uwen Heere rekjnschap schuldig zijt.

Zoo komt het testament in verband met het laatste oordeel; want zoo van iets, dan zult ge van uw testament Gode rekenschap geven En nu wordt wel toegestemd, dat men om zulk een deugdelijk testament te maken tot zekere jaren moet gekomen zijn. Tot die jaren, waarin men naar den gewonen loop des levens zijn einde naderen ziet. Maar de regel, dat onze jaren zijn zestig en zeventig jaren, mag toch nimmer overschreden.

Ook in ons burgerlijk recht moet steeds meer op een wijze van testament maken gedrongen, die met het heilig karakter van het testament in overeenstemming is.

En wat bovenal voor ons Christenvolk te wenschen ware, het is, dat ons in stad en lande weer allerwegen notarissen werden geschonken, die ook dit deel van hun beroep als voor Gods heilig aangezicht uitoefenden.

Een meer vrij notariaat zou een zegen voor ons Christenvolk zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 maart 1892

De Heraut | 4 Pagina's

„Een testament is vast in de dooden.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 maart 1892

De Heraut | 4 Pagina's