GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij onzen uitgever zag de rede het licht, waarmee Prof. Dr. J. Woltjer een wetenschappelijk stempel drukte op de opening van het Geref. Gymnasium te Amsterdam.

Ze draagt ten titel: Het Gymnasium en de Gereformeerde beginselen en geeft in heldere uiteenzetting eerst wat in de laatste jaren voor en tegen het Gymnasiaal onderwijs is te berde gebracht, om daarna de redenen te ontvouwen, waarom wij op Gereformeerd standpunt het Gymnasium onmisbaar blijven achten, en hoe het Gymnasium moet ingericht, om aan het door ons voorgestelde doel te beantwoorden.

Deze ontwikkeling van gedachten is, zoo men wil, in edelen zin wetenschappelijk, en toch ook weer zoo populair geschreven, dat ieder ze vatten kan.

Zoo zegt de schrijver omtrent ons standpunt op blz. 18 en 19:

En daarom gaan wij gemoedigd voort: de overwonnene zal eenmaal blijken de overwinnaar te zijn. Wij blijven op de zee der wetenschap onzen koers richten naar het kompas des geloofs, wij nemen onze poolshoogte waar aan den hemel; ons einddoel ligt buiten dit vergankelijk leven; want »dit is het eeuwige leven", en, zeggen wij met Calvijn i), ook het eind doel van alle wetenschap, »dat zij Ü kennen, den eenigen, waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt" En dit einddoel zullen wij, zoo we door genade bij het compas des geloofs blijven zeilen, zoo zeker bereiken, als Columbus eens, geloovende aan zijn doel, de nieuwe wereld heeft aanschouwd.

Is nu op dit ons standpunt de wetenschap met onvruchtbaarheid geslagen? Men beroept zich op den verbazenden vooruitgang der natuurwetenschappen in deze eeuw om aan te toonen, dat het moderne begrip der wetenschap in de vruchtbaarheid, die het getoond heeft, een bewijs van zijne juistheid bezit.

't Komt mij echter voor, dat het met deze redeneering niet beter staat dan met die andere, die, om de deugdelijkheid der beginselen van de Fransche revolutie aan te toonen, zich beroept op tal van verbeteringen in het maatschappelijke en politieke leven, waarop deze eeuw mag bogen in vergelijking met de vorige. Maar, nog daargelaten de vraag of het wel alle verbeteringen' zijn, wat men als zoodanig beschouwt: wij kunnen ons niet gewonnen geven voor eene redeneering, die uit het fosi hoc, tot het propter hoc, uit de opeenvolging in den tijd tot een oorzakelijk verband besluit. Zoo zou ik ook willen vragen: zijn dan de uitvinding van het microscoop, van het stoomwerktuig, van de electriciteit en hare toepassing; het ontdekken van den bloedsomloop, van de wet van Newton, van de analytische meetkunde, van de diffe rentiaai en integraalrekening, om nu niet meer te noemen, vruchten van het moderne begrip der wetenschap ? Is het experiment een resultaat van haar streven? Zijn de groote geschiedschrijvers dezer eeuw hare leerlingen ~

En wat nu met dit ons geest waarlijk ooit aan stof ping van het den omvang betreft, wij behoeven begrip van wetenschap voor onzen niet te vreezen, dat het ons zal ontbreken. De geheele schep oneindig groote tot het oneindig Ijleine, met al hare verschijnselen van krachten en ver houdingen, ligt voor ons als een boek, dat we zulle trachten te verstaan en, althans gedeeltelijk, zullen kunnen verstaan, omdat het is het boek der gedachten Gods en Hij ons geschapen heeft naar zijn beeld en gelijkenis. Het kunstig borduursel van ons lichaam, wat het kan deren en wat het kan baten ofherstellen, zijn invloed op de ziel en de inwerking van de ziel op het lichaam, het is voorwerp onzer wetenschap. Al het werk, dat menschengeest en menschenhand heeft voortgebracht, het is het voorwerp van ons onderzoek Alle verhouding van recht en gezag, die bestaan heeft of bestaat of kan bestaan, we mogen niet alleen, maar we moeten ook trachten ze te kennen en te doorgronden. De bijzondere openbaring, die het oneindige goddelijke Wezen van zich zelven en van zijn wil en raad uit genade heeft willen geven, ook zij is voorwerp van wetenschap voor ons.

Kortom onze wetenschap richt zich op alles wat door het schepsel geweten kan worden; haar veld is zoo ruim als het veld van eenige wetenschap kan zijn.

En wat hare rnethode in 't algemeen betreft, — van 't bijzondere kan hier natuurlijk geen sprake zijn, — waarneining, voortgezette en nauwkeurige waarneming het experiment, logische inductie en deductie, alle middelen, die den mensch ten dienste staan om tot wetenschap te komen, zij worden alle door ons ge bruikt als door God zelf ons geschonken, daardoor dat Hij ons schiep naar zi)n beeld en gelijkenis opdat we Hein zouden kennen ook uit zijne werken.

Vergeeft het mij, M. H., zoo ik U te dezer plaatse reeds langer dan het korte tijdsbestek mij veroorlooft, heb beziggehouden met het abstragte begrip van wetenschap. In het groote belang der zaak ligt mijne verontschuldiging. Van hoven af vinden deze theoriën hunnen v.^eg naar beneden, ook in de hoofden der leerlingen onzer gymnasia, niet natuurlijk in den vorm van theoriën, maar in dien van losse opmerkingen verklaringen, wenken, bovenal in de geheele praktijk van het onderwijs.

Ik keer terug tot de aankomende studenten. Wij 1—^ , , , . n. achten het dus een onvoorwaardelijken eisch, dat de aankomende jongeren der wetenschap ook haar beschouwen als aan den mensch gegeven om in haar den Schepper te verheerlijken, om door haar Zijne gedachten na te gaan, tot de kennis van Zijn volheerlijk wezen opgeleid te worden en Hem te kennen door dat eeuwig Woord, door hetwelk ^le dingen gemaakt zijn en bestaan.

En voorts op blz. 31:

Maar het kennen en weten zelf moet genot zijn of worden, ook voor de leerlingen; zij moeten belang stellen in de wetenschap en aan haar zich willen wijden, zonder bijbedoeling. Kennen moet voor hen leven zijn, zoo het kennen van God en zijnen Christus voor hen het eeuwige leven zal wezen. Waar de wetenschap is, zal hare vrucht en haar loon op den duur niet ontbreken. Ook in dezen geldt het woord des Heeren: «zoekt eerst het koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid, en ai deze dingen zullen u toegeworpen worden".

Maar dan moet ook de ware kennis en de wetenschap op de ware wijze worden gezocht. Dan eerst wordt de zucht naar eenheid, die eiken geest is ingeboren, de dorst van het hart, dat tot"God geschapen is, bevredigd. God te kennen is het eeuwige leven. Zouden onze gymnasiasten dat reeds kunnen erkennen en verstaan ?

Uit zich zelven zeker niet; want zoo iets, dan heeft de geschiedenis der volken dit geleerd, dat de mensch geschapen is om God te zoeken, te kennen en te verheerlijken, maar dat hij, door den val in zonde verduisterd in 't verstand, ook daar, waar hij Hem dient, als een onwetende Hem dient.

Doch juist daarom mag het Woord Gods, dat alleen licht ontsteekt in deze duisternis, van het gymnasium niet worden_ geweerd, maar moet het integendeel, ook daar zijn als een lamp voor den voet en een licht op het pad. En waar zoo menig ouderhart met zorg en angst, kennende de tallooze gevaren, dié ook op den weg der wetenschap dreigen, vragend uitroept: «waarmede zal de jongelmg zijn pad zuiver houden"? daar luidt het eenig antwoord: »als hij dat houdt naar Uw woord."

Daarom moet dat Woord gelezen, de dienst van God geleerd worden, ook op het gymnasium, ja daar vooral. Al kon men het zóóver brengen, dat alle onderwijs op de gymnasia gegeven werd zóó, dat het niet streed tegen Gods Woord, maar dat Woord zelf en het onderwijs in dat Woord ontbrak, dan zou nog de Christen dat onderwijs moeten veroordeelen en naar het betere zoeken. Maar ook al werd dat Woord daar gelezen en de dienst van God geleerd, maar dat onderwijs stond naast en buiten het overige onderwijs, ook dan nog zou geen Christen er vrede mee mogen hebben. «Kent Hem in al uwe wegen" en »wat gij doet, doet het al ter eere Gods, " die woorden gelden steeds en ook, ja vooral, in het voorbereidend Universitair onderwijs. Daarmede ernst te maken is juist de eisch der Gereformeerde beginselen.

Het eigenlijke godsdienstonderwijs moet bestaan in het leeren lezen en verstaan der Heilige Schrift en in het leeren van de «onderwijzing in de Christeliike Leer, die in de Nederlandsche Gereformeerde Kerken en Scholen geleerd wordt."

Metterdaad, het is niet genoeg een soort Gymnasium te hebben, waar ook religie wordt gedoceerd.

We moeten als Calvinisten ons er ook rekenschap van geven, waarom we eigene Gymnasia behoeven, en hoe ze zijn moeten.

En voor deze zelfkennis levert deze rede een niet genoeg te waardeeren bijdrage.

Het is een Calvinist die hier met Calvinistische degelijkheid spreekt.

i) ^n de gebeden achter zijnen aden Catechismus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1892

De Heraut | 4 Pagina's